2010–2019
Kijk vooruit en geloof
Oktober 2013


Kijk vooruit en geloof

Voor de Heer is het niet zo belangrijk wat we gedaan hebben of waar we geweest zijn. Waartoe we bereid zijn, is belangrijker.

Toen ik jong was, leerde mijn moeder me een zeer belangrijke levensles toen we samen op de akker werkten. Het was laat in de ochtend, de zon stond hoog aan de hemel en ik dacht dat we al erg lang geschoffeld hadden. Ik stopte even, keek achter me naar wat we bereikt hadden en zei tegen mijn moeder: ‘Kijk hoeveel we al gedaan hebben!’ Mijn moeder reageerde niet. Ik dacht dat ze me niet gehoord had en zei het nog eens, maar nu harder. Er kwam weer geen reactie. Ik herhaalde het nogmaals een beetje harder. Ze keek me eindelijk aan en zei: ‘Edward, kijk nooit achter je. Kijk vooruit naar wat we nog moeten doen.’

Mijn geliefde broeders en zusters, het verbond dat we bij de doop met de Heer sloten ‘om te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen waar [we ons] ook [mogen] bevinden, als getuige van God op te treden’ (Mosiah 18:9), is een toezegging voor ons hele leven. President Uchtdorf heeft gezegd: ‘Wie zich hebben laten dopen en de gave van de Heilige Geest hebben ontvangen, bewandelen het pad van discipelschap en hebben de opdracht om gestaag en getrouw in de voetstappen van de Heiland te treden.’ (‘Heiligen in alle seizoenen’, Liahona, september 2013, p. 5.) De Heer geeft ons door zijn dienstknechten verschillende roepingen, die we met volledige toewijding aanvaarden. Als we ontheven worden en een nieuwe roeping krijgen, aanvaarden we die met vreugde. Net als onze voorvaderen weten we: ‘In dienst van de Heer maakt het niet uit waar u dient, maar hoe u dient’ (J. Reuben Clark jr., in Conference Report, april 1951, p. 154).

Wanneer een ringpresident of bisschop dus ontheven wordt, accepteert hij dat met vreugde. Wanneer hij een nieuwe roeping krijgt om op eender welke manier te dienen die de Heer door zijn dienstknechten ‘goeddunkt’ (Mosiah 3:19), wordt hij niet overschaduwd door zijn voorgaande ervaring. Hij kijkt ook niet terug, denkend dat hij genoeg gediend heeft. Hij is ‘niet moede goed te doen’, want hij weet dat hij ‘het fundament van een groot werk [legt]’ en heeft de visie dat zijn inspanningen anderen eeuwig tot zegen zijn. Zo komt ‘uit het kleine […] het grote voort’ (LV 64:33).

We ‘dienen [allen] gedreven voor een goede zaak werkzaam te zijn en vele dingen uit eigen vrije wil te doen en veel gerechtigheid tot stand te brengen’ (LV 58:27).

Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘We kijken terug om de vruchten van onze ervaringen te plukken, en we laten de schillen voor wat ze zijn. Nadat we onze lessen hebben geleerd en onze beste ervaringen hebben meegenomen, kijken we vooruit en denken we eraan dat geloof altijd op de toekomst is gericht.’ (‘Het beste moet nog komen’, Liahona, januari 2010, p. 18.)

Mijn moeders les in vooruitkijken ging over het zichtbare onkruid op het veld. Dat is moeilijker te vergelijken met de ervaringen van de pioniers. Ouderling Joseph B. Wirthlin omschreef dit erg goed: ‘In 1846 verlieten meer dan tienduizend mensen de welvarende stad Nauvoo, die op de oever van de Mississippi was gebouwd. Met geloof in hun profetische leiders, verlieten deze kerkleden van het eerste uur hun mooie stad en trokken de wildernis in. Zij wisten niet precies waar ze naartoe gingen, hoever ze zouden moeten reizen, hoelang de reis zou duren of wat de toekomst hun zou brengen. Maar ze wisten wel dat ze door de Heer en zijn dienstknechten werden geleid.’ (‘Faith of Our Fathers’, Ensign, mei 1996, p. 33.)

Ze wisten wat vooruitkijken en geloven betekende. Vijftien jaar eerder waren enkele van deze leden aanwezig toen de volgende openbaring werd ontvangen:

‘Want voorwaar, Ik zeg u: Gezegend is hij die mijn geboden onderhoudt, hetzij in het leven of in de dood; en wie getrouw is in beproeving, diens beloning is groter in het koninkrijk van de hemel.

