2010–2019
Blijf op het grondgebied van de Heer!
April 2012


Blijf op het grondgebied van de Heer!

Daarom moet we ons dagelijks afvragen: ‘Leiden mijn daden ertoe dat ik mij op het grondgebied van de Heer bevind of op dat van de tegenstander?’

President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Ik wil u graag een eenvoudige formule aan de hand doen waaraan u de keuzes waar u voor komt te staan kunt toetsen. Zij is makkelijk te onthouden: “Je kunt niet goed zitten als je fout doet, en je kunt niet fout zitten als je goed doet.”’ (‘Paden tot volmaking’, Liahona, juli 2002, p. 112). President Monsons formule is eenvoudig en ondubbelzinnig. Zij werkt op dezelfde manier als de Liahona die Lehi kreeg. Als we geloof oefenen en Gods geboden stipt gehoorzamen, zal het ons duidelijk worden welke richting we moeten inslaan als we voor keuzes komen te staan.

De apostel Paulus wees ons op het belang van in de Geest zaaien en niet in het vlees. Hij schreef:

‘Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.

‘Want wie in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderf oogsten; maar wie in de Geest zaait, zal uit de Geest het eeuwige leven oogsten.

‘Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is zullen wij oogsten, als wij niet verslappen’ (Galaten 6:7–9, HSV).

In de Geest te zaaien betekent dat al onze gedachten, woorden en daden ons dienen te verheffen tot het goddelijke niveau van onze hemelse Ouders. De Schriften verwijzen naar het vlees als de lichamelijke of vleselijke natuur van de natuurlijke mens, die mensen ertoe brengt zich over te geven aan de hartstochten, verlangens, begeerten en driften van het vlees in plaats van aan de inspiratie van de Heilige Geest. Als we niet oppassen kunnen die invloeden, samen met het kwaad in de wereld dat zich aan ons opdringt, ertoe leiden dat we ordinair en roekeloos gedrag overnemen dat deel van ons karakter kan worden. Om slechte invloeden te vermijden, dienen we ons te houden aan de instructie die de profeet Joseph Smith van de Heer kreeg over doorlopend zaaien in de Geest: ‘Welnu, wordt niet moede goed te doen, want gij legt het fundament van een groot werk. En uit het kleine komt het grote voort’ (LV 64:33).

Om onze geest te verheffen, is het van belang dat we ‘alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek (…) uit [ons] midden bannen, evenals alle kwaadaardigheid’ (Efeziërs 4:31) en: ‘Weest wijs in de dagen van uw proeftijd; ontdoet u van alle onreinheid’ (Mormon 9:28).

Onze Schriftstudie leert ons dat we Gods beloften niet los kunnen koppelen van een rechtschapen levenswijze en dat ze alleen van kracht zijn als we gehoorzaam zijn. Die beloften moeten onze ziel voeden, en ons de hoop en de moed geven om het niet op te geven als we met dagelijkse problemen worden geconfronteerd in een maatschappij waarin ethische en morele waarden verdwijnen, met als gevolg dat mensen zelfs nog meer in het vlees zaaien. Hoe kunnen we er zeker van zijn dat we met onze keuzes niet in het vlees zaaien, maar in de Geest?

President George Albert Smith heeft ooit een raad van zijn grootvader aangehaald: ‘Er is een duidelijke scheidingslijn tussen het grondgebied van God en het grondgebied van de duivel. Als u aan Gods kant van de lijn blijft, bent u onder zijn invloed en voelt u niet de drang om verkeerd te doen; maar als u de lijn ook maar een centimeter overschrijdt naar de kant van de duivel, bent u in de macht van de verleider en als hij succes heeft, zult u zelfs niet logisch kunnen nadenken omdat u de Geest van de Heer kwijt bent geraakt.’ (Leringen van kerkpresidenten: George Albert Smith [2011], p. 191.)

Daarom moet we ons dagelijks afvragen: ‘Leiden mijn daden ertoe dat ik mij op het grondgebied van de Heer bevind of op dat van de tegenstander?’

De profeet Mormon wees de Nephieten erop hoe belangrijk het is om het verschil tussen goed en kwaad te onderkennen:

‘Daarom, alle dingen die goed zijn, komen van God; en wat slecht is, komt van de duivel; want de duivel is een vijand van God en strijdt voortdurend tegen Hem, en nodigt uit en verlokt tot zonde en om voortdurend te doen wat kwaad is.

