2010–2019
Wat vind jij?
April 2014


Wat vind jij?

Afbeelding
Ouderling W. Craig Zwick

Ik smeek u om deze vraag met medeleven voor andermans situatie te stellen: ‘Wat vind jij?’

41 jaar geleden kroop ik achter het stuur van een vrachtwagen. Mijn mooie vrouw, Jan, en onze baby, Scotty, vergezelden me. We vervoerden een zware lading bouwmateriaal en reden door verschillende staten.

In die tijd was het niet verplicht om een veiligheidsgordel om te doen en er bestonden nog geen autozitjes autostoeltjes voor baby’s. Mijn vrouw hield ons zoontje dus gewoon op schoot. Ik had uit haar opmerking ‘We zitten wel érg hoog’ moeten afleiden dat ze ongerust was.

Toen we afdaalden door de welbekende Donner Pass, een steil stuk snelweg, werd de bestuurscabine plots en onverwachts gevuld met dikke rook. De rook belemmerde het zicht en we konden moeilijk ademhalen.

Zo’n grote vrachtwagen stopt niet meteen als je op de rem trapt. Ik probeerde het voertuig wanhopig tot stilstand te brengen door op de motor af te remmen.

Toen ik de vrachtwagen aan de kant wilde zetten, maar nog vóór we tot stilstand kwamen, deed mijn vrouw het portier open en sprong met ons kindje in haar armen uit de cabine. Ik keek hulpeloos toe hoe ze over de grond rolden.

Zodra de vrachtwagen helemaal stilstond, sprong ik uit de rokende cabine. Ik rende vol adrenaline over de stenen en het onkruid en sloeg mijn armen om hen heen. Jans onderarmen en ellebogen waren gekneusd en bloedden, maar zij en ons kindje leefden gelukkig nog. Ik hield ze stevig vast terwijl het stof aan de kant van de snelweg weer ging liggen.

Toen mijn hartslag kalmeerde en ik weer op adem kwam, riep ik: ‘Hoe kom je er in hemelsnaam bij?’ Besef je niet hoe gevaarlijk dat was? Je had wel dood kunnen zijn!’

De tranen liepen over haar met rook bevlekte wangen. Ze keek me aan en zei iets wat me erg diep raakte en nog steeds in mijn oren klinkt: ‘Ik probeerde gewoon ons zoontje in veiligheid te brengen.’

Op dat ogenblik besefte ik dat zij dacht dat de motor in brand stond en bang was dat de vrachtwagen zou ontploffen en we zouden sterven. Ik wist echter dat het een elektrisch defect was — gevaarlijk, maar niet dodelijk. Ik keek naar mijn geliefde echtgenote, die zachtjes het hoofdje van onze baby schoon wreef, en vroeg me af wat voor vrouw zoiets moedigs zou doen.

Deze situatie had emotioneel even gevaarlijk als het motordefect kunnen zijn. Nadat we elkaar enige tijd genegeerd hadden, omdat we beiden dachten dat het de schuld van de ander was, vertelden we elkaar uiteindelijk welke knagende gevoelens er achter de felle uitbarstingen zaten. Doordat we onze liefde en bezorgdheid om elkaars veiligheid uitten, voorkwamen we dat het gevaarlijke voorval ons dierbare huwelijk verwoestte.

Paulus heeft gewaarschuwd: ‘Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar [alleen] een goed (woord) […] tot opbouw […] opdat zij, die het horen, genade ontvangen’ (Efeziërs 4:29). In zijn woorden weerklinkt een zekere zuiverheid.

Wat betekent de zinsnede ‘geen liederlijk woord’ voor u? We ervaren allemaal regelmatig gevoelens van woede — onze eigen, maar ook die van anderen. We zien in het openbaar soms onbeteugelde woedeuitbarsting. Dat komt voor als er een soort emotionele ‘kortsluiting’ optreedt bij sportwedstrijden, in de politiek en zelfs thuis.

Kinderen spreken hun geliefde ouders soms erg scherp toe. Huwelijkspartners, die de mooiste en tederste ervaringen met elkaar gedeeld hebben, verliezen hun verstand en geduld en verheffen hun stem. Hoewel we verbondskinderen van onze liefdevolle hemelse Vader zijn, hebben we allemaalweleens spijt gehad omdat we een ander te snel geoordeeld hebben en kwetsende woorden gebruikt hebben voordat we andermans standpunt begrepen. Ieder van ons heeft wel eens gezien hoe kwetsende woorden een gevaarlijke situatie kritiek kunnen maken.

Het Eerste Presidium heeft onlangs in een brief verklaard: ‘Het evangelie van Jezus Christus leert ons om alle mensen lief te hebben en vriendelijk en beleefd met hen om te gaan — ook als we een andere mening hebben.’ (Brief van het Eerste Presidium, 10 januari 2014.) Wat een goede raad dat we beleefd met elkaar kunnen en moeten omgaan, vooral als ieder een ander standpunt heeft.

