2010–2019
Broeders, er is werk aan de winkel
Oktober 2012


Broeders, er is werk aan de winkel

Wij, mannen van de priesterschap, spelen in de samenleving, in ons gezin en in de kerk een belangrijke rol.

Broeders, er is de afgelopen jaren veel gezegd en geschreven over de moeilijkheden waar mannen en jongens mee te maken hebben. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van titels van boeken over dit onderwerp: Waarom er geen goede mannen meer zijn, Het ter ziele gaan van kerels, Het einde van mannen, Waarom jongens falen en Jezelf vermannen. Het is interessant dat de meeste hiervan door vrouwen zijn geschreven. In elk geval is de rode draad in al die analyses dat mannen en jongens tegenwoordig in veel samenlevingen verwarrende, tegenstrijdige en denigrerende signalen over hun maatschappelijke rol en waarde krijgen.

De schrijfster van Jezelf vermannen beschreef het op de volgende manier: ‘Het was in bijna elke beschaving in de regel zo dat meisjes eenvoudigweg vrouwen werden door lichamelijke veranderingen te ondergaan, maar dat jongens een proef moesten ondergaan. Ze moesten aantonen dat ze moedig en dapper waren of over de benodigde vaardigheden beschikten. Ze moesten bewijzen dat ze bekwame beschermers van hun vrouw en kinderen zouden zijn. Dat was altijd hun voornaamste rol in de maatschappij. Tegenwoordig werken vrouwen zichzelf echter steeds hogerop in een geavanceerde economie en is een echtgenoot als kostwinner en vader derhalve een keuze. De karaktereigenschappen die mannen nodig hadden om hun rol te vervullen — kracht, stoïcisme, moed en trouw — zijn nu achterhaald en zelfs een beetje beschamend.’1

Sommigen die meer kansen voor vrouwen willen creëren — wat we toejuichen — laten zich laatdunkend uit over de man en zijn bijdragen. Ze zien het leven blijkbaar als een wedstrijd tussen mannen en vrouwen — de een moet de ander overheersen, en nu zijn de vrouwen aan de beurt. Sommigen beweren dat een loopbaan het belangrijkste is en dat je zelf moet kunnen kiezen of je een huwelijk en kinderen wil. Waarom hebben we dan mannen nodig?2 Mannen worden in films, op televisie en zelfs in reclames te vaak als onbekwaam, onvolwassen of egocentrisch afgeschilderd. Deze culturele ontmanning van mannen heeft schadelijke gevolgen.

Uit onderzoek in de Verenigde Staten blijkt bijvoorbeeld: ‘Meisjes doen het nu in elk aspect beter dan jongens in het basis-, middelbaar en hoger onderwijs. In de tweede klas op de middelbare school, bijvoorbeeld, haalt slechts 20 procent van de jongens een voldoende in schrijfvaardigheid en slechts 24 procent in leesvaardigheid. De toelatingstest voor hogescholen is in 2011 door jongens in de laatste veertig jaar nog nooit zo slecht gemaakt. Volgens het National Center for Education Statistics (NCES) ligt de kans dat jongens de middelbare of hogeschool niet afmaken 30 procent hoger dan bij meisjes. […] Men voorspelt dat 60 procent van de bachelorsdiploma’s, 63 procent van de mastersdiploma’s en 54 procent van de doctorsgraden in 2016 door vrouwen wordt behaald. Twee derde van de leerlingen in de bijscholingsprogramma’s zijn jongens.’3

Sommige mannen en jonge mannen gebruiken zulke negatieve berichten als excuus om geen verantwoordelijkheid te nemen en niet volwassen te worden. Een hoogleraar aan een universiteit beschreef het volgende, wat jammer genoeg vaak klopt: ‘De mannen komen de klas binnen met hun pet achterstevoren en vertellen het [slappe] smoesje: “De tekstverwerker heeft mijn huiswerk opgegeten.” Ondertussen kijken vrouwen in hun agenda en vragen om een aanbeveling voor een rechtenstudie.’4 Een schrijfster van filmrecensies gaf cynisch haar mening dat ‘het enige wat we aan mannen hebben, als we geluk hebben en kiezen om een partner te zoeken, is dat ze een partner zijn, verder niets; iemand die zich met zijn eigen zaken bemoeit en ons in onze waarde laat.’5

Broeders, zo moeten wij niet zijn. Wij, mannen van de priesterschap, spelen in de samenleving, in ons gezin en in de kerk een belangrijke rol. Maar vrouwen, kinderen en God moeten ons kunnen vertrouwen. We hebben in de kerk, het koninkrijk van God in deze laatste dagen, niets aan jongens of mannen die er met de pet naar gooien. We hebben niets aan jongemannen die geen zelfbeheersing hebben en alleen maar vermaakt willen worden. We hebben niets aan jongvolwassen mannen die een doelloos leven leiden, die geen gezin willen stichten en niet echt iets aan deze wereld bijdragen. We hebben niets aan echtgenoten en vaders die thuis geen geestelijke leiding geven. We hebben niets aan mannen die het heilig priesterschap naar de orde van de Zoon van God dragen en uitoefenen, maar die tegelijkertijd hun kracht met pornografie verdoen of die in hun eigen digitale wereldje leven (ironisch genoeg zijn zij van de wereld, maar niet in de wereld).

Broeders, er is werk aan de winkel.

Jongemannen, maak de middelbare school af en stroom door naar het hoger onderwijs. Sommigen van jullie zullen naar de universiteit gaan en aan een loopbaan werken in het zakenleven, in de landbouw, bij de overheid of in een ander beroep. Sommigen zullen uitblinken in de schone kunsten, muziek of het onderwijs. Anderen kiezen om het leger in te gaan of een vak te leren. In de loop der jaren heb ik een aantal klusjesmannen in huis gehad die het een en ander repareerden. Ik bewonderde wat die lui konden en hoe hard ze werkten. Welk beroep je ook kiest, het is van wezenlijk belang dat je je erin bekwaamt, zodat je een gezin kunt onderhouden en je gemeenschap en je land van dienst kunt zijn.

Ik zag onlangs een film over een dag in het leven van een veertienjarige jongeman in India die Amar heette. Hij staat vroeg op en werkt zes en een halve dag per week in twee banen, zowel vóór als na school. Zijn inkomen voorziet voor het grootste deel in het levensonderhoud van zijn familie. ’s Avonds rijdt hij snel in het donker op zijn versleten fiets naar huis en propt nog een paar uur huiswerk in zijn schema, waarna hij rond elf uur ’s avonds op zijn bed op de grond tussen zijn broertjes en zusjes in neerploft. Hoewel ik hem nooit heb ontmoet, ben ik onder de indruk van zijn ijver en moed. Hij doet zijn uiterste best met de beperkte middelen en mogelijkheden die hij heeft en is zijn familie tot zegen.

Volwassen mannen — vaders, alleenstaande volwassenen, leiders, huisonderwijzers — wees een goed voorbeeld en help de nieuwe generatie jongens om mannen te worden. Breng hen sociale en andere vaardigheden bij: hoe je aan een gesprek deelneemt, met anderen kennis maakt, over vrouwen en meisjes praat, dient, actief meedoet en plezier maakt, hobby’s uitoefent zonder ergens verslaafd aan te raken, fouten verbetert en betere keuzes doet.

Daarom zeg ik tegen iedereen die naar deze boodschap luistert, waar jullie ook zijn, hetzelfde als Jehova tegen Jozua zei: ‘Wees sterk en moedig’ (Jozua 1:6). Wees moedig en bereid je zo goed mogelijk voor, wat je omstandigheden ook zijn. Bereid je voor om een goede echtgenoot en vader te zijn, om een brave, productieve burger te zijn en om de Heer te dienen, want jullie dragen zijn priesterschap. Je hemelse Vader denkt aan je, waar je ook bent. Jullie staan er niet alleen voor en jullie hebben het priesterschap en de gave van de Heilige Geest.