‘Doch ziet, wat van God is, nodigt steeds uit en spoort voortdurend aan om het goede te doen’ (Moroni 7:12–13).

We moeten met het licht van Christus en de invloed van de Heilige Geest vaststellen of we ons met onze levenswijze op het grondgebied van de Heer bevinden of niet. Als ons gedrag goed is, wordt dat door God geïnspireerd, want alles wat goed is, komt van God. Als ons gedrag echter slecht is, worden we beïnvloed door de tegenstander, omdat hij de mens overhaalt om het slechte te doen.

Ik ben onder de indruk van de Afrikanen, omdat zij vastbesloten zijn om op het grondgebied van de Heer te blijven. Wie de uitnodiging aanvaarden om tot Christus te komen, zijn zelfs onder moeilijke omstandigheden een licht voor de wereld. Een paar weken geleden bezocht ik een van de wijken in Zuid-Afrika en daar had ik het voorrecht om met twee jonge priesters, hun bisschop en hun ringpresident een paar minderactieve jongemannen uit hun quorum op te zoeken. Ik was onder de indruk van de moed en de nederigheid van die twee priesters toen zij de minderactieve jongemannen uitnodigden om terug naar de kerk te komen. Terwijl zij met de minderactieve jongemannen spraken, zag ik dat het licht van de Heiland van hun gelaat straalde, dat tezelfdertijd afstraalde op allen die aanwezig waren. Zij vervulden hun plicht om de zwakken te hulp te komen, de handen die slap neerhangen te verheffen en de knikkende knieën te versterken (zie LV 81:5). De houding van die twee priesters maakte dat ze op het grondgebied van de Heer waren, en zij waren een instrument in zijn handen toen zij anderen uitnodigden om dat ook te doen.

In Leer en Verbonden 20:37 leert de Heer ons als volgt wat het betekent om in de Geest te zaaien en wat ons op het grondgebied van de Heer houdt: ons voor God verootmoedigen, met een gebroken hart en verslagen geest komen, voor de kerk betuigen dat wij ons waarlijk van al onze zonden hebben bekeerd, gewillig zijn de naam van Jezus Christus op ons te nemen, en vastbesloten zijn om Hem tot het einde toe te dienen, en waarlijk door onze werken bewijzen dat wij door de doop in de kerk zijn opgenomen. Onze bereidwilligheid om deze verbonden na te komen, bereidt ons voor op ons leven als verheerlijkte wezens in de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader. Deze verbonden moeten ten grondslag liggen aan ons gedrag jegens onze gezinsleden, aan onze omgang met anderen, en vooral aan onze relatie tot de Heiland.

Jezus Christus heeft het volmaakte gedragspatroon laten zien zodat we aan ons gedrag kunnen werken om aan deze heilige verbonden te voldoen. De Heiland bande elke invloed uit zijn leven die Hem zou kunnen afleiden van zijn goddelijke zending, in het bijzonder toen Hij tijdens zijn bediening door de duivel in verzoeking werd gebracht. Hoewel Hij nooit zondigde, had Hij een gebroken hart en een verslagen geest, en was Hij vol liefde voor zijn hemelse Vader en alle mensen. Hij verootmoedigde Zich voor zijn Vader in de hemel, zette zijn eigen wil opzij om tot het einde toe te doen wat de Vader van Hem verlangde. Zelfs op dat uur van extreme lichamelijke en geestelijke pijn, toen de hele zondelast van alle mensen op zijn schouders rustte en Hij uit elke porie bloedde, zei Hij tegen de Vader: ‘Doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt’ (Marcus 14:36).

Mijn bede is, nu we nadenken over onze verbonden, dat we ons zullen pantseren tegen ‘de brandende pijlen van de tegenstander’ (1 Nephi 15:24), door de Heiland tot voorbeeld te nemen, zodat we zullen zaaien in de Geest en op het grondgebied van de Heer zullen blijven. Laten we de formule die president Monson opperde in gedachten houden: ‘Je kunt niet goed zitten als je fout doet, en je kunt niet fout zitten als je goed doet.’ Ik heb dit gezegd in de naam van Jezus Christus. Amen.