2010–2019
Bergen bedwingen
April 2012


Bergen bedwingen

Als we geloof in Jezus Christus hebben, kunnen de moeilijkste maar ook de voorspoedigste tijden zegenrijk zijn.

Ik hoorde president Spencer W. Kimball tijdens een conferentie God eens vragen hem bergen te geven om te bedwingen. Hij zei: ‘Er liggen grote uitdagingen voor ons, enorme kansen voor het grijpen. Ik verwelkom dat vooruitzicht en zeg in alle nederigheid graag tegen de Heer: “Geef mij dit bergland”, geef mij deze uitdagingen.’1

Mijn hart klopte sneller, want ik wist wat voor uitdagingen en moeilijkheden hij al had doorstaan. Ik wilde graag meer op hem lijken, een moedige dienstknecht van God. Dus bad ik op een avond om iets waardoor ik mijn moed kon bewijzen. Ik weet het nog heel goed. Die avond knielde ik in mijn slaapkamer vol geloof neer. Mijn hart leek bijna te barsten.

Binnen een dag of twee werd mijn gebed beantwoord. De zwaarste beproeving van mijn leven verraste mij en stemde mij nederig. Ik leerde er twee dingen door. Ten eerste had ik een duidelijk bewijs dat God mijn gelovig gebed had gehoord en verhoord. Maar ten tweede was dat het begin van een doorlopende reeks lessen waardoor ik beter leer begrijpen waarom ik die avond zo zeker wist dat de potentiële zegeningen van tegenspoed alles meer dan de moeite waard maken.

De moeilijkheden die ik destijds te verduren kreeg, lijken nu onbeduidend ten opzichte van wat er sindsdien op mijn pad en dat van mijn dierbaren is gekomen. Velen van u maken nu lichamelijke, geestelijke en emotionele beproevingen mee waardoor u misschien wel wilt uitroepen wat een fantastische, trouwe dienstknecht van God die ik goed heb gekend, ooit uitriep. Zijn verpleegkundige hoorde hem vanaf zijn ziekbed vol pijn uitroepen: ‘Ik heb altijd geprobeerd een goed leven te leiden. Waarom overkomt mij dit nu?’

U weet hoe de Heer die vraag voor de profeet Joseph Smith in zijn gevangeniscel beantwoordde:

‘En indien gij in de put wordt geworpen, of in de handen van moordenaars valt, en het doodvonnis over u wordt geveld; indien gij in het diep wordt geworpen; indien de ziedende baren tegen u samenspannen; indien hevige winden uw vijand worden; indien de hemelen zwart worden en alle elementen zich verenigen om de weg te versperren; en bovenal, indien zelfs de kaken der hel wijd tegen u worden opengesperd, weet dan, mijn zoon, dat al deze dingen u ondervinding zullen geven en voor uw bestwil zullen zijn.

‘De Zoon des Mensen is onder dat alles afgedaald. Zijt gij groter dan Hij?

‘Welnu, houd vol op uw weg, en het priesterschap zal met u blijven; want hun grenzen zijn vastgesteld, zij kunnen die niet overschrijden. Uw dagen zijn bekend en uw jaren zullen niet verminderd worden; daarom, vrees niet wat de mens kan doen, want God zal met u zijn tot in alle eeuwigheid.’2

Naar mijn idee is er geen beter antwoord op de vraag waarom beproevingen voorkomen en wat we moeten doen dan de woorden van de Heer zelf. Hij heeft voor ons beproevingen doorstaan waarvan we ons de verschrikking niet kunnen voorstellen.

U weet dat Hij ons de raad geeft om ons, wegens ons geloof in Hem, te bekeren:

‘Daarom gebied Ik u zich te bekeren — bekeer u, opdat Ik u niet sla met de roede van mijn mond, en met mijn verbolgenheid, en met mijn toorn, en uw lijden hevig zij — hoe hevig weet u niet, hoe intens weet u niet, ja, hoe zwaar te dragen weet u niet.

