2010–2019
Wat heb je met mijn naam gedaan?
Oktober 2010


Wat heb je met mijn naam gedaan?

Op een goede dag zullen we voor onze dierbare Heiland staan en verslag uitbrengen van wat we met zijn naam hebben gedaan.

Toen president George Albert Smith nog jong was, verscheen zijn overleden grootvader, George A. Smith, in een droom aan hem en vroeg: ‘Ik wil graag weten wat je met mijn naam hebt gedaan.’ President Smith antwoordde: ‘Ik heb nooit iets met uw naam gedaan waarvoor u zich hoeft te schamen.’1

Als we elke week aan het avondmaal deelnemen, betuigen en beloven we dat we de naam van Christus op ons nemen, Hem altijd indachtig zijn en zijn geboden onderhouden. Als we daartoe bereid zijn, belooft Hij ons die mooiste van alle zegens — dat we altijd zijn Geest bij ons zullen hebben.2

Net als president George Albert Smith aan zijn grootvader rekenschap moest afleggen voor wat hij met zijn naam had gedaan, moeten wij op een dag aan onze Heiland, Jezus Christus, rekenschap afleggen van wat wij met zijn naam hebben gedaan.

In Spreuken staat hoe belangrijk het is om een goede naam te hebben: ‘Een goede naam is verkieslijker dan veel rijkdom, gunst is beter dan zilver en goud.’3 En: ‘De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn.’4

Toen ik nadacht over die teksten en bedacht hoe belangrijk een goede naam is, moest ik denken aan de goede naam en nalatenschap die mijn ouders mijn vier broers, mijn twee zussen en mij hebben meegegeven. Mijn ouders waren niet rijk en ze hadden geen zilver of goud. We woonden met negen mensen in een huis met twee slaapkamers, één badkamer en een afgesloten veranda waar mijn twee zussen sliepen. Toen mijn ouders overleden, kwamen mijn broers, zussen en ik bij elkaar om hun weinige aardse bezittingen te verdelen. Mijn moeder liet enkele jurken na, wat meubeltjes en enkele persoonlijke artikelen. Mijn vader liet wat gereedschap, wat oude jachtgeweren en weinig anders na. Het enige van waarde was hun huisje en een kleine spaarrekening.

Samen huilden we openlijk en spraken onze dank uit. We wisten dat ze ons iets hadden meegegeven dat waardevoller was dan zilver of goud. Zij hadden ons van hun liefde en tijd gegeven. Ze hadden vaak hun getuigenis van de waarheid van het evangelie gegeven, dat we nu in hun waardevolle dagboeken kunnen lezen. Niet zozeer door hun woorden, maar voornamelijk door hun voorbeeld hebben ze ons geleerd eerlijk te zijn, hard te werken en tiende te betalen. Ze hebben ons ook aangemoedigd om een opleiding te volgen, op zending te gaan en om, wat het allerbelangrijkst is, een eeuwige partner te vinden, in de tempel te trouwen en tot het einde te volharden. Ze hebben ons echt een erfgoed van een goede naam meegegeven en daarvoor zijn we ze eeuwig dankbaar.

Toen de dierbare profeet Helaman en zijn vrouw met twee zoons gezegend werden, noemden ze hen Lehi en Nephi. Helaman vertelde zijn zoons waarom ze naar twee van hun voorouders waren vernoemd, die zo’n zeshonderd jaar vóór hun geboorte op aarde hadden geleefd. Hij zei:

‘Zie, mijn zonen (…), ik heb u de namen gegeven van onze eerste ouders [Lehi en Nephi] (…) en dat heb ik gedaan, opdat gij, wanneer gij aan uw naam denkt (…) aan hun werken zult denken; en wanneer gij aan hun werken denkt, zult weten, door hetgeen er is gezegd, en ook geschreven, dat zij goed waren.

‘Welnu, mijn zonen, ik wil dat gij datgene doet wat goed is, zodat er over u zal worden gesproken, en ook geschreven, zoals er over hen is gesproken en geschreven.

‘(…) opdat gij die kostbare gave van het eeuwige leven zult hebben.’5

Broeders en zusters, hoe zal er over zeshonderd jaar over ons worden gesproken?

Moroni heeft gezegd hoe we de naam van Christus op ons kunnen nemen en onze goede naam kunnen beschermen:

‘En voorts wil ik u aansporen tot Christus te komen en iedere goede gave aan te grijpen en de kwade gave niet aan te roeren, noch het onreine. (…)

Ja, komt tot Christus en wordt vervolmaakt in Hem en onthoudt u van alle goddeloosheid.’6

In de geïnspireerde brochure Voor de kracht van de jeugd staat: ‘Keuzevrijheid is een door God gegeven eeuwig beginsel waarbij je morele verantwoording draagt voor de keuzen die je doet. Hoewel [we] vrij [zijn] om te kiezen, kun[nen we] niet de gevolgen van [onze] keuzes kiezen. Als [we] een keuze [doen], zul[len we] de gevolgen daarvan onder ogen moeten zien.’7

Kort na ons huwelijk, vertelde mijn lieve vrouw, Devonna, mij hoe ze in haar jeugd het belangrijke beginsel had geleerd dat we vrij zijn om te kiezen, maar dat we niet vrij zijn om de gevolgen van onze daden te kiezen. Met de hulp van mijn dochter Shelly wil ik graag de ervaring van mijn vrouw vertellen:

‘Toen ik vijftien jaar oud was, vond ik vaak dat er te veel regels en geboden waren. Ik vroeg me af hoe een normale, opgewekte tiener met zoveel regels van het leven kon genieten. En door de vele uren die ik op de boerderij van mijn vader werkte, bleef er niet veel tijd over om met mijn vriendinnen door te brengen.

‘In een bepaalde zomer moest ik ervoor zorgen dat de koeien die op de bergweide graasden niet door de omheining braken en op het tarweveld zouden komen. Als een koe van de groeiende tarwe eet, kan ze opzwellen, stikken en doodgaan. Er was een koe die altijd probeerde haar kop door de omheining te steken. Toen ik op een ochtend op mijn paard langs de omheining reed om te kijken hoe het met de koeien ging, zag ik dat de koe door de omheining heen was gebroken en op het tarweveld stond te grazen. Tot mijn ontzetting zag ik dat ze al enige tijd tarwe had staan grazen, want ze was al erg opgeblazen en zag eruit als een ballon. Ik dacht: stomme koe! Die omheining staat er om je te beschermen, maar je breekt er toch doorheen en nou heb je zoveel tarwe gegeten dat je leven in gevaar is.

‘Ik reed snel terug naar huis om mijn vader te halen. Maar toen we bij de koe terugkwamen, lag ze al dood op de grond. Ik was verdrietig over het verlies van die koe. We hadden haar een prachtige bergweide gegeven om in te grazen en een omheining om haar bij het gevaarlijke tarwe vandaan te houden. Toch was ze door de omheining heen gebroken en had ze haar eigen dood veroorzaakt.

‘Toen ik over de rol van de omheining nadacht, besefte ik dat het een bescherming was, net als de geboden en de regels van mijn ouders een bescherming waren. De geboden en regels waren er voor mijn eigen bestwil. Ik besefte dat gehoorzaamheid aan de geboden mij van een lichamelijke en geestelijke dood kon redden. Dat inzicht was een essentieel moment in mijn leven.’

Mijn vrouw en ik hebben geleerd dat onze wijze en liefdevolle Vader in de hemel ons geboden heeft gegeven — niet om ons te beperken, zoals de tegenstander ons wil doen geloven — maar om ons tot zegen te zijn en onze goede naam en ons erfgoed voor onze nakomelingen te beschermen, net als voor Lehi en Nephi. Net als de koe de gevolgen van haar keuze onderging, moeten wij allemaal begrijpen dat het gras nooit groener is aan de andere kant van de omheining — en dat ook nooit zal zijn — want ‘goddeloosheid heeft nooit geluk betekend.’8 Een ieder van ons zal na dit leven de gevolgen van onze keuzen ondergaan. De geboden zijn duidelijk. Ze beschermen ons en — zijn niet beperkend. En de prachtige zegeningen van gehoorzaamheid zijn talloos!

Onze hemelse Vader wist dat we allemaal fouten zouden maken. Ik ben zo dankbaar voor de verzoening, waardoor wij ons kunnen bekeren en de nodige aanpassingen kunnen doen zodat we ooit één met de Heiland kunnen worden en de zoete vrede van vergeving zullen ontvangen.

Onze Heiland moedigt ons dagelijks aan om onze naam te zuiveren en in zijn tegenwoordigheid terug te keren. Hij moedigt ons liefdevol en zachtmoedig aan. Stel u met mij de volledige aanvaarding van de Heiland voor terwijl ik zijn woorden voorlees: ‘Wilt gij nu niet tot Mij terugkeren, en u van uw zonden bekeren en tot inkeer komen, opdat Ik u kan genezen?’9

Vandaag wil ik u dezelfde aanmoediging geven die mijn ouders, die door hun goede naam nooit vergeten zullen worden, mij hebben gegeven. Voordat u iets doet, stel u voor dat de Heiland naast u staat en vraag u af: ‘Zou ik dat denken, zeggen of doen als Hij naast mij stond?’ Want Hij staat echt naast u. Onze dierbare president Thomas S. Monson, van wie ik getuig dat hij een profeet is, citeert vaak de volgende tekst als hij over onze Heer en Heiland spreekt: ‘Want Ik zal voor uw aangezicht uit gaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn.’10

Op die grote en prachtige dag, als we voor onze dierbare Heiland staan en verslag uitbrengen van wat we met zijn naam hebben gedaan, hoop ik dat we kunnen zeggen: ‘Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden.’11 ‘Ik heb uw naam geëerd.’ Ik getuig van Jezus Christus. Hij is gestorven, zodat wij kunnen leven. In de naam van Jezus Christus. Amen.