2010–2019
De vreugde van het priesterschap
Oktober 2012


De vreugde van het priesterschap

Laten wij het wonder en het voorrecht van het priesterschap begrijpen en omarmen. Laten wij de taken aanvaarden waarvoor we gevraagd worden en laten we ze fijn vinden.

De vreugde van het vliegen

Vele jaren geleden besloten enkele collega-gezagvoerders en ik om een jongensdroom te laten uitkomen door een antiek vliegtuig te restaureren. We kochten samen een versleten Piper Cub uit 1938 en begonnen die in de oorspronkelijke staat te herstellen. Het hele project was een liefdeswerk. Het betekende vooral veel voor mij omdat ik als jongeman in zo’n soort vliegtuig had leren vliegen.

Dit vliegtuig was slechts 35 jaar gebouwd na de beroemde eerste vlucht van de gebroeders Wright. Ik voel me al erg oud als ik er alleen maar aan denk.

De motor had geen elektrisch startmechanisme: terwijl de piloot in de cockpit aan de gashendel trok, gaf iemand op de grond de propeller telkens een flinke zwaai totdat de motor aansloeg. Elke start van de motor was een spannend en prachtig moment.

Eenmaal in de lucht bleek dat de Piper Cub niet op snelheid was gebouwd. Het was zelfs zo erg dat het bij sterke tegenwind leek alsof we niet eens vooruitkwamen. Ik herinner me dat ik met mijn tienerzoon Guido boven de Duitse autobahn vloog. En ja hoor, de auto’s onder ons hadden geen moeite om ons in te halen!

Maar o, wat was ik gek op dat vliegtuigje! Het was de perfecte manier om het wonder en de schoonheid van het vliegen te ondervinden. Je kon horen, voelen, ruiken, proeven en zien wat vliegen eigenlijk inhield. De gebroeders Wright hebben het zo uitgedrukt: ‘Niets evenaart de ervaring van een vliegenier die op grote witte vleugels door de lucht wordt gedragen.’1

In schril contrast hiermee staat het buitenkansje dat ik eerder dit jaar had om met de Blue Angels, het demonstratieteam van de Amerikaanse marine, in een geavanceerde F-18-straaljager te vliegen. Het was net een reis naar het verleden en terug, want het was bijna tot op de dag vijftig jaar geleden dat ik mijn opleiding als straaljagerpiloot bij de luchtmacht had afgerond.

Uiteraard was het heel anders om in die F-18 te vliegen dan in de Piper Cub. Ik zag er een veel dynamischer schoonheid van het vliegen in. Het was net alsof de bestaande wetten van de aerodynamica volmaakter waren toegepast. Maar vliegen met de Blue Angels herinnerde me er ook al snel aan dat straaljagerpiloot zijn iets voor jonge mannen is. Om maar weer de gebroeders Wright aan te halen: ‘Bovenal is het gevoel van [vliegen] er een van volmaakte rust, vermengd met een opwinding die elke zenuw tot het uiterste inspant.’2 Daarnaast gaf het vliegen met de Blue Angels een heel andere dimensie aan het denkbeeld van ‘engelen’ om je heen te hebben die je schragen.

Als u me zou vragen van welke soort vliegen ik het meest genoot, zou ik dat waarschijnlijk niet kunnen beantwoorden. In diverse voor de hand liggende opzichten waren ze op zijn zachtst gezegd erg verschillend. En toch waren ze in andere opzichten heel erg hetzelfde.

Zowel in de Piper Cub als in de F-18 had ik een gevoel van opwinding en schoonheid, en ervoer ik de vreugde van het vliegen. In beide kon ik de oproep van de dichter voelen om ‘de beperkende banden met de aarde te verbreken en door de lucht te dansen op zilveren vleugels van gelach.’3

Overal hetzelfde priesterschap

Nu vraagt u zich misschien af wat deze twee totaal verschillende soorten vliegen te maken hebben met onze bijeenkomst vandaag, of met het priesterschap dat wij mogen dragen, of met ons dienstbetoon in de priesterschap dat wij allen zo graag verrichten?

Broeders, is het niet zo dat hoe wij als individu dat dienstbetoon in de priesterschap ervaren heel erg kan verschillen? We zouden kunnen zeggen dat sommigen onder u in F-18-straaljagers vliegen terwijl anderen in Piper Cubs vliegen. Sommigen onder u wonen in wijken en ringen waar elke functie, van de assistent-groepsleider hogepriesters tot en met de secretaris van het diakenenquorum, vervuld wordt door een actieve priesterschapsdrager. U hebt het voorrecht om deel uit te maken van een goed bezette wijkorganisatie.

Anderen onder u wonen in delen van de wereld waar slechts een handjevol kerkleden en priesterschapsdragers is. U voelt zich misschien alleen, en zwaar belast met alles wat er te doen is. Het kan u heel wat persoonlijke handenarbeid kosten om de motor van dienstbetoon in de priesterschap te starten. En soms kan het lijken alsof uw gemeente of wijk helemaal niet vooruitgaat.

Maar wat uw taken of omstandigheden ook zijn, u en ik weten dat u een bijzondere vreugde ontleent aan toegewijd dienstbetoon in de priesterschap.

Ik heb vliegen altijd heerlijk gevonden, of het nu in een Piper Cub was, in een F-18 of in een ander vliegtuig. In de Piper Cub klaagde ik niet over het gebrek aan snelheid; terwijl ik in de F-18 niet mopperde over de lichamelijke druk van de luchtacrobatiek die genadeloos aantoonde dat ik toch echt oud aan het worden ben.

Ja, elke situatie heeft onvolkomenheden. Ja, het is makkelijk om iets te vinden om over te klagen.

Maar, broeders, wij dragen het heilig priesterschap naar de orde van de Zoon van God! Ieder van ons heeft handen op ons hoofd gelegd gekregen en wij hebben Gods priesterschap ontvangen. Wij hebben het gezag en de plicht gekregen om als zijn dienstknechten op aarde in zijn naam te handelen. Of we nu deel uitmaken van een grote wijk of een kleine gemeente, we zijn opgeroepen om te dienen, te zegenen en in alles te handelen ten bate van allen en alles wat aan onze zorg is toevertrouwd. Is er iets opwindenders denkbaar?

Laten wij de vreugde van dienstbetoon in de priesterschap begrijpen, waarderen en voelen.

De vreugde van het priesterschap

Mijn liefde voor het vliegen beïnvloedde de verdere richting van mijn hele leven. Maar hoe stimulerend en verrukkend mijn belevenissen als piloot ook waren, wat ik als lid van deze kerk heb meegemaakt was veel diepgaander, veel vreugdevoller en veel diepzinniger. Bij mijn dienstbaarheid in de kerk heb ik Gods almacht en zijn liefdevolle barmhartigheid gevoeld.

Als piloot heb ik de lucht aangeraakt. Als kerklid heb ik de omhelzing van de hemel gevoeld.

Zo nu en dan mis ik de cockpit. Maar samen met mijn broeders en zusters dienen in de kerk compenseert dat prima. De allesovertreffende gemoedsrust en vreugde voelen die ik krijg door deel uit te maken van dit grote doel en werk zou ik voor geen goud willen missen.

Vandaag zijn wij bijeen als enorm aantal priesterschapsdragers. Het is onze heilige vreugde en voorrecht om de Heer en onze medemens te dienen, om het beste in ons toe te wijden aan het edele doel om anderen te verheffen en Gods koninkrijk op te bouwen.

Wij weten en begrijpen dat het priesterschap Gods eeuwige macht en gezag is. Wij kunnen die definitie makkelijk uit het hoofd opzeggen. Maar begrijpen we werkelijk hoe belangrijk het is wat we zeggen? Ik herhaal: het priesterschap is Gods eeuwige macht en gezag.

Denk daar eens over na. Door het priesterschap bestuurt God de hemelen en de aarde die Hij heeft geschapen.

Door deze macht verlost en verhoogt Hij zijn kinderen, brengt Hij ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand’.4

Het priesterschap, heeft de profeet Joseph Smith uitgelegd, ‘is het kanaal waardoor de Almachtige vanaf de […] schepping van deze aarde zijn heerlijkheid begon te openbaren, en waarlangs Hij Zich is blijven openbaren aan de mensenkinderen tot in de huidige tijd, en waardoor Hij zijn doeleinden tot het einde der tijden kenbaar zal blijven maken.’5

Onze almachtige Vader in de hemel heeft priesterschapsgezag toevertrouwd aan ons, sterfelijke wezens, die per definitie onvolkomen en onvolmaakt zijn. Hij geeft ons het gezag om in zijn naam te handelen voor het heil van zijn kinderen. Door deze macht krijgen wij het gezag om het evangelie te prediken, de heilsverordeningen te bedienen, bij te dragen aan de opbouw van Gods koninkrijk op aarde, en onze gezinsleden en medemensen te dienen en tot zegen te zijn.

Voor iedereen

Dat is het heilig priesterschap dat wij dragen.

Het priesterschap, of enige taak daarin, is niet te koop en is niet op te eisen. Het gebruik van priesterschapsmacht is niet te beïnvloeden, te sturen of af te dwingen met positie, rijkdom of invloed. Het is een geestelijke macht die werkt op basis van een hemelse wet. Het komt van de grootse hemelse Vader van ons allen. Zijn macht is alleen te beheersen en te besturen door beginselen van rechtschapenheid,6 niet door zelfingenomenheid.