‘Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren;

‘maar als zij zich niet bekeren, moeten zij lijden zoals Ik;

welk lijden Mij, ja, God, de grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden — en Ik wilde dat Ik de bittere beker niet behoefde te drinken, en kon terugdeinzen —

‘niettemin, ere zij de Vader, en Ik dronk en volbracht mijn voorbereidingen voor de mensenkinderen.’3

U en ik hebben het geloof dat we boven beproevingen kunnen uitstijgen in het vertrouwen dat er ‘balsem in Gilead’4 is en dat de Heer heeft beloofd: ‘Ik zal u niet (…) verlaten.’5 Dat is wat ons en de mensen die we dienen volgens president Thomas S. Monson op de been houden in eenzame en welhaast ondraaglijke beproevingen.6

Maar president Monson houdt ons ook wijselijk voor dat de vorming van een fundament van geloof in die beloften de nodige tijd vergt. U hebt, net als ik, de noodzaak voor dat fundament wellicht gezien aan het bed van iemand die de strijd om tot het einde toe te volharden wilde opgeven. Als het fundament van geloof niet in ons hart is gevestigd, zal de kracht om te volharden niet toereikend zijn.

Ik wil u vandaag uitleggen hoe we volgens mij dat rotsvaste fundament kunnen verkrijgen. Dat doe ik om twee redenen met de nodige nederigheid. Ten eerste hebben mijn woorden misschien een ontmoedigende uitwerking op mensen die nu zwaar beproefd worden en het fundament van hun geloof voelen afbrokkelen. Ten tweede besef ik dat me voor het einde van mijn leven nog grotere uitdagingen te wachten staan. De aanwijzingen die ik u daarom geef, moet ik zelf nog zien waar te maken door tot het einde toe te volharden.

Als jongeman werkte ik bij een aannemer die funderingen en vloeren voor nieuwe huizen aanlegde. In de zomerhitte was het zwaar werk om de grond de pasvorm te geven waarin we het cement voor de fundering konden storten. We hadden geen machines. We deden alles met pikhouweel en schop. Duurzame funderingen aanleggen was hard ploeteren in die tijd.

Er kwam ook geduld aan te pas. Na het storten van de fundering moesten we het cement laten uitharden. Hoe graag we ook wilden opschieten met de klus, we wachtten ook altijd na het storten van de fundering voordat we de pasvormen weghaalden.

En een nieuwe bouwvakker zoals ik was nog meer onder de indruk van het kennelijk secure en tijdrovende karwei om betonijzer binnen de pasvormen te plaatsen voor extra stevigheid van de uiteindelijke fundering.

Op soortgelijke wijze moeten we de grond voor ons fundament van geloof zorgvuldig gereedmaken om de stormen die in ieders leven komen te weerstaan. Die solide basis voor een fundament van geloof is persoonlijke integriteit.

Door steeds het goede te kiezen wanneer we voor een keuze gesteld worden, werken we aan de vaste grond onder ons geloof. Dat kan al vanaf jonge leeftijd, omdat iedere ziel immers de gave van de Geest van Christus meekrijgt. Met die Geest kunnen we weten of we iets wel of niet goed hebben gedaan in de ogen van God.

Die keuzes, vaak wel honderden per dag, zorgen voor de vaste grondslag waarop we ons bouwwerk van geloof bouwen. Het metalen raster waar de substantie van ons geloof omheen wordt gegoten, is het evangelie van Jezus Christus, met alle verbonden, verordeningen en beginselen ervan.

Een van de kernpunten van duurzaam geloof is de juiste inschatting van de benodigde uithardingstijd. Daarom was het ook onverstandig van mij dat ik al zo jong om hogere bergen en grotere uitdagingen bad om te bedwingen.