‘Op dit moment kunt gij het plan van uw God met betrekking tot de dingen die hierna zullen komen, en de heerlijkheid die zal volgen op veel beproeving, niet met uw natuurlijke ogen zien’ (LV 58:2–3).

Wij kunnen ook vooruitkijken en geloven. We kunnen de uitnodiging van onze Heer met beide handen aannemen. Hij nodigt ons met open armen uit:

‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven;

‘neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen;’

‘want mijn juk is zacht en mijn last is licht’ (Matteüs 11:28–30).

Onze geliefde profeet, president Thomas S. Monson, zijn raadgevers en het Quorum der Twaalf Apostelen hebben ons uitgenodigd om deel te nemen aan het heilswerk. De nieuwe leden, jeugd, jongvolwassenen, gepensioneerden en voltijdzendelingen dienen allen het juk van het bespoedigen van het heilswerk op zich te nemen.

President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, woonde op zekere dag een trekwedstrijd met ossen bij, waaraan hij een vergelijking ontleende. Hij vertelde: ‘Op een houten slee werden cementblokken geplaatst. Ongeveer 4.500 kilo in totaal. […] De ossen moesten de slee een meter voorttrekken. […] Mijn oog viel op een duo erg grote, getijgerde blauwgrijze dieren [… de] grote blauwe ossen vanouds.’

Over de uitkomst van de wedstrijd zei hij: ‘Een voor een werden de koppels uitgeschakeld. […] De grote blauwe ossen kregen zelfs geen plaats op de ranglijst! Een klein, onbeduidend span ossen, die in omvang verschilden van elkaar, verplaatste de slee alle drie keren.’

Men verklaarde het verrassende resultaat als volgt: ‘De grote blauwe ossen waren groter, sterker en gelijk in omvang. Maar de kleine ossen hadden een betere samenwerking en coördinatie. Ze trokken samen aan het juk. Beide dieren trokken op hetzelfde moment en die kracht verplaatste de slee.’ (‘Equally Yoked Together’, toespraak gehouden tijdens een studiebijeenkomst voor regionale vertegenwoordigers, 3 april 1975; in: Teaching Seminary: Preservice Readings [2004], p. 30.)

We moeten vooruitkijken, geloven en op dezelfde manier samenwerken om het heilswerk te bespoedigen en anderen uit te nodigen tot Christus te komen. We moeten elk de raad van president Dieter F. Uchtdorf opvolgen: ‘Ga dicht bij elkaar staan en til dan uit stand’ (‘Tillen uit stand’, Liahona, november 2008, p. 56). We kunnen ons volle potentieel behalen, zoals ouderling L. Tom Perry van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft opgemerkt: ‘Op mijn reizen door de kerk sta ik versteld dat er zoveel positieve dingen gebeuren. Maar ik heb nooit het gevoel dat we als volk ons volle potentieel behalen. Ik heb het gevoel dat we niet altijd samenwerken, dat we nog te veel zoeken naar eigen lof en succes, en te weinig interesse hebben in ons gemeenschappelijk doel: de opbouw van Gods koninkrijk.’ (‘United in Building the Kingdom of God’, Ensign, mei 1987, p. 35.)

Mogen wij samenwerken met een gemeenschappelijk doel: ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39).

Onze Heiland, Jezus Christus, die zowel het begin als einde kent, wist waaraan Hij begon, en dat dit naar Getsemane en Golgota zou leiden, toen Hij verkondigde: ‘Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods’ (Lucas 9:62). Voor de Heer is het niet zo belangrijk wat we gedaan hebben of waar we geweest zijn. Waartoe we bereid zijn, is belangrijker.

De profeet Joseph Smith heeft ons deze beginselen geleerd: ‘De fundamentele beginselen van onze godsdienst zijn het getuigenis van de apostelen en profeten aangaande Jezus Christus, dat Hij is gestorven, is begraven, ten derden dage is herrezen en ten hemel is opgevaren. Alle andere zaken die verband houden met onze godsdienst zijn hier slechts een aanhangsel van.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], p. 49.)

Ik getuig dat als we het voorbeeld van onze Heiland, Jezus Christus, volgen en onze ondersteuning van onze geliefde profeet, president Thomas S. Monson, in praktijk brengen, we rust, troost en vreugde zullen vinden en ‘in deze laatste dagen het goede van het land [zullen] eten’ (LV 64:34). In de naam van Jezus Christus. Amen.