Van alle plaatsen waar u nodig bent, is uw priesterschapsquorum een van de belangrijkste. We hebben quorums nodig die dienen en de leden ’s zondags geestelijk voeden. We hebben quorumleiders nodig die zich concentreren op het werk van de Heer en op de ondersteuning van de quorumleden en hun gezinnen.

Denk aan zendingswerk. Jongemannen, jullie hebben geen tijd te verliezen. Je kunt daar niet pas mee beginnen als je zeventien of achttien bent. Aäronische-priesterschapsquorums kunnen de eed en het verbond van het priesterschap aan hun leden uitleggen en hen gereedmaken om tot ouderling geordend te worden. Ze kunnen de tempelverordeningen aan hen uitleggen, en hen op de tempel en op een succesvolle zending voorbereiden. Melchizedekse-priesterschapsquorums en de ZHV kunnen ouders bijstaan in de voorbereiding van jongeren die het Boek van Mormon kennen en volledig toegewijd op zending gaan. Diezelfde quorums kunnen in elke wijk of gemeente effectief met de voltijdzendelingen samenwerken die daar werkzaam zijn.

Iets wat daar verband mee houdt en in de eerste plaats op de schouders van de priesterschap rust, is de oproep van de Heiland, en herhaald door president Thomas S. Monson, om hen die zijn afgedwaald en om de een of andere reden van de kerk zijn vervreemd, te redden. We hebben daar al veel succes mee geboekt, en de jongemannen hebben daar uitstekend aan bijgedragen. In de (Spaanstalige) wijk Rio Grande (Albuquerque, New Mexico) besprak een Aäronisch-priesterschapsquorum wie ze als groep konden bezoeken en terugbrengen. Een van hen zei: ‘Ik voelde me belangrijk toen ze bij me langskwamen’ en een ander zei: ‘Ik vond het fijn dat iemand me in de kerk wilde hebben, dus nu wil ik wel naar de kerk gaan.’ De quorumleden nodigden een jongeman op hun tweede bezoek uit om terug te komen, en dat deed hij. Ze nodigden hem niet alleen uit om naar de kerk te komen, maar zorgden er ook meteen voor dat hij bij het quorum hoorde.

Een andere uitdagende en stimulerende priesterschapsactiviteit is familiegeschiedenis en tempelwerk. Er komt binnenkort een brief van het Eerste Presidium met een hernieuwde oproep en een hoogstaande visie op dit essentiële onderdeel van ons werk.

Onze quorums vormen ook een broederschap van wederzijdse steun. President Gordon B. Hinckley heeft eens gezegd: ‘Het zal een heerlijke dag zijn, broeders […] wanneer onze priesterschapsquorums een vast anker worden voor elke man die ertoe behoort, wanneer iedere broeder met gepaste trots kan zeggen: “Ik ben lid van een priesterschapsquorum van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Ik sta klaar om mijn broeders te hulp te schieten bij al hun behoeften, zoals ook zij klaar staan om mij te helpen als ik hulp nodig heb. […] Al doende zullen we, zonder gêne of angst, staande blijven in elke storm van tegenspoed die woedt, hetzij economisch, sociaal of geestelijk.”’6

Ondanks onze inspanningen loopt het niet altijd zoals gepland. Een ‘storm van tegenspoed’ waar een man met name mee te maken kan krijgen, is werkloosheid. In een oude brochure van het welzijnsprogramma van de kerk staat: ‘Als iemand zonder werk zit, gaat dat ook de kerk aan, want zonder zijn erfdeel staat hij terecht — zoals Job terecht stond — wegens zijn integriteit. Naarmate de weken, maanden of zelfs jaren van tegenspoed verstrijken, neemt de pijn toe. […] De kerk kan onmogelijk iemand op zondag redden als zij door de week passief toekijkt hoe hij zijn ziel kruisigt.’7

In april 2009 vertelde Richard C. Edgley, voormalig raadgever in de Presiderende Bisschap, het verhaal van een voorbeeldig quorum dat een van zijn leden te hulp schoot toen hij zijn baan was kwijtgeraakt.

‘Phil’s Auto uit Centerville, in Utah, is een goed voorbeeld van wat de leiderschap van de priesterschap en een quorum kunnen bereiken. Phil was lid van een ouderlingenquorum en had een baan als monteur in een plaatselijke garage. Helaas leed de garage onder de economische moeilijkheden en moest Phil ontslaan. Hij was er kapot van.

‘Toen Phils bisschop, Leon Olsen, en zijn ouderlingenquorumpresidium van zijn ontslag hoorden, overdachten zij onder gebed hoe zij Phil weer op de been konden helpen. Hij was tenslotte een medebroeder in het quorum en hij had hulp nodig. Zij concludeerden dat Phil de benodigde vaardigheden had om zijn eigen zaak op te zetten. Een van de quorumleden bood een oude schuur aan die misschien als garage gebruikt kon worden. Andere quorumleden boden hulp aan met het vergaren van gereedschappen en andere benodigdheden voor de garage. Bijna iedereen in het quorum kon in elk geval helpen met het schoonmaken van de oude schuur.

‘Ze legden hun ideeën aan Phil voor en toen aan de leden van hun quorum. De schuur werd schoongemaakt en gerenoveerd, de gereedschappen werden ingezameld, en alles werd in orde gemaakt. Phil’s Auto was een succes en verhuisde uiteindelijk naar een beter, permanenter adres — en dat allemaal omdat zijn quorumleden hulp hadden geboden in een noodsituatie.’8

Natuurlijk hebben verschillende profeten herhaald dat ‘het belangrijkste werk van de Heer […] binnen de muren van ons eigen huis [wordt] verricht.’9 We moeten ons huwelijk veel sterker maken in deze samenleving, waarin men het belang en het doel ervan steeds meer bagatelliseert. We moeten onze kinderen echt leren ‘bidden en oprecht […] wandelen voor het aangezicht des Heren’ (LV 68:28). Onze taak bestaat uit niets minder dan dat wij onze kinderen helpen een grote verandering van hart of bekering tot de Heer te ondergaan, wat in het Boek van Mormon zo welsprekend genoemd wordt (zie Mosiah 5:1–12; Alma 26). Priesterschapsquorums kunnen in samenwerking met de ZHV ouders en huwelijken opbouwen en quorums kunnen de zegeningen van het priesterschap voor eenoudergezinnen beschikbaar stellen.

Ja, broeders, er is werk aan de winkel. Dank u voor alle offers die u brengt en al het goede dat u doet. Ga zo door. De Heer zal u bijstaan. Misschien weet u niet precies wat u moet doen of zeggen — zet gewoon door. Kom in beweging en de Heer verzekert u dat er ‘voor u een doeltreffende deur [zal] worden ontsloten’ (LV 118:3). Begin te spreken, want Hij belooft u: ‘U zult niet worden beschaamd tegenover de mensen; want het zal u in het uur zelf, ja, op het moment zelf worden ingegeven, wat gij zult zeggen’ (LV 100:5–6). Het is waar dat wij op veel manieren gewone, onvolmaakte mensen zijn, maar we hebben een volmaakte Meester die een volmaakte verzoening heeft bewerkstelligd. Wij kunnen een beroep op zijn genade en zijn priesterschap doen. Ons wordt beloofd dat we, als wij ons bekeren en onze ziel reinigen, worden onderwezen en begiftigd met macht uit den hoge (zie LV 43:16).

De kerk, de wereld en vrouwen schreeuwen om mannen, mannen die hun capaciteiten en talenten ontwikkelen, die bereid zijn om te werken en offers te brengen en die anderen gelukkig maken en hen helpen eeuwig heil te ontvangen. Zij roepen uit: ‘Sta op, mannen van God!’10 God helpe ons daarbij. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Kay S. Hymowitz, Manning Up: How the Rise of Women Has Turned Men into Boys (2011), p. 16.

  2. ‘Als je jongeren tegenwoordig vraagt hoe je volwassen wordt, heeft bijna niemand het over het huwelijk. Ze zien zichzelf eerder als een succes met werkgerelateerde prestaties — een opleiding volgen, financiële onafhankelijk zijn, een voltijdbaan hebben. Werk, een loopbaan en onafhankelijkheid zijn de voornaamste dingen waar mensen zich tegenwoordig een identiteit mee aanmeten.’ (Hymowitz, Manning Up, 45). Er staat vooral veel druk op vrouwen om een dergelijke anti-huwelijkse houding aan te nemen. Een schrijfster voor de Times uit Londen schreef: ‘Niemand, zelfs niet een van mijn gezinsleden of leerkrachten, heeft ooit gezegd: “O ja, misschien wil je trouwens ook echtgenote en moeder worden.” Ze hadden al beslist dat wij een nieuw, gelijkwaardig, modern pad gingen bewandelen, zodat de historische ambities van generaties vrouwen — trouwen en een gezin stichten — opzettelijk uit hun toekomstvisie gewist zouden worden.’ (Eleanor Mills, ‘Learning to Be Left on the Shelf’, Sunday Times, 18 april, 2010, www.thetimes.co.uk; in Hymowitz, Manning Up, p. 72). Een andere schrijfster in de veertig citeerde enkele reacties op een artikel van haar waarin ze schreef dat ze spijt had dat ze niet getrouwd was: ‘Ik ben volledig ontzet over uw behoefte aan een man’, ‘Geloof eens wat meer in uzelf!’ ‘U hebt overafhankelijkheid nog treuriger gemaakt dan het al is’ en ‘Als mijn dochter ook maar half zo graag een man wil als u, weet ik dat ik iets verkeerd heb gedaan in haar opvoeding’ (Lori Gottlieb, Marry Him: The Case for Settling for Mr. Good Enough [2010], p. 55).Het goede nieuws is dat de meeste mensen, inclusief opgeleide jongvolwassenen, niet in de anti-huwelijks- en anti-gezinsboodschap geloven. ‘Volgens een onderzoek door een econoom aan de University of Pennsylvania was in 2008 86 procent van de afgestudeerde, blanke vrouwen tegen hun veertigste getrouwd. Vergelijk dat met 88 procent van degenen die hun opleiding niet hebben afgerond. Voor afgestudeerde, blanke mannen geldt ongeveer hetzelfde: 84 procent van hen waren in 2008 tegen hun veertigste getrouwd. Volgens conventionele wijsheid, die overigens niet uit onderzoek blijkt, is het voor vrouwen niet makkelijk om gehuwd te zijn. Maar afgestudeerde, blanke vrouwen geloven daar niet in. Zij zijn sterker dan andere groepen van mening dat “gehuwde mensen over het algemeen gelukkiger zijn dan ongehuwden.” […] De grote meerderheid — zeventig procent — van eerstejaarsstudenten is van mening dat een gezin stichten “van essentieel belang” of “heel belangrijk” is voor hun toekomst’ (Hymowitz, Manning Up, pp. 173–174).

  3. Philip G. Zimbardo en Nikita Duncan, The Demise of Guys: Why Boys Are Struggling and What We Can Do about It (e-book, 2012); zie het hoofdstuk ‘Behind the Headlines.’

  4. Barbara Dafoe Whitehead, Why There Are No Good Men Left: The Romantic Plight of the New Single Woman (2003), p. 67.

  5. Amanda Dickson, ‘“Hunger Games” Main Character a Heroine for Our Day’, Deseret News, 2 april 2012, www.deseretnews.com.

  6. Gordon B. Hinckley, ‘Welfare Responsibilities of the Priesthood Quorums’, Ensign, november 1977, p. 86.

  7. Helping Others to Help Themselves: The Story of the Mormon Church Welfare Program (1945), p. 4.

  8. Richard C. Edgley, ‘Dit is uw telefoontje’, Liahona, mei 2009, p. 54.

  9. Leringen van kerkpresidenten: Harold B. Lee (2000), p. 134.

  10. ‘Rise Up, O Men of God’, Hymns, nr. 323.