2010–2019
Leringen van Jezus
Oktober 2011


Leringen van Jezus

Jezus Christus is de eniggeboren en geliefde Zoon van God. (…) Hij is onze Redder van zonde en dood. Dat is de belangrijkste kennis op aarde.

‘Wat dunkt u van de Christus?’ (Matteüs 22:42). Met die woorden bracht Jezus de Farizeeërs van zijn tijd in de war. Met diezelfde woorden vraag ik u, heiligen der laatste dagen en andere christenen, wat u werkelijk gelooft aangaande Jezus Christus en wat u met dat geloof doet.

De meeste citaten die ik aanhaal, komen uit de Bijbel omdat die de meeste christenen bekend is. Bij mijn interpretaties maak ik natuurlijk wel gebruik van wat we te weten komen door nieuwe Schriftuur, met name het Boek van Mormon, over Bijbelteksten die zo dubbelzinnig zijn dat verschillende christenen het oneens zijn over hun betekenis. Ik richt mij tot zowel gelovigen als anderen. Zoals ouderling Tad R. Callister vanochtend al heeft gezegd, loven sommigen die zichzelf christenen noemen Jezus als een groot leraar maar gaan niet zover dat ze zijn goddelijkheid bevestigen. Om me tot hen te richten, heb ik de woorden van Jezus zelf gekozen. We moeten allemaal bedenken wat Hijzelf onderwees over wie Hij is en waarvoor Hij naar de aarde is gezonden.

Eniggeboren Zoon

Jezus zei dat Hij de eniggeboren Zoon was. Hij zei:

‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

‘Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde’ (Johannes 3:16–17).

God de Vader bevestigde dat. Tijdens de climax van de heilige gebeurtenis op de berg van verheerlijking verklaarde Hij uit de hemel: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!’ (Matteüs 17:5.)

Jezus leerde ook dat Hij er net zo uitzag als zijn Vader. Tegen zijn apostelen zei hij:

‘Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van nu af aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien.

‘Filippus zeide tot Hem: Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg.

‘Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’ (Johannes 14:7–9).

Later beschreef de apostel Paulus de Zoon als ‘zijn evenbeeld’ — het evenbeeld van God de Vader (Hebreeën 1:3, HSV; zie ook 2 Korintiërs 4:4).

Schepper

De apostel Johannes schreef dat Jezus, die hij ‘het Woord’ noemde, ‘in den beginne bij God’ was. ‘Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is’ (Johannes 1:2–3). Zo was Jezus Christus in het plan van de Vader de Schepper van alle dingen.

Here God van Israël

Tijdens zijn bediening onder zijn volk in Palestina, verklaarde Jezus dat Hij Jehova was, de Here God van Israël (zie Johannes 8:58). Later diende Hij zijn volk op het westelijk halfrond als de opgestane Heer. Hij verklaarde:

‘Zie, Ik ben Jezus Christus, die volgens het getuigenis der profeten in de wereld zou komen. (…)

“… Ik [ben] de God van Israël en de God der gehele aarde’ (3 Nephi 11:10, 14).

Wat Hij voor ons heeft gedaan

Jaren geleden sprak ik tijdens een ringconferentie met een vrouw die zei dat men haar na vele jaren gevraagd had om terug naar de kerk te komen, maar ze kon geen enkele reden bedenken waarom ze dat zou doen. Om haar aan te moedigen, zei ik: ‘Als u bedenkt wat de Heiland voor ons heeft gedaan, heeft u dan niet vele redenen om terug naar de kerk te komen om Hem te aanbidden en dienen?’ Ik was verbaasd door haar antwoord: ‘Wat heeft Hij voor mij gedaan?’ Ter wille van hen die niet begrijpen wat onze Heiland voor ons heeft gedaan, zal ik die vraag beantwoorden met zijn eigen woorden en met mijn getuigenis.

Het leven van de wereld

In de Bijbel staat deze lering van Jezus: ‘Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed’ (Johannes 10:10). Later, in de Nieuwe Wereld, verklaarde Hij: ‘Ik ben het licht en het leven der wereld’ (3 Nephi 11:11). Hij is het leven van de wereld omdat Hij onze Schepper is en omdat wij door zijn opstanding er allen van verzekerd zijn dat we weer zullen leven. En het leven dat Hij ons schenkt, is niet alleen sterfelijk leven. Hij legde uit: ‘Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven’ (Johannes 10:28; zie ook Johannes 17:2).

