2010–2019
De priesterschapsman
April 2014


De priesterschapsman

Afbeelding
President Henry B. Eyring

U kunt een geweldig, gemiddeld of slecht voorbeeld zijn. U hecht daar misschien geen belang aan, maar de Heer doet dat wel.

We hebben allemaal helden, vooral in onze jeugd. Ik ben geboren en getogen in Princeton in de Amerikaanse staat New Jersey. De bekendste sportploegen in de buurt waren in New York City te vinden. Die stad was toen de thuisbasis van drie professionele honkbalploegen: de Brooklyn Dodgers, de New York Giants en de New York Yankees. Philadelphia was nog dichterbij en de thuisbasis van de Athletics en de Phillies. Die ploegen hadden heel wat honkballers naar wie ik kon opkijken.

Maar Joe DiMaggio, speler van de New York Yankees, was mijn honkbalheld. Toen ik met mijn broers en vrienden op het schoolterrein naast ons huis honkbal speelde, probeerde ik steeds met de honkbalknuppel te slaan zoals ik dacht dat Joe DiMaggio het deed. We hadden toen nog geen tv (dit is heel lang geleden), waardoor ik dus alleen de foto’s uit de krant had om zijn stijl na te bootsen.

Toen ik ouder was, nam mijn vader me mee naar het Yankee Stadium. Dat was de enige keer dat ik Joe DiMaggio zag spelen. Ik kan me nog steeds herinneren hoe hij met zijn knuppel sloeg, waardoor de bal op de tribune achter het middenveld terechtkwam.

Ik ben nooit zo’n goede honkballer geworden als mijn jeugdheld. Maar die paar keren dat ik de bal echt goed raakte, had ik zijn krachtige slagbeweging zo goed mogelijk nagebootst.

Als we een held hebben, bootsen we datgene wat we het meest in hem bewonderen bewust of onbewust na.

Gelukkig hebben mijn wijze ouders in mijn jeugd geweldige helden op mijn pad gebracht. Mijn vader nam me maar één keer mee naar het Yankee Stadium om mijn honkbalheld te zien spelen, maar elke zondag toonde hij me een priesterschapsman die mijn held werd. Die held heeft een blijvend effect op mij gehad. Mijn vader was president van de kleine gemeente die ’s zondags bij ons thuis samenkwam. Tussen twee haakjes, als je op zondagmorgen beneden in de huiskamer kwam, was je ook gelijk in de kerk. We hadden nooit meer dan dertig aanwezigen.

Er was een jonge man die zijn moeder altijd naar ons toebracht, maar hij kwam nooit mee naar binnen. Hij was geen lid. Mijn vader kreeg hem uiteindelijk zover om binnen te komen toen hij naar zijn geparkeerde auto liep en hem uitnodigde. Hij liet zich dopen en werd mijn eerste en enige Aäronisch-priesterschapsleider. Hij was mijn priesterschapsheld. Ik kan me nog steeds het houten beeldje herinneren dat hij me als beloning gaf toen we brandhout voor een weduwe gehakt hadden. Als ik een dienstknecht van God bedank, probeer ik het zoals hij te doen.

Ik had nog een held in die kleine gemeente van de kerk. Hij was een Amerikaans marinier die in zijn groene marine-uniform onze bijeenkomsten bijwoonde. Het was oorlogstijd en daarvoor alleen al was hij mijn held. De marine had hem naar de Princeton University gestuurd om zijn opleiding af te maken. Maar er was iets dat ik nog meer bewonderde dan zijn uniform; ik zag hem spelen in het Palmer Stadium als aanvoerder van het footballteam van Princeton. Ik zag hem spelen in de basketbalploeg van de universiteit en ook als achtervanger in de honkbalploeg.

Maar hij kwam me zelfs doordeweeks thuis leren hoe ik zowel met mijn linker- als rechterhand met een basketbal moest scoren. Hij zei dat ik dat moest leren omdat ik op een dag voor goede ploegen zou spelen. Ik besefte het toen nog niet, maar hij is jarenlang een voorbeeld van een ware priesterschapsman voor me geweest.

Ieder van u is een voorbeeld van een priesterschapsman, of u dat nu wilt of niet. Toen u het priesterschap ontving, werd u een brandende lamp. De Heer heeft u op een standaard geplaatst om de weg van de mensen om u heen te verlichten. En vooral uw mede-quorumleden. U kunt een geweldig, gemiddeld of slecht voorbeeld zijn. U hecht daar misschien geen belang aan, maar de Heer doet dat wel. Hij heeft het volgende gezegd:

‘Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven.

