2010–2019
De heilige tempel: een baken voor de wereld
April 2011


De heilige tempel: een baken voor de wereld

De zegeningen die we in de tempels van God ontvangen, zijn de allerbelangrijkste, de kroon op alle zegeningen.

Mijn geliefde broeders en zusters, ik breng ieder van u mijn liefde en groeten over en bid dat onze hemelse Vader mijn gedachten zal leiden en mijn woorden zal inspireren nu ik vandaag tot u spreek.

Ik wil beginnen met enkele opmerkingen over de fijne boodschappen die we vanochtend van zuster Allred, bisschop Burton en anderen hebben gehoord met betrekking tot het welzijnsprogramma van de kerk. Zoals gezegd, vieren we dit jaar het 75ste jubileum van dit geïnspireerde programma, dat zo veel mensen tot zegen is geweest. Ik had het voorrecht om enkelen van hen die het pionierswerk voor dit grote werk deden persoonlijk te kennen: het waren mensen met mededogen en een vooruitziende blik.

Zoals zowel bisschop Burton, zuster Allred en anderen al hebben gezegd, heeft de bisschop van de wijk de verantwoording van de zorg voor mensen in nood binnen de grenzen van zijn wijk. Ik had als heel jonge bisschop van een wijk in Salt Lake City met 1080 leden, onder wie 84 weduwen, ditzelfde voorrecht. Er waren veel leden die hulp nodig hadden. Ik was zo dankbaar voor het welzijnsprogramma van de kerk en voor de hulp die de ZHV en de priesterschapsquorums boden.

Ik verklaar dat het welzijnsprogramma van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen geïnspireerd is door de almachtige God.

Broeders en zusters, deze conferentie is het drie jaar geleden dat mij steun werd verleend als president van de kerk. Vanzelfsprekend zijn het drukke jaren geweest vol uitdagingen, maar ook met talloze zegeningen. De kans die ik kreeg tot het inwijden en herinwijden van tempels was een van de prettigste en heiligste van die zegeningen, en de tempel is het onderwerp waarover ik vandaag wil spreken.

Tijdens de algemene oktoberconferentie van 1902 sprak kerkpresident Joseph F. Smith in zijn openingstoespraak de hoop uit dat we op een dag ‘tempels [zouden] hebben gebouwd in de verschillende delen van de [wereld], waar ze maar nodig zijn voor het gemak van de mensen.’1

Gedurende de eerste honderdvijftig jaar na de oprichting van de kerk, van 1830 tot 1980, zijn er 21 tempels gebouwd, inclusief die in Kirtland (Ohio) en Nauvoo (Illinois). Vergelijk dat eens met de dertig jaar die er sinds 1980 zijn verstreken: in die periode zijn er 115 tempels gebouwd en ingewijd. Met de aankondiging van de drie nieuwe tempels gisteren zijn er nu 26 tempels in aanbouw of gepland. En die aantallen zullen blijven toenemen.

Het doel dat president Joseph F. Smith in 1902 ooit hoopte te bereiken, is werkelijkheid aan het worden. Wij willen de tempel zo toegankelijk mogelijk maken voor onze leden.

Een van de tempels die momenteel in aanbouw is, is die in Manaus (Brazilië). Vele jaren geleden las ik over een groep van honderd leden die van Manaus, midden in het Braziliaanse regenwoud, reisden naar wat toen de dichtstbijzijnde tempel was, in São Paulo (Brazilië) — ruim vierduizend kilometer van Manaus. Die trouwe heiligen reisden vier dagen per boot over de Amazone en enkele zijrivieren. Na die reis over het water stapten ze op de bus voor een reis van nog eens drie dagen over hobbelige wegen, met erg weinig te eten en geen comfortabele slaapplek. Na zeven dagen en nachten kwamen ze aan bij de tempel in São Paulo, waar eeuwige verordeningen werden verricht. Uiteraard was hun terugreis net zo zwaar. Maar ze hadden de verordeningen en zegeningen van de tempel ontvangen. En hoewel hun beurs leeg was, waren zij vervuld met de geest van de tempel, en met dankbaarheid voor de ontvangen zegeningen.2 Nu, vele jaren later, verheugen onze leden in Manaus zich nu zij hun eigen tempel vorm zien krijgen op de oevers van de Rio Negro. Een tempel brengt onze trouwe leden vreugde, waar hij ook wordt gebouwd.

