Schriften
2 Nephi 14


Hoofdstuk 14

Zion en haar dochters zullen in het millennium worden verlost en gereinigd — Vergelijk Jesaja 4. Ongeveer 559–545 v.C.

1 En te dien dage zullen zeven vrouwen één man aangrijpen en zeggen: Ons eigen brood willen wij eten en ons eigen kleed aantrekken; laat ons slechts uw naam dragen om onze smaad weg te nemen.

2 Te dien dage zal wat de Heer doet uitspruiten schoon en heerlijk zijn, en de vrucht van het land voortreffelijk en aangenaam voor de ontkomenen van Israël.

3 En het zal geschieden dat wie overgebleven is in Zion en overgelaten in Jeruzalem, heilig zal heten, ieder die in Jeruzalem ten leven is opgeschreven —

4 wanneer de Heer het vuil van de dochters van Zion zal hebben afgewassen en het bloed van Jeruzalem uit haar midden zal hebben verwijderd door de geest van gericht en de geest van verbranding.

5 En de Heer zal over elke woning van de berg Zion en over haar samenkomsten, overdag een wolk en rook scheppen en ’s nachts een schijnsel van vlammend vuur; want over alle heerlijkheid van Zion zal een beschutting zijn.

6 En er zal een tabernakel zijn tot een schaduw overdag tegen de hitte, en tot een schuilplaats en een toevlucht tegen storm en regen.