2010–2019
De eeuwige spiegels van de tempel: een getuigenis over families
Oktober 2010


De eeuwige spiegels van de tempel: een getuigenis over families

We kunnen door het eeuwige perspectief van bekering tot het evangelie en door tempelverbonden de rijke zegeningen kunnen zien in iedere generatie van onze eeuwige familie.

Geliefde broeders en zusters, toen onze zoon in het opleidingscentrum voor zendelingen zat, stuurde mijn vrouw versgebakken brood naar hem en zijn collega’s. Dit zijn enkele bedankbriefjes die ze heeft ontvangen: ‘Zuster Gong, dat brood deed me aan thuis denken.’ ‘Zuster Gong, ik kan alleen maar “te gek” zeggen. Dat brood is het beste dat ik in mijn mond heb gehad sinds mijn moeders enchilada’s.’ Maar deze vind ik het leukst: ‘Zuster Gong, dat brood was superlekker.’ Gekscherend voegde hij eraan toe: ‘Houd mij alstublieft in gedachten als het ooit mis mocht lopen tussen u en meneer Gong.’

We hebben onze zendelingen lief — alle zusters, ouderlingen en echtparen. We zijn dankbaar voor die bijzondere zendeling die voor het eerst het herstelde evangelie van Jezus Christus in ons gezin bracht. Ik getuig dankbaar dat we door het eeuwige perspectief van bekering tot het evangelie en door tempelverbonden de rijke zegeningen kunnen zien in iedere generatie van onze eeuwige familie.

De eerste bekeerling tot De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in de familie Gong was onze moeder, Jean Gong. Als tiener in Honolulu (Hawaï) luisterde ze, geloofde ze, liet ze zich dopen en bevestigen, en bleef ze trouw. Getrouwe leden van de kerk hielpen mijn moeder zodat ze vriendschap met leden van de kerk sloot, een roeping kreeg en voortdurend door het goede woord van God werd gevoed. Alle nieuwe bekeerlingen, jonge alleenstaanden, mensen die naar de kerk terugkeren en anderen zijn generaties tot zegen wanneer ze medeheiligen en huisgenoten Gods worden.1

Een gezin dat mijn moeder begeleidde, was het gezin van Gerrit de Jong jr. Opa De Jong, een taalkundige die veel van de taal van het hart en de geest hield, stimuleerde mijn verbeelding door uitspraken als: ‘Rode blackberries [bramen] zijn nog groentjes.’ Maar als we het over mobiele telefoons hebben, zeg ik tegen mijn jonge vrienden: ‘Blackberries die in de kerk gebruikt worden, maken groentjes van bisschoppen witheet.’

Mijn ouders, Walter en Jean Gong, zijn drie keer getrouwd: een Chinese ceremonie voor de familie, een Amerikaanse ceremonie voor hun vrienden, en een heilige ceremonie in het huis des Heren.

Onze jeugdwerkkinderen zingen: ‘Ik kijk graag naar de tempel, eens zal ik er ook zijn.’2 Onze jongeren beloven om ‘de tempelverordeningen te ontvangen’.3

Ik was onlangs in het huis des Heren met een waardig echtpaar dat daar was om verbonden te sluiten en zegeningen te ontvangen. Ik moedigde hen aan om hun eerste huwelijksreis vijftig jaar te laten duren, en om na vijftig jaar aan hun tweede huwelijksreis te beginnen.

Ik stond met dit prachtige echtpaar in de spiegels van de tempel te kijken — een spiegel aan elke kant van de verzegelkamer. Samen reflecteren de spiegels van de tempel de spiegelbeelden ogenschijnlijk oneindig heen en weer.

De eeuwige spiegels van de tempel herinneren ons eraan dat ieder mens een ‘goddelijke aard en bestemming’ heeft; dat ‘heilige verordeningen en verbonden die in heilige tempels beschikbaar zijn, het mogelijk [maken] dat de mens in de tegenwoordigheid van God terugkeert en dat het gezin voor eeuwig verenigd wordt;’4 en dat wij, als we in liefde en getrouwheid toenemen, onze kinderen wortels en vleugels kunnen geven.