Verhalen over de opoffering die men zich getroost om de zegeningen te ontvangen die alleen in de tempels van God te krijgen zijn, raken mij altijd en geven mij een hernieuwd gevoel van dankbaarheid voor tempels.

Een van die verhalen gaat over Tihi en Taraina Mou Tham en hun tien kinderen. Het hele gezin met uitzondering van een dochter werd begin jaren zestig lid van de kerk toen er zendelingen op hun eiland, 160 kilometer ten zuiden van Tahiti, waren gekomen. Al gauw groeide het verlangen naar de zegeningen van een eeuwige gezinsverzegeling in de tempel.

Destijds was de Hamiltontempel (Nieuw-Zeeland) de dichtstbijzijnde tempel voor de familie Mou Tham, bijna vierduizend kilometer naar het zuidwesten, wat een dure vliegreis betekende. De grote familie Mou Tham, die op een kleine plantage met moeite een bestaan bij elkaar schraapte, had geen geld voor de vliegreis en geen kans op een baan op hun eiland in de Grote Oceaan. Daarom namen broeder Mou Tham en zijn zoon Gerard de moeilijke beslissing om in Nieuw-Caledonië te gaan werken — een reis van vijfduizend kilometer — waar een andere zoon al werk had gevonden.

De drie mannen werkten daar vier jaar lang. Broeder Mou Tham is in die periode slechts een keer naar huis gegaan voor het huwelijk van een dochter.

Na vier jaar hadden broeder Mou Tham en zijn zoons genoeg geld gespaard om met de familie naar de tempel in Nieuw-Zeeland te gaan. Iedereen die lid was maakte de reis met uitzondering van een dochter die zwanger was. Ze werden voor tijd en eeuwigheid verzegeld, een onbeschrijflijke en vreugdevolle ervaring.

Broeder Mou Tham reisde vanuit de tempel rechtstreeks door naar Nieuw-Caledonië, waar hij nog eens twee jaar werkte om de reis te betalen voor die ene dochter die niet met hen naar de tempel was gegaan: een gehuwde dochter met haar kind en echtgenoot.

Op latere leeftijd wilden broeder en zuster Mou Tham graag een tempelzending vervullen. Tegen die tijd was de Papeetetempel (Tahiti) gebouwd en ingewijd, en ze vervulden er vier zendingen.3

Broeders en zusters, een tempel is meer dan stenen met cement. Het is een gebouw van geloof en vasten. Het is gebouwd op beproevingen en getuigenissen. Het is geheiligd door opoffering en dienstbaarheid.

De eerste tempel die in deze bedeling werd gebouwd, was die in Kirtland (Ohio). De heiligen waren destijds erg arm, maar de Heer gebood ze een tempel te bouwen, en dat deden ze. Ouderling Heber C. Kimball schreef hierover: ‘Alleen de Heer kent de taferelen van armoede, beproeving en wanhoop die we doormaakten om het volbrengen.’4 En toen, nadat ze hem moeizaam hadden voltooid, moesten de heiligen Ohio verlaten en hun geliefde tempel achterlaten. Uiteindelijk vonden ze een toevluchtsoord — zij het slechts tijdelijk — op de oevers van de Mississippi, in de staat Illinois. Ze noemden hun nederzetting Nauvoo. En met de bereidheid om weer alles te geven, en met hun geloof intact, bouwden ze een nieuwe tempel voor hun God. Ze werden echter hevig vervolgd. En toen de Nauvootempel nog maar nauwelijks was voltooid, werden ze nogmaals uit hun huis verdreven en zochten ze een toevluchtsoord in een woestijn.

De worsteling en de opoffering begonnen weer van voren af aan toen ze veertig jaar lang zwoegden om de Salt Laketempel te bouwen die nu majestueus ten zuiden staat van ons die hier vandaag in het Conferentiecentrum zijn.

Tempelbouw en tempelbezoek zijn altijd met een zekere mate van opoffering gepaard gegaan. Tallozen hebben gezwoegd en geworsteld om voor zichzelf en hun familie de zegeningen te verkrijgen die in de tempels van God te vinden zijn.