Christus is de bron van alle ware macht en priesterschapsgezag op aarde.7 Het is zijn werk. En het is ons voorrecht om eraan bij te dragen. ‘En niemand kan aan dit werk meewerken tenzij hij ootmoedig en vol liefde is, geloof, hoop en naastenliefde heeft, en beheerst is in alle dingen, wat er ook aan zijn zorg zal worden toevertrouwd.’8

Wij handelen niet voor persoonlijk gewin, maar streven ernaar anderen te dienen en te verheffen. We leiden niet met dwang maar met ‘overreding, lankmoedigheid, mildheid en zachtmoedigheid, en [met] ongeveinsde liefde.’9

Het priesterschap van de almachtige God is er voor iedere man die de evangelienormen naleeft, waar hij zich ook bevindt — ongeacht zijn voorgeslacht, ongeacht hoe nederig zijn omstandigheden zijn, en ongeacht of hij dichtbij of in de verste uithoek van de aarde woont. Het is beschikbaar, maar niet voor geld of enige wereldse prijs. Om de woorden van de profeet Jesaja uit de oudheid te parafraseren: iedereen die dorst heeft, kan naar het water komen, en heeft daar geen geld voor nodig!10

En vanwege de eeuwige en ondoorgrondelijke verzoening van onze Heiland, Jezus Christus, is het priesterschap van God er voor u, zelfs als u ooit bent gestruikeld of bent afgeweken van de kerknormen. Door de geestelijke zuivering en reiniging van het bekeringsproces kunt u ‘op[staan] en […] uw licht [laten] schijnen’!11 Vanwege de oneindige, vergevende liefde van onze Heiland en Verlosser, kunt u uw ogen opslaan, rein en waardig worden, en u ontwikkelen tot rechtschapen, edele zonen Gods — waardige dragers van het uiterst heilige priesterschap van de almachtige God.

Het wonder en het voorrecht van het priesterschap

Het doet me verdriet dat er mensen zijn die het wonder en het voorrecht van het priesterschap niet snappen. Zij zijn als vliegtuigpassagiers die hun tijd besteden aan mopperen over de grootte van een pakje pinda’s terwijl zij ver boven de wolken door de lucht zweven — iets waar koningen uit de oudheid al hun bezittingen voor hadden gegeven als ze het maar één keer hadden kunnen proberen!

Broeders, wij zijn gezegend met het voorrecht om nederig deel te hebben aan deze grote priesterschapsmacht en -gezag. Laten wij onze ogen opslaan en deze kans herkennen voor wat die is, en hem aanvaarden.

Door rechtschapen, liefdevol en toegewijd dienstbetoon als priesterschapsdragers kunnen wij de ware betekenis van deze openbaring bevatten: ‘Ik zal voor uw aangezicht uit gaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te schragen.’12

Laten wij het wonder en het voorrecht van het priesterschap begrijpen en omarmen. Laten wij de taken aanvaarden waarvoor we gevraagd worden en ze fijn vinden, of dat nu thuis is of in de kerk, of ze nu groot of klein zijn. Laten wij voortdurend toenemen in rechtschapenheid, toewijding en dienstbetoon als priesterschapsdragers. Laten wij vreugde vinden in ons dienstbetoon als priesterschapsdragers!

Wij kunnen dat het beste doen door de beginselen kennis, gehoorzaamheid en geloof toe te passen.

Dat betekent dat we allereerst de leer aangaande de priesterschap in het geopenbaarde woord Gods moeten kennen en die ons eigen maken. Het is belangrijk om de verbonden en geboden te begrijpen waar het priesterschap mee werkt.13

Laten we vervolgens verstandig zijn en voortdurend eerbaar naar die verworven kennis handelen. Gehoorzamen we Gods wetten, betrachten we discipline in het gebruik van ons lichaam en in ons denken, en stemmen wij ons gedrag af op de patronen van rechtschapenheid die de profeten ons leren, dan zullen we vreugde vinden in ons dienstbetoon als priesterschapsdragers.

En ten laatste, laten wij ons geloof in onze Heer, Jezus Christus, vergroten. Laten wij zijn naam op ons nemen en ons dagelijks opnieuw wijden aan het bewandelen van het pad van het discipelschap. Laat onze werken ons geloof vervolmaken.14 Door het discipelschap kunnen wij stap voor stap volmaakt worden door onze gezinsleden, medemensen en God te dienen.

Dienen wij met geheel ons hart, macht, verstand en sterkte in de priesterschap, dan krijgen wij de belofte van allesovertreffende kennis, gemoedsrust en geestelijke gaven. Eren wij het heilig priesterschap, dan zal God ons eren, en zullen wij ‘ten laatsten dage schuldeloos voor God […] staan.’15

Dat wij altijd ogen mogen hebben om het wonder en de vreugde van het priesterschap van onze grootse en almachtige God te zien, en een hart om het te voelen, dat bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen.