2010–2019
Hoop
April 2011


Hoop

Onze hoop in de verzoening geeft ons een eeuwig perspectief.

Onze familie is in het hoge woestijnland van zuidelijk Utah opgegroeid. Regen is er zeldzaam en men hoopt er altijd vurig op voldoende vocht voor de komende zomerhitte. Destijds hoopten we al op regen, baden we om regen en, in moeilijke tijden, vastten we voor regen.

Het verhaal gaat dat een grootvader met zijn vijfjarige kleinzoon eens een wandeling door het dorp maakte. Ze belandden uiteindelijk bij een winkeltje in de hoofdstraat en dronken daar iets koels. Ze zagen een auto uit een andere staat aanrijden. De bestuurder sprak de oude man aan. De vreemdeling wees naar een wolkje in de lucht en vroeg: ‘Denkt u dat het gaat regenen?’

‘Dat mag ik hopen’, antwoordde de oude man. ‘Niet zozeer voor mezelf, maar voor de jongen. Ik heb het al eens zien regenen.’

Hoop is een emotie die ons dagelijks leven inhoud geeft. Zij is het gevoel dat alles op zijn pootjes terecht zal komen. Wanneer we hoop koesteren, zien we de toekomst met verlangen en gepast vertrouwen tegemoet. Hoop heeft dus een kalmerende invloed op ons als we toekomstige gebeurtenissen met vertrouwen op ons af laten komen.

Soms richten we onze hoop op dingen waarover we weinig of geen controle hebben. We hopen op mooi weer. We hopen op een vroege lente. We hopen dat onze favoriete sportclub wereldkampioen wordt of de beker wint.

Dergelijke hoop maakt ons leven interessant en leidt vaak tot ongewoon gedrag en zelfs bijgeloof. Mijn schoonvader is bijvoorbeeld een echte sportliefhebber. Maar hij is ervan overtuigd dat zijn favoriete team meer kans maakt om te winnen als hij de wedstrijd niet op televisie volgt. Toen ik twaalf was, wilde ik steevast hetzelfde paar ongewassen sokken aan bij iedere baseballwedstrijd. Ik hoopte dan steeds dat we zouden winnen. Van mijn moeder moest ik ze altijd op de veranda achter het huis hangen.

Hoop kan ons ook aanzetten tot dromen, die ons inspireren tot daden. Als we hopen op betere schoolcijfers, kunnen we die hoop door ijverige studie en opoffering verwezenlijken. Als we hopen als team de winst te pakken, kan die hoop leiden tot voortdurende training, inzet, samenwerking en uiteindelijk succes.

Roger Bannister volgde een artsenopleiding in Engeland en koesterde een ambitieuze hoop. Hij wilde als eerste hardloper de mijl binnen vier minuten afleggen. Atletiekfanaten keken in de eerste helft van de twintigste eeuw jarenlang vol spanning uit naar de dag dat iemand de mijl onder de vier minuten zou lopen. In de loop der jaren waren veel uitstekende afstandslopers daar in de buurt gekomen, maar de vierminutengrens leek onhaalbaar. Bannister onderwierp zich aan een ambitieus trainingsprogramma. Hij hoopte daarmee zijn doel van een nieuw wereldrecord te verwezenlijken. Sommigen in de sportwereld begonnen te twijfelen of de vierminutengrens wel doorbroken kon worden. Zogeheten experts hadden zelfs de hypothese geopperd dat het menselijk lichaam fysiologisch niet in staat was om met een dergelijke snelheid zo’n lange afstand af te leggen. Op een bewolkte dag op 6 mei 1954 ging Roger Bannisters grote hoop in vervulling! Hij ging in 3 minuten en 59,4 seconden over de eindstreep, en vestigde daarmee een nieuw wereldrecord. De hoop om de vierminutengrens op de mijl te doorbreken werd voor hem een droom die hij door training, hard werken en toewijding waarmaakte.

Hoop kan ons laten dromen en ons ertoe aanzetten om die dromen te verwezenlijken. Hoop alleen levert ons echter geen succes op. Vaak blijft prijzenswaardige hoop steken in goede voornemens en laksheid.

Als ouders koesteren we onze dierbaarste hoop voor onze kinderen. We hopen dat ze later een verantwoordelijk en rechtschapen leven zullen leiden. Die hoop kan zomaar vervliegen als wij niet het goede voorbeeld geven. Hoop alleen is geen garantie dat onze kinderen in rechtschapenheid opgroeien. We moeten tijd met ze doorbrengen op de gezinsavond en tijdens waardevolle gezinsactiviteiten. We moeten ze leren bidden. We moeten samen met ze in de Schriften lezen en ze belangrijke evangeliebeginselen bijbrengen. Alleen dan kan onze dierbaarste hoop in vervulling gaan.

Wij mogen hoop nooit laten omslaan in wanhoop. De apostel Paulus schreef dat wij moeten ‘ploegen in hope’ (1 Korintiërs 9:10). Hoop oefenen geeft meer inhoud aan ons leven en helpt ons naar de toekomst uit te kijken. Of we nu een akker ploegen om te zaaien of we ons door het leven heen worstelen, als heiligen der laatste dagen is hoop onontbeerlijk.

In het evangelie van Jezus Christus is hoop het verlangen van zijn volgelingen om het eeuwig heil te verkrijgen dankzij de verzoening van de Heiland.

Dat is de werkelijke hoop die we allemaal moeten koesteren. Dat onderscheidt ons van de rest van de wereld. Petrus heeft de eerste volgelingen van Christus aangespoord: ‘[Wees] bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is’ (1 Petrus 3:15).