Waarom zijn zo veel mensen bereid om zo veel te geven om de zegeningen van de tempel te ontvangen? Zij die de eeuwige zegeningen begrijpen die van de tempel komen, weten dat geen offer te groot is, geen prijs te hoog, geen worsteling te zwaar om die zegeningen te ontvangen. Er zijn nooit te veel kilometers te reizen, te veel hindernissen te nemen of te veel ongemak te verdragen. Zij begrijpen dat de heilsverordeningen die we in de tempel ontvangen ons in staat stellen om op een dag met een eeuwige familieband terug te keren naar onze hemelse Vader en begiftigd te worden met zegeningen en kracht van omhoog, die elk offer en elke inzet waard zijn.

Tegenwoordig hoeven de meesten onder ons niet meer zulke ontberingen door te maken om naar de tempel te gaan. Tachtig procent van de leden van de kerk woont nu niet meer dan driehonderd kilometer van een tempel. En voor velen van ons is de afstand nog veel korter.

Als u voor uzelf naar de tempel bent geweest, en als u op relatief korte afstand van een tempel woont, kan de opoffering die u zich moet getroosten inhouden dat u tijd in uw drukke leven inruimt om geregeld naar de tempel te gaan. Er is in onze tempels zoveel te doen voor hen die daar aan de andere kant van de sluier op wachten. Doen wij het werk voor hen, dan weten wij dat wij hebben gedaan wat zij zelf niet kunnen. Voormalig kerkpresident Joseph F. Smith heeft de volgende krachtige uitspraak gedaan: ‘Door het werk dat wij voor hen doen, zullen hun ketens van hen afvallen, zal de duisternis die hen omringt optrekken, zal er licht op hen schijnen en zullen zij in de geestenwereld horen van het werk dat door hun kinderen hier voor hen gedaan is, en zullen zij zich met u verheugen in het feit dat u die taken voor hen hebt uitgevoerd.’5 Broeders en zusters, wij hebben dit werk te doen.

In mijn eigen familie beschouwen wij de keren dat we samen naar de tempel zijn geweest om verzegelingen voor onze overleden voorouders te doen als enkele van onze heiligste en dierbaarste herinneringen.

Als u nog niet naar de tempel bent geweest, of als u wél bent geweest maar u komt momenteel niet in aanmerking voor een aanbeveling, dan is er geen belangrijker doel dan ervoor te zorgen dat u in aanmerking komt om naar de tempel te gaan. Uw opoffering kan inhouden dat u uw leven in overeenstemming brengt met de vereisten voor een tempelaanbeveling en dat u misschien oude gewoonten opzijzet die voorkomen dat u ervoor in aanmerking komt. Of het kan inhouden dat u het geloof en de discipline opbrengt om uw tiende te betalen. Wat het ook is, zorg dat u ervoor in aanmerking komt om naar Gods tempel te gaan. Zorg dat u een tempelaanbeveling krijgt en beschouw die als een dierbaar bezit, want dat is het.

Als u niet naar het huis van de Heer bent gegaan om alle zegeningen te ontvangen die u daar wachten, hebt u niet alles gekregen wat de kerk te bieden heeft. De zegeningen die we in de tempels van God ontvangen, zijn de allerbelangrijkste, de kroon op alle zegeningen.

En, jonge vrienden in je tienerjaren, richt je altijd op de tempel. Doe niets dat je ervan weerhoudt om er naar binnen te gaan en deel te hebben aan de heilige en eeuwige zegeningen daar. Ik prijs diegenen onder jullie die al geregeld naar de tempel gaan om dopen voor de doden te doen, en die daarvoor heel vroeg opstaan zodat je vóór schooltijd kunt dopen. Ik kan geen betere manier bedenken om een dag te beginnen.

En u, ouders van kleine kinderen, geef ik wat wijze raad van president Spencer W. Kimball. Hij zei: ‘Het zou fijn zijn als (…) ouders in elke slaapkamer in het huis een plaat van de tempel hebben, zodat [hun kinderen] vanaf [hun] jonge jaren dagelijks naar de plaat kunnen kijken [tot] het een vast deel van [hun] leven gaat uitmaken. Als [ze] de leeftijd bereiken waarop [ze de] uiterst belangrijke beslissing moeten nemen [om naar de tempel te gaan], hebben ze die beslissing al genomen.’6

Onze jeugdwerkkinderen zingen:

Ik kijk graag naar de tempel,

eens zal ’k daarbinnen zijn;

’k beloof dan aan mijn Vader

gehoorzaam steeds te zijn.7

Ik smeek u om uw kinderen te leren hoe belangrijk de tempel is.

De wereld kan ons soms voor problemen stellen. We worden vaak omringd door dingen die ons omlaag trekken. Als u en ik naar de heilige huizen van God gaan, als we de verbonden gedenken die we daar sluiten, zijn we beter in staat om elke beproeving te verdragen en elke verleiding te overwinnen. In dit gewijde heiligdom vinden wij gemoedsrust; wij worden er hernieuwd en versterkt.

Broeders en zusters, voordat ik besluit, wil ik nog één tempel noemen. In de niet al te verre toekomst, nu er over de hele wereld tempels vorm krijgen, zal er een verrijzen in een stad die langer dan 2500 jaar geleden ontstaan is. Ik heb het over de tempel die nu wordt gebouwd in Rome, in Italië.

Elke tempel is een huis van God, met dezelfde functies, identieke zegeningen en verordeningen. De tempel in Rome is uniek omdat hij wordt gebouwd op een van meest historische locaties in de wereld, een stad waar de vroegkerkelijke apostelen Petrus en Paulus het evangelie van Christus hebben verkondigd en waar zij de martelaarsdood zijn gestorven.

Toen we afgelopen oktober op een prachtige, schilderachtige plek in de noordoostelijke hoek van Rome bijeenkwamen, was ik in de gelegenheid om een wijdingsgebed uit te spreken voordat we de eerste spade staken. Ik had de ingeving om senator Lucio Malan van Italië en locoburgemeester van Rome, Giuseppe Ciardi, te vragen om te helpen met het omkeren van de eerste schep grond. Zij hadden beiden een rol gespeeld bij het verlenen van de vergunning voor de bouw van een tempel in hun stad.

Het was een bewolkte maar warme dag, en hoewel het dreigde te gaan regenen, vielen er slechts enkele druppels. Terwijl het geweldige koor in het Italiaans de prachtige melodie van ‘Gods Geest brandt in ’t harte’ zong, leek het wel of hemel en aarde eensgezind een lofzang van dankbaarheid zongen voor de almachtige God. De tranen waren niet tegen te houden.

Er komt een dag dat de getrouwen in deze eeuwige stad eeuwige verordeningen zullen ontvangen in een heilig huis van God.

Ik spreek mijn oneindige dank uit aan mijn hemelse Vader voor de tempel die nu in Rome wordt gebouwd, en voor al onze tempels, waar dan ook. Elk is een baken voor de wereld, een uiting van ons getuigenis dat God onze eeuwige Vader leeft, dat Hij ons wil zegenen, en dat Hij werkelijk zijn zoons en dochters van alle generaties zegent. Elk van onze tempels is een uiting van ons getuigenis dat het leven na het graf net zo echt en zeker is als ons leven hier op aarde. Daarvan getuig ik.

Mijn geliefde broeders en zusters, mogen wij ons alle benodigde opofferingen getroosten om naar de tempel te gaan en de geest van de tempel in ons hart en ons thuis te hebben. Mogen wij in het voetspoor van onze Heer en Heiland, Jezus Christus, volgen, die het allergrootste offer voor ons bracht opdat wij het eeuwige leven en verhoging in het koninkrijk van onze hemelse Vader mochten hebben. Dat is mijn oprechte gebed en ik zeg dit in de naam van onze Heiland, de Here Jezus Christus. Amen.

  1. Joseph F. Smith, Conference Report, oktober 1902, p. 3.

  2. Zie Vilson Felipe Santiago en Linda Ritchie Archibald, ‘From Amazon Basin to Temple’, Church News, 13 maart 1993, p. 6.

  3. Zie C. Jay Larson, ‘Temple Moments: Impossible Desire’, Church News, 16 maart 1996, p. 16.

  4. Heber C. Kimball. In: Orson F. Whitney, Life of Heber C. Kimball (1945), p. 67.

  5. Leringen van kerkpresidenten: Joseph F. Smith (1998), p. 247.

  6. The Teachings of Spencer W. Kimball, Edward L. Kimball (red., 1982), p. 301.

  7. Janice Kapp Perry, ‘Ik kijk graag naar de tempel’, Kinderliedjes, p. 95.