‘Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn.

‘Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.’1

Ik voel me gezegend door het voorbeeld van geweldige priesterschapsdragers in de quorums waar ik heb mogen dienen. U kunt net als zij een voorbeeld voor anderen zijn.

Mijn priesterschapshelden hebben drie gemeenschappelijke kenmerken. Het eerste is een patroon van gebed, het tweede een gewoonte om te dienen, en het derde een staalhard voornemen om eerlijk te zijn.

Ieder van ons bidt, maar de priesterschapsdrager die u wilt zijn, bidt vaak en oprecht. ’s Avonds gaat u op uw knieën en dankt u Hem voor de zegeningen van die dag. U dankt hem voor ouders, leerkrachten en goede voorbeelden. U beschrijft in uw gebeden gedetailleerd wie u die dag tot zegen is geweest en op welke manier. Dat duurt langer dan een paar minuten en vereist meer dan enkele vluchtige gedachten. U zult er versteld van staan en erdoor veranderen.

Als u om vergiffenis bidt, zult u merken dat u anderen ook vergeving schenkt. Als u God voor zijn goedheid dankt, zult u specifiek aan anderen denken die naar uw vriendelijkheid verlangen. Ook van die ervaring zult u dagelijks versteld staan en ze zal u langzaamaan veranderen.

Een van de veranderingen die u zult doormaken door zulk vurig gebed is, dat beloof ik u, dat u zult voelen dat u echt een kind van God bent. Als u weet dat u een kind van God bent, dan weet u ook dat Hij veel van u verwacht. Aangezien u zijn kind bent, verwacht Hij van u dat u zijn leringen en die van zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, volgt. Hij verwacht dat u grootmoedig en aardig bent voor andere mensen. Hij zal teleurgesteld zijn als u hoogmoedig en egocentrisch bent. Hij zal u zegenen met het verlangen om de belangen van anderen boven de uwe te plaatsen.

Sommigen onder u zijn al een voorbeeld van onzelfzuchtig priesterschapswerk. Wereldwijd komen priesterschapsdragers vóór zonsopgang in de tempel aan. En sommigen blijven er tot in de late uurtjes. Ze krijgen geen wereldse erkenning of roem voor dat offer aan tijd en energie. Ik heb samen met de jeugd de mensen in de geestenwereld gediend, die niet in staat zijn om zelf aanspraak op de zegeningen van de tempel te maken.

Als ik in plaats van vermoeidheid vreugde zie in het gelaat van wie daar zowel vroeg als laat dienen, dan weet ik dat er in dit leven grote beloningen aan onzelfzuchtig priesterschapswerk verbonden zijn. Dat is echter maar een fractie van de vreugde die ze zullen ervaren met de zielen in de geestenwereld die ze gediend hebben.

Diezelfde vreugde heb ik gezien in het gelaat van wie anderen over de zegeningen van het koninkrijk van God vertellen. Ik ken een gemeentepresident die de zendelingen bijna dagelijks voorstelt aan mensen die ze kunnen onderwijzen. Een paar maanden geleden was hij nog geen lid van de kerk. Dankzij hem hebben de zendelingen onderzoekers en groeit de gemeente nu in aantal en kracht. Maar hij is bovendien een voorbeeld voor anderen die ook hun mond opendoen en zo het vergaderen van de kinderen van onze hemelse Vader bespoedigen.

Als u bidt en anderen dient, zult u meer beseffen dat u een kind van God bent en zullen uw gevoelens voor Hem groeien. U zult meer merken dat Hij bedroefd is als u op de een of andere manier oneerlijk bent. U zult vastberadener zijn in het nakomen van uw beloftes aan God en anderen. U zult zich er meer bewust van zijn dat u niets mag wegnemen dat uw eigendom niet is. U zult eerlijker tegenover uw werkgever zijn. U zult vastberadener zijn om stipt elke taak te voltooien die de Heer u geeft en die u aanvaardt.

