Schriften
2 Nephi 3


Hoofdstuk 3

Jozef in Egypte zag de Nephieten in een visioen — Hij profeteerde over Joseph Smith, de ziener van de laatste dagen; over Mozes, die Israël zou bevrijden; en over het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon. Ongeveer 588–570 v.C.

1 En nu spreek ik tot jou, Jozef, mijn laatstgeborene. Je bent geboren in de wildernis van mijn ellende; ja, in de dagen van mijn grootste smart heeft je moeder je gebaard.

2 En moge de Heer dit land, dat een zeer kostelijk land is, ook voor jou tot je erfdeel wijden, en tot erfdeel van je nageslacht tezamen met je broers, voor je eeuwige geborgenheid, indien je de geboden van de Heilige van Israël onderhoudt.

3 En nu, Jozef, mijn laatstgeborene, die ik uit de wildernis van mijn ellende heb gebracht, moge de Heer je voor eeuwig zegenen, want je nageslacht zal niet volkomen worden vernietigd.

4 Want zie, je bent de vrucht van mijn lendenen; en ik ben een afstammeling van Jozef die gevankelijk naar Egypte werd gevoerd. En groot waren de verbonden van de Heer die Hij met Jozef sloot.

5 Welnu, Jozef heeft waarlijk onze tijd gezien. En hij verkreeg van de Heer een belofte, dat de Here God uit de vrucht van zijn lendenen een rechtvaardige tak voor het huis van Israël zou doen opstaan; niet de Messias, maar een tak die zou worden afgebroken, waaraan echter zou worden gedacht in de verbonden van de Heer — dat de Messias hun in de laatste dagen in de geest van macht zou worden geopenbaard — om hen uit de duisternis tot het licht te brengen, ja, uit verborgen duisternis, en uit gevangenschap tot de vrijheid.

6 Want Jozef heeft waarlijk getuigd, toen hij zei: Een ziener zal de Heer, mijn God, doen opstaan, die een uitgelezen ziener voor de vrucht van mijn lendenen zal zijn.

7 Ja, Jozef heeft waarlijk gezegd: Aldus zegt de Heer tot mij: Een uitgelezen ziener zal Ik uit de vrucht van uw lendenen doen opstaan; en hij zal hoog worden geacht onder de vrucht van uw lendenen. En hem zal Ik het gebod geven een werk te doen voor de vrucht van uw lendenen, zijn broeders, dat voor hen van grote waarde zal zijn, namelijk om hen bekend te maken met de verbonden die Ik met uw vaderen heb gesloten.

8 En Ik zal hem een gebod geven geen ander werk te doen dan het werk dat Ik hem gebied. En Ik zal hem groot maken in mijn ogen; want hij zal mijn werk doen.

9 En hij zal groot zijn zoals Mozes, van wie Ik heb gezegd dat Ik hem voor u zal doen opstaan om mijn volk te bevrijden, o huis van Israël.

10 En Mozes zal Ik doen opstaan om uw volk uit het land Egypte te bevrijden.

11 Maar een ziener zal Ik uit de vrucht van uw lendenen doen opstaan; en hem zal Ik macht geven om mijn woord voor het zaad van uw lendenen voort te brengen — en niet alleen om mijn woord voort te brengen, zegt de Heer, maar om hen te overtuigen van mijn woord, dat reeds onder hen zal zijn uitgegaan.

12 Daarom zal de vrucht van uw lendenen schrijven; en de vrucht van de lendenen van Juda zal schrijven; en hetgeen door de vrucht van uw lendenen zal worden geschreven, en ook hetgeen door de vrucht van de lendenen van Juda zal worden geschreven, zal samengroeien, teneinde valse leerstellingen te weerleggen en geschillen bij te leggen, en vrede onder de vrucht van uw lendenen te vestigen en hen in de laatste dagen tot de kennis van hun vaderen te brengen, en ook tot de kennis van mijn verbonden, zegt de Heer.

13 En vanuit zwakte zal hij sterk worden gemaakt ten dage dat mijn werk een aanvang neemt onder mijn gehele volk om u, o huis van Israël, te herstellen, zegt de Heer.

14 En aldus heeft Jozef geprofeteerd, en gezegd: Zie, de Heer zal die ziener zegenen; en zij die trachten hem te vernietigen, zullen beschaamd worden gemaakt; want deze belofte, die ik van de Heer heb verkregen voor de vrucht van mijn lendenen, zal worden vervuld. Zie, ik ben zeker van de vervulling van deze belofte;

15 en zijn naam zal naar de mijne worden genoemd; en die zal naar de naam van zijn vader zijn. En hij zal zijn zoals ik; want hetgeen de Heer door zijn hand zal voortbrengen, zal mijn volk door de macht van de Heer tot redding voeren.

16 Ja, aldus heeft Jozef geprofeteerd: Ik ben hier zeker van, gelijk ik zeker ben van de belofte aangaande Mozes; want de Heer heeft mij gezegd: Ik zal uw nageslacht voor eeuwig bewaren.

17 En de Heer heeft gezegd: Ik zal een Mozes doen opstaan; en Ik zal hem macht geven in een staf; en Ik zal hem inzicht geven in het schrijven. Zijn tong zal Ik echter niet losmaken om veel te spreken, want Ik zal hem niet machtig maken in het spreken. Maar Ik zal mijn wet voor hem schrijven met de vinger van mijn eigen hand; en Ik zal een woordvoerder voor hem aanwijzen.

18 En de Heer heeft mij ook gezegd: Ik zal doen opstaan voor de vrucht van uw lendenen; en Ik zal een woordvoerder voor hem aanwijzen. En Ik, zie, Ik verleen hem de gave om de geschriften van de vrucht van uw lendenen te schrijven voor de vrucht van uw lendenen; en de woordvoerder van uw lendenen zal ze verkondigen.

19 En de woorden die hij zal schrijven, zullen de woorden zijn die in mijn wijsheid raadzaam zijn om naar de vrucht van uw lendenen uit te gaan. En het zal zijn alsof de vrucht van uw lendenen hen uit het stof had toegeroepen; want Ik ken hun geloof.

20 En zij zullen roepen uit het stof; ja, zij zullen hun broeders bekering toeroepen, zelfs wanneer vele geslachten hun zijn voorbijgegaan. En het zal geschieden dat hun geroep zal uitgaan, ja, volgens de eenvoud van hun woorden.

21 Wegens hun geloof zullen hun woorden uit mijn mond uitgaan tot hun broeders, die de vrucht van uw lendenen zijn; en Ik zal de zwakte van hun woorden sterk maken in hun geloof, zodat zij zich mijn verbond herinneren dat Ik met uw vaderen heb gesloten.

22 En nu, zie, mijn zoon Jozef, op die wijze heeft mijn voorvader geprofeteerd.

23 Welnu, wegens dit verbond ben jij gezegend; want je nageslacht zal niet worden vernietigd, omdat zij zullen luisteren naar de woorden van het boek.

24 En er zal een machtige onder hen opstaan, die veel goeds zal doen, zowel in woord als in daad, en een werktuig in de handen van God zal zijn, met een buitengewoon groot geloof om machtige wonderen te verrichten en datgene te doen wat groot is in de ogen van God, om veel herstel voor het huis van Israël en voor het nageslacht van uw broers teweeg te brengen.

25 En nu, gezegend ben jij, Jozef; zie, je bent klein; daarom, luister naar de woorden van je broer Nephi, en het zal je geschieden naar de woorden die ik heb gesproken. Denk aan de woorden van je stervende vader. Amen.