2010–2019
Stilstaan op de weg naar Damascus
April 2011


Stilstaan op de weg naar Damascus

Wie er ijverig naar streven om van Christus te leren, leren Hem uiteindelijk kennen.

Een van de opmerkelijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de wereld vond plaats op de weg naar Damascus. U kent het verhaal wel van de jonge Saulus. Hij ‘verwoestte de gemeente, en hij ging het ene huis na het andere binnen (…) en hij leverde [de heiligen] over in de gevangenis’.1 Saulus was zo vijandig dat vele leden van de vroege kerk Jeruzalem ontvluchtten in de hoop aan zijn woede te ontsnappen.

Saulus achtervolgde hen. Maar ‘toen hij Damascus naderde, [geschiedde het] dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde;

‘en ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?’2

Dat transformerende moment heeft Saulus voor altijd veranderd. Het heeft zelfs de wereld veranderd.

Wij weten dat dergelijke manifestaties voorkomen. Wij getuigen zelfs dat een jongen, genaamd Joseph Smith, in 1820 een soortgelijke goddelijke ervaring had. Wij getuigen onomwonden dat de hemelen weer geopend zijn en dat God tot zijn profeten en apostelen spreekt. God hoort en verhoort de gebeden van zijn kinderen.

Niettemin denken sommigen dat ze zonder een eigen ervaring als die van Saulus of Joseph Smith niet tot geloof kunnen komen. Zij staan aan de rand van de wateren des doops maar dalen er niet in af. Zij staan voor de drempel van hun getuigenis maar komen er niet toe de waarheid te erkennen. Zij betreden niet stapje voor stapje het pad van het discipelschap, maar verwachten dat de een of andere manifestatie hen tot geloof zal brengen.

Zij staan stil op de weg naar Damascus.

Geloof komt stukje bij beetje

Een lieve zuster was al haar hele leven trouw lid van de kerk. Maar ze koesterde een stil verdriet. Haar dochter was jaren daarvoor na een korte ziekte overleden. De pijn van die tragedie achtervolgde haar nog steeds. Ze bleef maar worstelen met de vragen die dergelijke heftige gebeurtenissen oproepen. Ze gaf ronduit toe dat haar getuigenis was verzwakt; dat haar geloof alleen nog te redden viel als de hemelen zich voor haar zouden openen.

En daar wachtte ze op.

Ook vele anderen staan om verschillende redenen stil op de weg naar Damascus. Zij stellen hun volledige toewijding als discipelen uit. Zij hopen dat ze het priesterschap ontvangen, maar aarzelen in hun voorbereiding op dat voorrecht. Zij willen graag naar de tempel, maar stellen de laatste geloofsdaad uit om ervoor in aanmerking te komen. Zij blijven wachten tot ze Christus als een schitterend schilderij van Carl Bloch overhandigd krijgen, waarna hun twijfels en angsten voor altijd zijn weggenomen.

De waarheid is echter dat wie er ijverig naar streven om van Christus te leren, Hem uiteindelijk leren kennen. Zij ontvangen in eigen persoon een goddelijk portret van de Meester, maar meestal komt die in de vorm van een puzzel — één stukje tegelijk. Elk afzonderlijk stukje op zich is niet altijd zo goed herkenbaar; de relatie met het geheel is soms onduidelijk. Elk stukje geeft ons iets meer inzicht in het grote geheel. Uiteindelijk, als we genoeg stukjes hebben gelegd, ontdekken we hoe mooi het geheel eigenlijk is. Als we dan op onze ervaringen terugkijken, zien we dat de Heiland inderdaad tot ons is gekomen — niet in één keer, maar stilletjes, onopvallend, bijna ongemerkt.

Dat is voor ons weggelegd als we voorwaarts gaan in geloof en niet te lang stilstaan op de weg naar Damascus.

Luisteren en handelen

Ik getuig tot u dat onze Vader in de hemel zijn kinderen liefheeft. Hij houdt van ons. Hij houdt van u. Indien nodig tilt de Heer u zelfs over obstakels heen als u zijn vrede zoekt met een gebroken hart en een verslagen geest. Hij spreekt vaak tot ons op een wijze die we alleen met ons hart kunnen verstaan. Wij kunnen zijn stem beter horen als we de volumeknop van het wereldse lawaai om ons heen zachter zetten. Als we de ingevingen van de Geest om welke reden dan ook negeren of blokkeren, merken we die minder goed op totdat we ze helemaal niet meer horen. Laten we leren naar de ingevingen van de Geest te luisteren en er terstond naar te handelen.

Onze geliefde profeet, Thomas S. Monson, is in dat opzicht ons voorbeeld. Er zijn talloze verhalen over zijn aandacht voor de influisteringen van de Geest. Ouderling Jeffrey R. Holland heeft een van die voorbeelden genoemd:

Toen president Monson eens een opdracht in Louisiana (VS) moest vervullen, vroeg een ringpresident of hij tijd had voor een bezoek aan een tienjarig meisje, Christal, dat aan kanker leed en niet lang meer te leven had. De familie van Christal had gebeden dat president Monson zou komen. Maar ze woonden ver weg en er was gewoonweg geen tijd in het overvolle schema. In plaats daarvan stelde president Monson voor dat degenen die tijdens de ringconferentie de gebeden uitspraken, Christal in hun gebeden zouden gedenken. De Heer en de familie zouden dat vast begrijpen.

Toen president Monson tijdens de zaterdagbijeenkomst van de conferentie opstond om zijn toespraak te houden, fluisterde de Geest hem toe: ‘Laat de kinderen tot Mij komen, verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods.’3

‘Zijn aantekeningen vervaagden. Hij probeerde zich op het thema van de bijeenkomst te richten, maar hij kon de naam en het beeld van [het meisje] niet uit zijn hoofd zetten.’4

Hij gaf gehoor aan de Geest en gooide zijn schema om. De volgende ochtend vroeg liet president Monson de negenennegentig achter en reisde hij vele kilometers om plaats te nemen aan het bed van de ene.

Hij keek daar ‘neer op een kind dat te ziek was om overeind te komen, te zwak om te spreken. Haar ziekte had haar blind gemaakt. Broeder Monson was diep geraakt door de aanblik en door de Geest van de Heer. (…) Hij nam haar zwakke hand in de zijne. “Christal,” fluisterde hij, “ik ben hier.”

‘Met grote moeite fluisterde ze terug: “Broeder Monson, ik wist dat u zou komen.”’5

Geliefde broeders en zusters, laten wij ons scharen onder degenen op wie de Heer kan rekenen om zijn influisteringen te horen en, net als Saulus op zijn weg naar Damascus, te zeggen: ‘Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?’6

Anderen helpen

Soms herkennen we de stem van de Heer in ons leven ook niet omdat de openbaringen van de Geest niet altijd rechtstreeks als een antwoord op onze gebeden tot ons komen.

Onze Vader in de hemel verwacht van ons dat we iets eerst zelf uitvorsen en dan om leiding bidden als we antwoorden zoeken op vragen en zorgen die ons bezighouden. Onze hemelse Vader heeft ons verzekerd dat Hij onze gebeden hoort en verhoort. Het antwoord komt misschien door de stem en goede raad van vertrouwde vrienden en familieleden, de Schriften, en de woorden van profeten.

In mijn beleving zijn sommige sterke ingevingen die we krijgen niet alleen voor onszelf bedoeld, maar ook voor anderen. Als we uitsluitend aan onszelf denken, lopen we misschien wel enkele van de krachtigste geestelijke ervaringen en ingrijpendste openbaringen in ons leven mis.

President Spencer W. Kimball heeft over dat beginsel gezegd: ‘God ziet ons echt en waakt over ons. Maar Hij voorziet meestal door een ander in onze behoeften. Daarom is het van essentieel belang dat wij elkaar dienen.’7 Broeders en zusters, wij zijn allen volgens ons verbond verplicht om de behoeften van anderen op te merken en anderen te helpen zoals de Heiland dat deed, en de mensen om ons heen tot zegen te zijn.

Het antwoord op ons gebed komt vaak niet terwijl bidden, maar terwijl we de Heer en onze naasten helpen. Onzelfzuchtig dienstbetoon en toewijding verfijnen onze geest, verwijderen de schubben van onze geestelijke ogen en openen de vensters van de hemel. Wanneer we het antwoord op iemands gebed zijn, vinden we vaak het antwoord op dat van onszelf.

Doorgeven

De Heer openbaart ons soms dingen die alleen voor ons bestemd zijn. Maar vaak, heel vaak vertrouwt Hij een getuigenis van de waarheid toe aan diegenen van wie Hij weet dat zij dat aan anderen zullen doorgeven. Dat is bij elke profeet vanaf de tijd van Adam het geval geweest. De Heer verwacht ook dat wij als leden van zijn herstelde kerk ‘te allen tijde [onze] mond opendoen en [z]ijn evangelie met vreugdeklanken verkondigen’.8

Dat is niet altijd makkelijk. Sommigen trekken liever een handkar over de vlakten dan dat zij bij hun vrienden en collega’s godsdienst en geloof als gespreksstof aansnijden. Zij maken zich zorgen om wat anderen van hen denken of menen dat de vriendschap eronder zal lijden. Maar zo hoeft dat niet uit te pakken, want we verkondigen een blijde boodschap, een boodschap van vreugde.