De kinderen in de gezinnen die u als huisonderwijzer bezoekt, zullen zich niet meer afvragen of hun huisonderwijzers wel langskomen, maar zullen uitkijken naar uw bezoek. Mijn kinderen hebben die zegening gehad. Ze hadden in hun jeugd priesterschapshelden die hun de juiste weg wezen in het dienen van de Heer. Dat voorbeeld wordt nu in de derde generatie voortgezet.

Ik wil u ook mijn dank betuigen.

Ik dank u voor uw gebeden. Ik dank u dat u op uw knieën gaat en erkent dat u zelf niet alle antwoorden hebt. U bidt tot God om uw dankbaarheid te uiten en Hem te vragen u en uw gezinsleden te zegenen. Ik dank u voor uw dienstbetoon en voor die keren dat u geen erkenning voor uw dienstbetoon verwachtte.

De Heer heeft ons gewaarschuwd dat we hogere zegeningen kunnen mislopen als we een wereldse beloning voor onze dienstvaardigheid verwachten. U herinnert zich vast de volgende woorden:

‘Ziet toe, dat gij uw gerechtigheid niet doet voor de mensen, om door hen opgemerkt te worden; want dan hebt gij geen loon bij uw Vader, die in de hemelen is.

‘Wanneer gij dan aalmoezen geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars doen in de synagogen en op de straten, om door de mensen geroemd te worden. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds.

‘Maar laat, als gij aalmoezen geeft, uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet,

‘opdat uw aalmoes in het verborgene zij, en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.’2

Mijn grote priesterschapshelden geven niet zo gemakkelijk toe dat ze heldhaftige eigenschappen bezitten. Ze lijken de dingen die ik zo in hen bewonder zelf slechts met moeite te kunnen zien. Ik vertelde u dat mijn vader de getrouwe president van een kleine gemeente in New Jersey was. Later was hij lid van het algemeen zondagsschoolbestuur van de kerk. Maar ik wil bescheiden over zijn priesterschapswerk spreken, want hij was ook bescheiden.

Dat geldt ook voor mijn jeugdheld, de marinier. Hij sprak nooit met me over zijn priesterschapswerk of zijn prestaties. Hij diende gewoon. Anderen vertelden me over zijn getrouwheid. Ik kon niet zien of hij de eigenschappen waarvoor ik hem bewonderde wel in zichzelf zag.

Mijn raad aan u die anderen met het priesterschap tot zegen willen zijn, gaat over uw leven dat verborgen is voor allen behalve God.

Bid tot Hem. Dank Hem voor al het goede in uw leven. Vraag Hem wie Hij op uw pad geplaatst heeft zodat u hen kunt dienen. Vraag Hem om hulp zodat u hen kunt dienen. Bid zodat u vergeving kunt schenken en ontvangen. Vervolgens dient u hen, hebt u hen lief en vergeeft u hen.

Bedenk bovenal dat het aansporen van anderen om zich voor het eeuwige leven te kwalificeren het belangrijkste dienstbetoon is. God heeft ons die allesomvattende raad voor het gebruik van het priesterschap gegeven. Hij is er het volmaakte voorbeeld van. Dat voorbeeld zien we in beperkte mate in zijn beste aardse dienstknechten:

‘En de Here God sprak tot Mozes, zeggende: De hemelen, ze zijn vele, en voor de mens kunnen ze niet worden geteld; maar voor Mij zijn ze geteld, want ze zijn de mijne.

‘En zoals de ene aarde zal voorbijgaan en de hemelen daarvan, zo zal er een andere komen; en er is geen einde aan mijn werken, noch aan mijn woorden.

‘Want zie, dit is mijn werk en mijn heerlijkheid: de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen.’3

Wij dienen Hem in dat werk bij te staan. Ieder van ons kan een bijdrage leveren. We zijn voorbereid op onze tijd en plek in de laatste dagen van dat heilige werk. Ieder van ons kent voorbeelden van mensen die hun leven op aarde toegewijd hebben aan dat werk.

Ik bid dat we elkaar zullen helpen om die kansen aan te grijpen.

God de Vader leeft. Hij verhoort uw gebeden om de hulp die u nodig hebt om Hem goed te dienen. Jezus Christus is de herrezen Heer. Dit is zijn kerk. Het priesterschap dat u draagt is de macht om in zijn naam Gods kinderen te dienen. Als u zich volledig in dit werk verliest, zal Hij u grootmaken. Dat beloof ik in de naam van Jezus Christus, onze Heiland. Amen.