In de eeuwige spiegels van de tempel stelde ik me de eerste Draak Gong voor, die in 837 n.C. is geboren (in de Tang-dynastie) in het zuiden van China, en de generaties daarna tot aan mijn vader, de 32ste generatie van onze familie. Mijn broer, mijn zus en ik zijn de 33ste generatie; mijn prachtige zoons en hun neven en nichten zijn de 34ste generatie; en onze kleinzoon de 35ste generatie in de familie Gong. In de eeuwige spiegels van de tempel kon ik geen begin of einde van de generaties zien.

Toen stelde ik me niet alleen een voortzetting van generaties voor, maar ook een voortzetting van familierela-ties. Aan de ene kant zag ik mezelf als zoon, kleinzoon, achterkleinzoon, terug tot de eerste Draak Gong. Aan de andere kant zag ik mezelf als vader, grootvader, overgrootvader. Ik zag mijn vrouw, Susan, als dochter, kleindochter en achterkleindochter. En aan de andere kant zag ik haar als moeder, grootmoeder en overgrootmoeder.

In de eeuwige spiegels van de tempel begon ik mezelf en mijn vrouw ook te zien als kinderen van onze ouders en als ouders van onze kinderen, als kleinkinderen van onze grootouders en als grootouders van onze kleinkinderen. De grote lessen van het sterfelijk leven druppelen in onze ziel als we onze eeuwige rol als kind en ouder en als ouder en kind leren.

In de Schriften wordt onze Heiland beschreven als ‘de Vader en de Zoon.’5 Omdat Hij zich in het vlees aan de wil van de Vader onderwierp, weet onze Heiland hoe Hij ons, zijn volk, moet troosten in tijden van pijn, leed, verleiding, ziekte en zelfs dood.6 Omdat Hij ‘onder alle dingen is neergedaald’,7 kan onze Heiland ons leed en ons verdriet dragen. ‘Om onze overtredingen werd hij doorboord, (…) om onze zonden verbrijzeld (…) ; door [Jezus] striemen is ons genezing geworden.’8

Vanaf de raadsvergaderingen in de hemel streefde onze Heiland ernaar om alleen de wil van zijn Vader te doen. Dit patroon van Vader en Zoon kan de tegenstrijdigheid uitleggen dat ‘wie zijn leven verliest om Mijnentwil, [het] zal vinden.’9 De wereld streeft naar rationeel eigenbelang. En toch hebben we niet de macht om onszelf te verlossen. Maar Hij heeft die wel. Omdat de verzoening van de Heiland oneindig en eeuwig10 is, overtreft zij tijd en ruimte en kan ze dus dood, boosheid, verbittering, oneerlijkheid, eenzaamheid en hartzeer opslokken.

Soms gaat iets ook verkeerd als wij ons uiterste best hebben gedaan. Als onschuldig Lam huilt de Heiland dan met ons en om ons. Als we Hem altijd indachtig zijn,11 kan Hij bij ons blijven, ‘te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen waar [wij ons] ook [mogen] bevinden.’12 Zijn ‘getrouwheid [is sterker] dan de banden des doods.’13 Als we Hem volgen, brengt onze Heiland ons ook naar onze Vader in de hemel. Hoewel sommige dingen op aarde onvolmaakt zijn, kunnen we erop vertrouwen dat onze hemelse Vader ‘het heilsplan’ zal vervullen, waar ‘genade en gerechtigheid thans in liefd’ [zijn] vereend.’14

Het wonder van de beelden die we in de spiegels van de tempel zien, is dat zij — wij — kunnen veranderen. Toen Jean en Walter Gong het nieuw en eeuwig verbond sloten, openden zij de deur voor hun voorouders (zoals eerste Draak Gong) — zodat zij verzegeld konden worden, en voor hun nakomelingen zodat zij in het verbond geboren konden worden. We mogen niet vergeten dat als we de helpende hand naar een zuster of broeder uitsteken, we generaties tot zegen kunnen zijn.

De wereld is in beroering,15 maar in deze ‘enige ware en levende kerk’16 heerst geloof, geen angst. Net als de apostel Paulus getuig ik plechtig:

‘Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven (…)

‘noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here.’17

Ik getuig nederig dat God leeft. Hij ‘zal alle tranen van [onze] ogen afwissen’18 — behalve de tranen van vreugde als we in de eeuwige spiegels van de tempel kijken en ons thuis voelen, rein en zuiver, al onze generaties in liefde verzegeld door het gezag van het priesterschap om ‘hosanna, hosanna, hosanna’ te roepen. In de naam van Jezus Christus. Amen.