Jaren geleden woonden en werkten wij met ons gezin onder mensen die voor het merendeel niet van ons geloof waren. Als ze vroegen hoe ons weekend was geweest, probeerden we de gebruikelijke onderwerpen — sportwedstrijden, films of het weer — te vermijden. We spraken liever over de religieuze ervaringen die we dat weekend als gezin hadden gehad. Bijvoorbeeld wat een jonge spreker of spreekster in de avondmaalsdienst had gezegd over de normen in Voor de kracht van de jeugd. Of dat we geraakt waren door de woorden van een jongeman die op zending ging. Of dat het evangelie en de kerk ons als gezin hadden geholpen om met een bepaalde moeilijkheid om te gaan. We probeerden niet al te prekerig of aanmatigend over te komen. Mijn vrouw, Harriet, wist altijd wel iets inspirerends, opbouwends of humoristisch te vertellen. Daaruit kwamen vaak diepgaande gesprekken voort. Het is interessant dat wanneer we met vrienden over de moeilijkheden van het leven spraken, we vaak de opmerking kregen: ‘Jullie hebben het makkelijk; jullie hebben je kerk.’

Met de vele mogelijkheden van sociale media en nuttige, en minder nuttige, snufjes binnen handbereik, kunnen wij het goede nieuws van het evangelie met meer gemak en resultaat dan ooit verspreiden. Ik denk zelfs dat sommigen die naar mijn toespraak luisteren al sms’jes sturen in de trant van: ‘Hij praat nu al tien minuten, maar ik heb nog niets over luchtvaart gehoord!’ Mijn jonge vrienden, zou de Heer met zijn aansporing om onze mond open te doen9 ook niet bedoelen dat we in deze tijd onze handen moeten gebruiken om het goede nieuws van het evangelie te sms’en, te bloggen en te e-mailen! Maar let wel: alles op een gepaste tijd en plaats.

Broeders en zusters, met de zegeningen van de moderne technologie kunnen wij onze dankbaarheid en vreugde voor Gods grote plan voor zijn kinderen niet alleen op het werk of in de klas laten horen, maar in de hele wereld. Soms kan één zinnetje getuigenis ertoe leiden dat iemands leven voorgoed verandert.

De beste manier om het evangelie uit te dragen, is door ons voorbeeld. Als wij ons geloof in praktijk brengen, valt mensen dat op. Als het gelaat van Jezus Christus in ons leven doorschijnt10, als wij blij zijn en gemoedsrust hebben in de wereld, worden mensen nieuwsgierig hoe dat komt. Een van de grootste redes die ooit over zendingswerk is gehouden, is deze eenvoudige gedachte die aan de heilige Franciscus van Assisi wordt toegeschreven: ‘Predik het evangelie te allen tijde, en gebruik daarbij woorden als dat nodig is.’11 Overal om ons heen zijn daar gelegenheden toe. Laat ze niet aan u voorbijgaan door te lang stil te staan op de weg naar Damascus.

Onze weg naar Damascus

Ik getuig dat de Heer in deze tijd tot zijn profeten en apostelen spreekt. Hij spreekt ook tot allen die met een oprecht hart en een eerlijke bedoeling tot Hem komen.12

Twijfel niet. Weet: ‘Zalig zij, die niet gezien hebben en toch geloven.’13 God houdt van u. Hij hoort uw gebeden. Hij spreekt tot zijn kinderen en biedt troost, gemoedsrust en begrip aan wie Hem zoeken en Hem eren door in zijn wegen te wandelen. Ik geef u mijn heilige getuigenis dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen op koers ligt. Wij hebben een levende profeet. Deze kerk wordt geleid door Hem wiens naam wij dragen, ja, de Heiland Jezus Christus.

Broeders en zusters, Laten we niet te lang stilstaan op onze weg naar Damascus; laten we moedig in geloof, hoop en liefde voorwaarts gaan. Dan worden we gezegend met het licht dat we allemaal zoeken op het pad van het discipelschap. Daarvan getuig ik en laat u mijn zegen. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.

  1. Handelingen 8:3.

  2. Handelingen 9:3–4.

  3. Marcus 10:14.

  4. Zie Jeffrey R. Holland, ‘President Thomas S. Monson: Always “on the Lord’s Errand”’, Tambuli, oktober–november 1986, p. 20.

  5. Jeffrey R. Holland, Tambuli, oktober–november 1986, p. 20.

  6. Handelingen 9:6.

  7. Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball (2006), p. 92.

  8. Leer en Verbonden 28:16.

  9. Leer en Verbonden 60:2.

  10. Zie Alma 5:14.

  11. William Fay en Linda Evans Shepherd, Share Jesus without Fear (1999), p. 22.

  12. Zie Moroni 10:3–5.

  13. Johannes 20:29.