Het uitharden gebeurt niet automatisch met het verstrijken van de tijd, maar tijd vergt het wel. Alleen maar ouder worden is niet voldoende. God en anderen voortdurend met hart en ziel dienen doet een getuigenis van de waarheid in onwrikbare geestelijke kracht veranderen.

Ik wil een bemoedigend woord spreken tot wie op dit moment zware beproevingen ondergaan en voelen dat hun geloof aan het wankelen is. Bedenk dat moeilijkheden uw geloof sterker en uiteindelijk onwankelbaar kunnen maken. Moroni, de zoon van Mormon in het Boek van Mormon, vertelde ons hoe we die zegening kunnen verwerven. Hij houdt ons de eenvoudige en heerlijke waarheid voor dat handelen naar slechts een sprankje geloof God de kans biedt het aan te wakkeren:

‘En nu wil ik, Moroni, iets zeggen over die dingen; ik wil de wereld tonen dat geloof datgene is waarop men hoopt maar dat men niet ziet; daarom, betwist niet omdat gij niet ziet, want gij ontvangt geen getuigenis dan na de beproeving van uw geloof.

‘Want het was door geloof dat Christus Zich aan onze vaderen toonde nadat Hij uit de doden was opgestaan; en Hij toonde Zich pas aan hen nadat zij geloof in Hem hadden; daarom moeten sommigen van hen wel geloofin Hem hebben gehad, want Hij toonde Zich niet aan de wereld.

‘Maar wegens het geloof der mensen heeft Hij Zich aan de wereld getoond en de naam van de Vader verheerlijkt en een weg bereid, opdat anderen daardoor deelgenoot van de hemelse gave konden worden en konden hopen op datgene wat zij niet hebben gezien.

‘Zo kunt ook gij hoop hebben en deelgenoot zijn van de gave, indien gij slechts geloof wilt hebben.’7

Dat kostbare sprankje geloof dat u moet koesteren en naar uw beste vermogen moet uitoefenen, is geloof in de Heer Jezus Christus. ‘En niemand heeft ooit wonderen verricht dan na zijn geloof; zo hebben zij dan eerst in de Zoon Gods geloofd.’8

Ik sprak eens met een vrouw die de wonderlijke kracht ontving om met onvoorstelbaar pijnlijke verliezen om te gaan omdat ze de woorden ‘Ik weet dat mijn Verlosser leeft’9 eindeloos herhaalde. Dat geloof en die woorden van getuigenis lieten haar niet in de steek in de mist die de herinneringen aan haar kindertijd weliswaar vertroebelden maar niet wegvaagden.

Ik stond perplex toen ik hoorde dat een andere vrouw iemand had vergeven die haar jarenlang kwaad had aangedaan. Ik vroeg haar met verbazing waarom ze ervoor had gekozen die jarenlange mishandeling te vergeven en te vergeten.

Ze zei rustig: ‘Dat was het moeilijkste dat ik ooit heb gedaan, maar ik wist dat ik het moest doen. Daarom deed ik het.’ Haar geloof dat de Heiland haar zal vergeven als zij anderen vergeeft, gaven haar gemoedsrust en hoop toen ze slechts enkele maanden nadat ze haar onbekeerlijke vijand had vergeven op sterven lag.

Ze vroeg aan me: ‘Hoe zal het in de hemel zijn als ik daar aankom?’

Ik antwoordde: ‘Als ik moet afgaan op uw geloof en uw vergevensgezindheid zal het voor u een heerlijke thuiskomst zijn.’

Ik heb nog een bemoedigend woord voor wie zich afvragen of hun geloof in Jezus Christus wel toereikend is om tot het einde te volharden. Ik heb anderen van u die nu luisteren gekend toen u nog jong was, bruisend en begaafder dan de meeste mensen om u heen. Toch koos u ervoor te doen wat de Heiland zou hebben gedaan. Met uw rijke zegeningen bent u anderen tot hulp en troost geweest die u vanuit uw positie ook had kunnen negeren of minachten.