Het licht van de wereld

Jezus verklaarde ook: ‘Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt zal nimmer in de duisternis wandelen’ (Johannes 8:12). Jezus heeft ook gezegd: ‘Ik ben de weg en de waarheid en het leven’ (Johannes 14:6). Hij is de weg en Hij is het licht, want zijn leringen verlichten ons pad in het sterfelijk leven en wijzen ons de weg terug naar de Vader.

Hij doet de wil van de Vader

Jezus eerde en volgde zijn Vader altijd. Toen Hij nog maar een jongen was, zei Hij al tegen zijn aardse ouders: ‘Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders?’ (Lucas 2:49). Later zei Hij: ‘Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft’ (Johannes 6:38; zie ook Johannes 5:19). En de Heiland leerde: ‘(…) niemand komt tot de Vader dan door Mij’ (Johannes 14:6; zie ook Matteüs 11:27).

Wij keren naar de Vader terug door zijn wil te doen. Jezus zei: ‘Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is’ (Matteüs 7:21). Hij legde uit:

‘Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan?

‘En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend: gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid’ (Matteüs 7:22–23).

Wie zal dan het koninkrijk der hemelen binnengaan? Niet zij die slechts geweldige dingen doen in de naam van de Heer, zei Jezus, maar alleen ‘wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is’.

Het grote Voorbeeld

Jezus heeft ons laten zien hoe je dat doet. Keer op keer nodigde Hij ons uit om Hem te volgen: ‘Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij’ (Johannes 10:27).

Priesterschapsmacht

Hij gaf priesterschapsmacht aan zijn apostelen (zie Matteüs 10:1) en aan anderen. Tegen Petrus, de senior apostel, zei Hij: ‘Ik zal u de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen’ (Matteüs 16:19; zie ook Matteüs 18:18).

Lucas vermeldt dat ‘de Here nog (…) zeventig aan[wees] en Hij zond hen twee aan twee voor Zich uit naar alle steden en plaatsen, waar Hij zelf komen zou’ (Lucas 10:1). Later vertelden deze zeventig Jezus met blijdschap: ‘Here, ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in uw naam’ (Lucas 10:17). Ik ben getuige van die priesterschapsmacht.

Leiding door de Heilige Geest

Aan het einde van zijn aardse bediening vertelde Jezus zijn apostelen: ‘De Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb’ (Johannes 14:26) en ‘Hij zal u de weg wijzen tot de volle waarheid’ (Johannes 16:13).

Leiding door zijn geboden

Hij leidt ons ook door middel van zijn geboden. Zo gebood Hij de Nephieten dat ze geen twistgesprekken meer moesten voeren over punten van de leer. Hij zei:

‘Want voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, hij die de geest van twisten heeft, is niet van Mij, maar van de duivel, die de vader van twisten is, en hij hitst het hart der mensen op om in toorn te twisten, de een met de ander.

‘Ziet, het is niet mijn leer om het hart der mensen tot toorn tegen elkander op te hitsen; maar dit is mijn leer, dat zulke dingen zullen worden weggedaan’ (3 Nephi 11:29–30).

Focus op het eeuwige leven

Hij vraagt ons ook om ons op Hem te richten, niet op de dingen van de wereld. In zijn prachtige redevoering over het brood des levens, legde Jezus het contrast uit tussen stoffelijke en eeuwige voeding. ‘Werkt niet om de spijs, die vergaat,’ zei Hij, ‘maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal’ (Johannes 6:27). De Heiland verkondigde dat Hij het brood des levens was, de bron van eeuwige voeding. Sprekend over de stoffelijke voeding die de wereld bood, met inbegrip van het manna dat Jehova had gezonden om de kinderen van Israël in de woestijn te voeden, leerde Jezus dat zij die op dit brood hadden vertrouwd nu dood waren (zie Johannes 6:49–50). Daarentegen was de voeding die Hij aanbood ‘het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is.’ En Jezus leerde: ‘Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven’ (Johannes 6:51).

Sommige van zijn discipelen zeiden dat dit ‘een harde rede’ was en ‘van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede’ (Johannes 6:60, 66). Kennelijk accepteerden zij zijn eerdere boodschap niet dat zij eerst het koninkrijk Gods moesten zoeken (Matteüs 6:33). Ook tegenwoordig zijn sommigen die beweren christen te zijn meer tot de dingen van de wereld aangetrokken — de dingen die het aardse leven in stand houden maar geen voeding voor het eeuwige leven bieden. Voor sommigen is zijn ‘harde rede’ nog steeds een reden om Christus niet te volgen.