Onze hoop in de verzoening geeft ons een eeuwig perspectief. Vanuit dat perspectief zien wij voorbij het hier en nu de beloften van de eeuwigheid. We hoeven ons niet te laten meesleuren door de grillige verwachtingen van de samenleving. Wij mogen vooruitkijken naar de celestiale heerlijkheid, verzegeld aan onze familie en dierbaren.

In het evangelie is hoop vrijwel altijd gekoppeld aan geloof en naastenliefde. President Dieter F. Uchtdorf heeft gezegd: ‘Hoop is een poot van een kruk met drie poten, samen met geloof en naastenliefde. Die drie stabiliseren ons leven, hoe ruw of oneffen de ondergrond ook mag zijn.’ (‘De oneindige kracht van hoop’, Liahona november 2008, p. 21).

In het laatste hoofdstuk van het Boek van Mormon heeft Moroni geschreven:

‘Daarom moet er geloof zijn; en indien er geloof moet zijn, moet er ook hoop zijn; en indien er hoop moet zijn, moet er ook naastenliefde zijn.

‘En tenzij gij naastenliefde hebt, kunt gij geenszins behouden worden in het koninkrijk Gods; evenmin kunt gij behouden worden in het koninkrijk Gods indien gij geen geloof hebt; evenmin indien gij geen hoop hebt’ (Moroni 10:20–21).

Ouderling Russell M. Nelson heeft gezegd dat ‘geloof is geworteld in Jezus Christus. Hoop spruit voort uit de verzoening. Naastenliefde uit zich in de “reine liefde van Christus”. Deze drie eigenschappen zijn met elkaar verweven als vezels in een kabel en zijn niet altijd precies te onderscheiden. Samen vormen ze onze verbinding met het celestiale koninkrijk’ (‘A More Excellent Hope’, Ensign, februari 1997, p. 61).

Toen Nephi, aan het einde van zijn verslag, van Jezus Christus profeteerde, schreef hij: ‘Daarom moet gij standvastig in Christus voorwaarts streven, met volmaakt stralende hoop, en liefde voor God en voor alle mensen’ (2 Nephi 31:20).

Die ‘volmaakt stralende hoop’ waarvan Nephi spreekt, is de hoop in de verzoening, het eeuwig heil dat dankzij het offer van onze Heiland mogelijk is gemaakt. Die hoop heeft mannen en vrouwen door de eeuwen heen tot opmerkelijke daden aangespoord. Apostelen van weleer trokken de aarde over en getuigden van Hem en legden uiteindelijk hun leven in zijn dienst af.

In deze bedeling hebben veel leden in de begintijd van de kerk hun huis en haard verlaten. Zij trokken met een hart vol hoop en geloof over de vlakten naar de Salt Lake Valley in het westen van de Verenigde Staten.

In 1851 werd Mary Murray Murdoch als weduwe van 67 jaar lid van de kerk in Schotland. Ze was een klein vrouwtje van nog geen anderhalve meter en woog amper veertig kilo. Ze kreeg acht kinderen, van wie er zes tot volwassenen zijn opgegroeid. Door haar kleine gestalte noemden haar kinderen en kleinkinderen haar altijd liefkozend ‘omaatje’.

Haar zoon, John Murdoch, werd samen met zijn vrouw en twee kinderen ook lid van de kerk. Zij immigreerden in 1852 naar Utah (VS). Vier jaar later stuurde John zijn moeder het benodigde geld om bij hen in Salt Lake City te komen wonen. Mary had veel meer hoop dan lengte, en begon zo op haar 73ste aan een moeilijke tocht naar Utah.

De oversteek over de Atlantische Oceaan verliep zonder problemen. Daarna werd ze ingedeeld bij het noodlottige handkarrenkonvooi Martin. Op 28 juli vatten deze handkarpioniers hun reis naar het westen aan. De ontberingen van dit konvooi zijn welbekend. Van de 576 mensen in die groep is bijna een kwart onderweg naar Utah gestorven. Er zouden er nog meer zijn omgekomen als president Brigham Young niet de reddingsoperatie had georganiseerd en wagens en voorraden naar de gestrande heiligen in de sneeuw had gestuurd.

Mary Murdoch overleed op 2 oktober 1856 bij Chimney Rock (Nebraska). Daar kon ze de uitputting en ontberingen van de reis niet meer aan. Haar broze lichaam gaf het onder die zware omstandigheden gewoonweg op. Toen ze op het randje van de dood stond, dacht ze aan haar familie in Utah. De laatste woorden van die getrouwe pioniersvrouw waren: ‘Zeg John dat ik met mijn gezicht naar Zion gestorven ben.’ (Zie Kenneth W. Merrell, Scottish Shepherd: The Life and Times of John Murray Murdoch, Utah Pioneer [2006], pp. 34, 39, 54, 77, 94–97, 103, 112–113, 115.)

Mary Murray Murdoch is een toonbeeld van de hoop en het geloof van zo vele dappere pioniers die de trektocht naar het westen hebben ondernomen. De geestelijke trektochten in deze tijd vragen om net zo veel hoop en geloof als in de tijd van de pioniers. Onze moeilijkheden zijn misschien anders, maar de worstelingen zijn net zo groot.

Ik bid dat onze hoop leidt tot de vervulling van onze rechtvaardige dromen. Ik bid bovenal dat onze hoop in de verzoening ons geloof en onze naastenliefde zal vergroten en ons een eeuwig perspectief van onze toekomst zal bieden. Mogen wij allen die volmaakt stralende hoop hebben. Dat bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen.