Schriften
Leer en Verbonden 122


Afdeling 122

Het woord van de Heer aan de profeet Joseph Smith, toen hij een gevangene in de gevangenis te Liberty (Missouri) was. Deze afdeling is een fragment uit een brief aan de kerk, gedateerd 20 maart 1839 (zie het opschrift van afdeling 121).

1–4: de einden der aarde zullen navraag doen naar de naam Joseph Smith; 5–7: alles wat hij meemaakt aan gevaar en beproeving zal hem ervaring geven en voor zijn bestwil zijn; 8–9: de Zoon des Mensen is onder dit alles afgedaald.

1 De einden der aarde zullen navraag doen naar uw naam en dwazen zullen de spot met u drijven en de hel zal tegen u woeden;

2 terwijl de reinen van hart en de wijzen en de edelen en de deugdzamen voortdurend zullen streven naar raad en gezag en zegeningen onder uw hand.

3 En uw volk zal nimmer tegen u worden gekeerd door het getuigenis van verraders.

4 En hoewel hun invloed u in moeilijkheden en achter tralies en gevangenismuren zal brengen, zult u in ere worden gehouden; en nog slechts een korte tijd en uw stem zal te midden van uw vijanden schrikwekkender zijn dan de woeste leeuw, wegens uw rechtvaardigheid; en uw God zal u terzijde staan tot in alle eeuwigheid.

5 Indien u geroepen bent beproeving te doorstaan; indien u in gevaar verkeert onder valse broeders; indien u in gevaar verkeert onder rovers; indien u in gevaar verkeert te land of ter zee;

6 indien u beschuldigd wordt met allerlei valse beschuldigingen; indien uw vijanden u overvallen; indien zij u wegrukken van de zijde van uw vader en moeder en broers en zusters; en indien uw vijanden u met getrokken zwaard wegrukken van de boezem van uw vrouw en kinderen, en uw oudste zoon, hoewel slechts zes jaar oud, zich aan uw kleding vastklemt en zegt: Mijn vader, mijn vader, waarom kunt u niet bij ons blijven? O mijn vader, wat gaan die mannen met u doen? En indien hij dan met het zwaard van u wordt weggestoten en u naar de gevangenis wordt gesleept en uw vijanden om u heen sluipen als wolven belust op het bloed van het lam;

7 en indien u in de put wordt geworpen, of in de handen van moordenaars valt, en het doodvonnis over u wordt geveld; indien u in het diep wordt geworpen; indien de ziedende baren tegen u samenspannen; indien hevige winden uw vijand worden; indien de hemelen zwart worden en alle elementen zich verenigen om de weg te versperren; en bovenal, indien zelfs de kaken van de hel wijd tegen u worden opengesperd, weet dan, mijn zoon, dat al deze dingen u ondervinding zullen geven en voor uw bestwil zullen zijn.

8 De Zoon des Mensen is onder dat alles neergedaald. Bent u groter dan Hij?

9 Welnu, houd vol op uw weg, en het priesterschap zal met u blijven; want hun grenzen zijn vastgesteld, zij kunnen die niet overschrijden. Uw dagen zijn bekend en uw jaren zullen niet verminderd worden; daarom, vrees niet wat de mens kan doen, want God zal met u zijn tot in alle eeuwigheid.