In Spreuken geeft Salomo ons deze raad: ‘Een zacht antwoord keert de grimmigheid af, maar een krenkend woord wekt de toorn op’ (Spreuken 15:1). Een ‘zacht antwoord’ is een beredeneerd antwoord — beteugelde woorden uit een nederig hart. Dat betekent niet dat we nooit openhartig mogen zijn of dat we onze leerstellingen aan de kant moeten zetten. Woorden met een krachtige boodschap kunnen zacht van aard zijn.

In het Boek van Mormon vinden we nog een frappant voorbeeld van bekrachtigende taal in een echtelijke ruzie. De zonen van Sariah en Lehi waren teruggestuurd naar Jeruzalem om de koperen platen op te halen en waren nog niet teruggekeerd. Sariah vermoedde dat haar zonen in gevaar waren. Ze was woedend en moest iemand de schuld geven.

Luister wat Nephi over dit voorval zegt: ‘Want [mijn moeder] had verondersteld dat wij in de wildernis waren omgekomen; en ook had zij mijn vader verwijten gemaakt door hem te zeggen dat hij een man van visioenen was, zeggende: Zie, gij hebt ons uit ons erfland weggevoerd, en mijn zoons zijn niet meer, en wij komen om in de wildernis’ (1 Nephi 5:2).

Laten we ons nu eens indenken hoe Sariah zich gevoeld moet hebben. Ze was enorm ongerust over haar twistzieke zonen die terugkeerden naar de plek waar haar man met de dood bedreigd was. Ze had haar comfortabele thuis en vrienden voor een tent in een eenzame wildernis verruild op een leeftijd dat ze nog kinderen kon krijgen. Tot het uiterste van haar angsten gedreven, lijkt het wel of Sariah heldhaftig, maar misschien niet rationeel, uit een voortrazende vrachtwagen sprong om haar gezin te beschermen. Ze uitte haar gerechtvaardigde bezorgdheid tegen haar man en gebruikte daarbij boze, twijfelende en beschuldigende taal — een taal die de hele mensheid blijkbaar verrassend vloeiend spreekt.

De profeet Lehi luisterde naar de angst die ten grondslag lag aan haar woede. Waarna hij vol discipline en medeleven reageerde. Eerst gaf hij toe hoe de situatie er vanuit haar standpunt uitzag: ‘En […] mijn vader sprak [tot haar], zeggende: Ik weet dat ik een man van visioenen ben […] doch [als ik] in Jeruzalem [was] gebleven [zouden we] met mijn broeders zijn omgekomen (1 Nephi 5:4).

Vervolgens pakte haar man haar bezorgdheid om het welzijn van haar zonen aan, zoals de Heilige Geest ongetwijfeld tot hem getuigde. Hij zei:

‘Maar zie, ik heb een land van belofte gekregen en in die dingen verheug ik mij; ja, en ik weet dat de Heer mijn zoons uit de handen van Laban zal bevrijden. […]

‘En met dergelijke taal troostte mijn vader […] mijn moeder […] aangaande ons’ (1 Nephi 5:5–6).

Vandaag de dag moeten de mensen respect voor elkaar leren ontwikkelen om de grote kloven tussen verschillende geloofsovertuigingen, gedragingen en tegenstrijdige belangen te overbruggen. Het is onmogelijk om exact te weten wat er in elkaars hart en verstand omgaat of om de omstandigheden van onze individuele beproevingen en keuzes volkomen te begrijpen.

Maar wat zou er gebeuren met het ‘liederlijk woord’ waar Paulus het over heeft als we ons eerst medelevend naar een ander toe opstellen? Ik ben me volkomen bewust van mijn eigen onvolmaaktheden en scherpe kantjes, maar ik smeek u om deze vraag met medeleven voor andermans situatie te stellen: ‘Wat vind jij?’

Weet u nog hoe de Heer zowel Samuël als Saul verraste toen Hij een kleine herdersjongen, David uit Betlehem, als koning van Israël koos? De Heer zei tegen zijn profeet: ‘Het komt immers niet aan op wat de mens ziet; de mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan’ (1 Samuël 16:7).

Toen onze cabine met rook gevuld werd, deed mijn vrouw het moedigste wat ze kon bedenken om ons zoontje te beschermen. Ik handelde ook als beschermer toen ik haar keuze in twijfel trok. Maar verrassend genoeg maakte het niet uit wie er gelijk had. Het was belangrijk dat we naar elkaar luisterden en elkaars standpunt begrepen.

De bereidheid om elkaars standpunt te zien, verandert het ‘liederlijk woord’ in het geven van ‘genade’. De apostel Paulus begreep dat, en ook wij kunnen dat tot op zekere hoogte ervaren. Misschien verandert dat de zaak niet of lost dat het probleem niet op, maar het is belangrijker dat het geven van genade ons verandert.

Ik getuig nederig dat we ‘genade’ kunnen bieden door vriendelijke taal te gebruiken als de gave van de Heilige Geest ons hart raakt met begrip voor andermans gevoelens en standpunt. Dan kunnen we van gevaarlijke situaties heilige plaatsen maken. Ik getuig van een liefhebbende Heiland, die ons ‘hart aan[ziet]’ en aandacht heeft voor wat wij vinden. In de naam van Jezus Christus. Amen.