De verzoening

Het hoogtepunt van de aardse bediening van onze Heiland was zijn opstanding en zijn verzoening voor de zonden van de wereld. Johannes de Doper profeteerde hierover toen hij zei: ‘Zie het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt’ (Johannes 1:29). Later leerde Jezus dat ‘de Zoon des Mensen (…) gekomen is (…) om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen’ (Matteüs 20:28). Tijdens het laatste avondmaal legde Jezus volgens het verslag in Matteüs uit dat de wijn die Hij had gezegend ‘het bloed van mijn verbond [is], dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden’ (Matteüs 26:28).

Toen de verrezen Heiland aan de Nephieten verscheen, nodigde Hij hen uit om naar voren te komen om de wond in zijn zij en de afdrukken van de spijkers in zijn handen en voeten te voelen. Hij deed dat, zoals Hij zei ‘opdat gij zult weten dat Ik de God van Israël en de God der gehele aarde ben, en ben gedood voor de zonden der wereld’ (3 Nephi 11:14). En, zo gaat het verslag verder, de menigte viel ‘aan de voeten van Jezus neer en aanbad (…) Hem’ (vs. 17). Hiervoor zal uiteindelijk de hele wereld Hem aanbidden.

Jezus gaf nog meer kostbare informatie over zijn verzoening. In het Boek van Mormon, dat uitwijdt over Jezus’ leringen en de beste uitleg geeft van zijn zending, staat deze lering:

‘Mijn Vader heeft Mij gezonden opdat Ik aan het kruis zou worden verhoogd (…) opdat Ik (…) alle mensen tot Mij zou kunnen trekken, (…)

“… om naar hun werken te worden geoordeeld.

‘Wie zich bekeert en zich in mijn naam laat dopen, zal worden vervuld; en indien hij tot het einde volhardt, zie, hem zal Ik onschuldig houden voor het aangezicht van mijn Vader ten dage dat Ik zal staan om de wereld te oordelen. (…)

‘En niets onreins kan zijn koninkrijk ingaan; daarom gaat niemand tot zijn rust in behalve zij die hun klederen in mijn bloed hebben gereinigd, wegens hun geloof en de bekering van al hun zonden en hun getrouwheid tot het einde’ (3 Nephi 27:14–16, 19).

De verzoening van Jezus Christus biedt ons dus de gelegenheid om de geestelijke dood te overwinnen die het gevolg is van zonde, en door het sluiten en naleven van heilige verbonden de zegeningen van het eeuwige leven te ontvangen.

Uitdaging en getuigenis

Jezus gaf deze uitdaging: ‘Wat dunkt u van de Christus?’ (Matteüs 22:42). De apostel Paulus gaf de Korintiërs de volgende uitdaging: ‘Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt’ (2 Korintiërs 13:5). Wij allen zouden die vraag voor onszelf moeten beantwoorden. Waar ligt uiteindelijk onze loyaliteit? Lijken wij op de christenen in de gedenkwaardige beschrijving van ouderling Maxwell die naar Zion zijn verhuisd maar hun woning in Babylon nog aanhouden?1

Er is geen middenweg. Wij zijn volgelingen van Jezus Christus. Wij zijn burgers in zijn kerk en zijn evangelie, en we behoren geen visum aan te vragen om Babylon te bezoeken of als een van zijn burgers te handelen. We moeten zijn naam eren, zijn geboden onderhouden en ‘niet de dingen van deze wereld [zoeken], maar […] [er] eerst naar [streven] het koninkrijk Gods op te bouwen en zijn gerechtigheid te vestigen’ (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 6:38).

Jezus Christus is de eniggeboren en geliefde Zoon van God. Hij is onze Schepper. Hij is het licht van de wereld. Hij is onze Redder van zonde en dood. Dat is de belangrijkste kennis op aarde. En u kunt dat voor uzelf weten evenals ik het voor mijzelf weet. De Heilige Geest, die van de Vader en de Zoon getuigt en ons tot alle waarheid leidt, heeft mij deze waarheden geopenbaard, en Hij zal ze aan u openbaren. De manier is verlangen en gehoorzaamheid. Jezus verklaarde: ‘Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden’ (Matteüs 7:7). Jezus leerde: ‘Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek’ (Johannes 7:17). Ik getuig van de waarheid hiervan in de naam van Jezus Christus. Amen.

  1. Zie Neal A. Maxwell, A Wonderful Flood of Light (1990), p. 47.