Wanneer zware beproevingen zich aandienen, beschikt u over het geloof om ze goed te doorstaan, ongemerkt gevormd door de keren dat u de reine liefde van Christus in praktijk bracht, en anderen diende en vergaf zoals de Heiland dat zou doen. U hebt een fundament van geloof gelegd door anderen net als de Heiland lief te hebben en namens Hem te dienen. Uw geloof in Hem zette u aan tot daden van naastenliefde en zullen u de nodige hoop schenken.

Het is nooit te laat om het fundament van geloof te verstevigen. Er is altijd tijd. Met geloof in de Heiland kunt u zich bekeren en om vergeving smeken. U kunt iemand vergeving schenken. U kunt iemand bedanken. U kunt iemand dienen en verheffen. Dat kunt u doen waar u ook bent, en hoe eenzaam en verlaten u zich mogelijk ook voelt.

Ik kan u niet beloven dat er in dit leven een eind komt aan uw tegenspoed. Ik kan u niet verzekeren dat uw beproevingen slechts van korte duur zullen zijn. Een van de kenmerken van beproevingen is dat de tijd juist langzamer lijkt te gaan en dan bijna stil lijkt te staan.

Daar zijn goede redenen voor. Kennis van die redenen biedt misschien niet veel troost, maar kan u wel geduld bijbrengen. Die redenen vloeien voort uit dat ene feit: in de volmaakte liefde van onze hemelse Vader en de Heiland voor u, willen Zij u geschikt maken om in eeuwige familieverbanden bij Hen te leven. Alleen wie volkomen rein zijn gewassen en veranderd door de verzoening van Jezus Christus kunnen daar vertoeven.

Mijn moeder heeft bijna tien jaar tegen kanker gestreden. De behandelingen, operaties en het uiteindelijke ziekbed vergden het beste van haar.

Toen zij haar laatste ademtocht had uitgeblazen, sprak mijn vader: ‘Een meisje is naar huis gegaan om uit te rusten.’

Een van de sprekers op haar begrafenis was Spencer W. Kimball. Naast de hulde die hij haar bracht, herinner ik me dat hij zoiets zei als: ‘Sommigen van u hebben misschien gedacht dat Mildred zo lang en zo hevig moest lijden om iets wat ze verkeerd gedaan had waardoor ze de beproevingen nodig had. Toen zei hij: ‘Dat is niet zo, God wilde haar gewoon nog wat verder polijsten.’ Op dat moment dacht ik: als zo’n goede vrouw zozeer gepolijst moest worden, wat staat mij dan nog te wachten?

Als we geloof in Jezus Christus hebben, kunnen de moeilijkste maar ook de voorspoedigste tijden zegenrijk zijn. In alle omstandigheden kunnen we het goede kiezen door de leiding van de Geest. We kunnen ons door het evangelie van Jezus Christus laten vormen en leiden als we daarvoor kiezen. En met profeten die onze plek in het heilsplan openbaren, mogen we met volmaakte hoop en gemoedsrust door het leven gaan. We hoeven ons nooit alleen of ongeliefd te voelen in dienst van de Heer, omdat we dat ook nooit zijn. We kunnen de liefde van God voelen. De Heiland heeft engelen aan onze linker- en rechterhand beloofd om ons te schragen.10 Hij komt zijn woord altijd na.

Ik getuig dat God de Vader leeft en dat zijn geliefde Zoon onze Verlosser is. De Heilige Geest heeft op deze conferentie waarheid bevestigd. Hij zal dat blijven doen als u er al luisterend naar zoekt en als u de boodschappen van deze bevoegde dienstknechten van de Heer later bestudeert. President Thomas S. Monson is de profeet van de Heer voor de hele wereld in deze tijd. De Heer waakt over u. God de Vader leeft. Zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, is onze Verlosser. Zijn liefde is onfeilbaar. Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.