2010–2019
Het eeuwige leven — onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, kennen
okt. 2014


Het eeuwige leven — onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, kennen

God en Christus zijn letterlijk Vader en Zoon — twee afzonderlijke personen die volkomen één in doel zijn.

Vele jaren geleden heb ik het laatste getuigenis van de profeten in elke bedeling bestudeerd. Stuk voor stuk getuigden ze krachtig van God de Vader en zijn Zoon, Jezus Christus.

Toen ik die getuigenissen las — en vele andere soortgelijke getuigenissen in de jaren daarna — raakte het me steevast hoezeer onze hemelse Vader zijn oudste Zoon liefheeft en hoe Jezus zijn liefde toont door de wil van zijn Vader te gehoorzamen. Ik getuig dat wij, als we het nodige doen om Hen en hun liefde voor elkaar te kennen, ‘de grootste van alle gaven Gods’, namelijk het eeuwige leven, zullen ontvangen.1 Want ‘dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.’2

Hoe kunnen we die gave ontvangen? We krijgen die door persoonlijke openbaring, waar deze morgen over is gesproken en waarin wij zijn onderwezen.

Kunt u zich de eerste keer herinneren dat u wist dat God bestond en u zijn liefde voelde? Toen ik jong was, keek ik vaak naar de sterren aan de hemel en dacht dan na en voelde zijn nabijheid. Ik vond het geweldig om de pracht van Gods schepping te ontdekken — van de kleinste insectjes tot de grootste bomen. Toen ik zag hoe mooi deze aarde was, wist ik dat mijn hemelse Vader me liefhad. Ik wist dat mijn geest letterlijk van God afstamt en dat we allen zoons en dochters van Hem zijn.

U vraagt zich misschien af hoe ik dat wist. In de Schriften staat: ‘Aan sommigen wordt het door de Heilige Geest gegeven te weten dat Jezus Christus de Zoon van God is, en [aan] anderen wordt het gegeven in hun woorden te geloven, opdat ook zij het eeuwige leven zullen hebben als zij getrouw blijven.’3 Volgens mij betekent dit niet dat sommige mensen altijd van het getuigenis van anderen afhankelijk zullen zijn.

Mijn eigen getuigenis groeide omdat mijn ouders, leerkrachten, de Schriften — die ik ijverig las — en vooral de Heilige Geest mij onderwezen in en getuigden van mijn hemelse Vader en de Heiland. Door zelf geloof te oefenen en de geboden te gehoorzamen, getuigde de Heilige Geest tot me dat wat ik leerde waar was. Zo ben ik het zelf te weten gekomen.

Streven naar persoonlijke openbaring is de sleutel in dat proces. Nephi nodigt ons uit: ‘Vergast u aan de woorden van Christus; want zie, de woorden van Christus zullen u alle dingen zeggen die gij behoort te doen.’4

Vóór mijn achtste verjaardag wilde ik meer over de doop te weten komen. Ik las in de Schriften en bad. Ik kwam erachter dat ik bij mijn bevestiging de gave van de Heilige Geest zou krijgen. Ik begon ook te begrijpen dat God en Christus letterlijk Vader en Zoon zijn — twee afzonderlijke personen die volkomen één in doel zijn. ‘Wij hebben [Hen] lief, omdat [Zij] ons eerst liefhad[den].’5 En steeds weer zag ik dat Zij elkaar liefhadden en voor ons welzijn samenwerkten. Luister naar enkele van de vele Schriftteksten die deze waarheid onderstrepen:

Onze hemelse Vader sprak over het voorsterfelijke leven toen Hij naar Jezus Christus verwees als ‘mijn geliefde Zoon, die mijn Geliefde en Uitverkorene is geweest vanaf het begin.’6 Toen de Vader de aarde schiep, deed Hij dat ‘door [zijn] Eniggeborene’.7

Maria, de moeder van Jezus, werd verteld dat ze ‘de Zoon van de Allerhoogste’8 ter wereld zou brengen. En toen Jezus een jongeman was, zei Hij tegen zijn moeder dat Hij ‘in de dingen van [zijn] Vader’9 moest zijn. Toen de Heiland Zich jaren later liet dopen, sprak onze hemelse Vader uit de hemel en zei: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!’10

Toen Jezus zijn discipelen leerde bidden, sprak Hij de volgende woorden uit:

‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Uw Naam worde geheiligd.

‘Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op de aarde.’11

Tegen Nicodemus zei Hij: ‘Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.’12 En Hij verklaarde zijn wonderen met de woorden: ‘De Zoon kan niets van Zichzelf doen, als Hij dat niet de Vader ziet doen, want al wat [de Vader] doet, dat doet ook de Zoon op dezelfde wijze.’13

Toen het uur van de verzoening naderde, bad Jezus: ‘Vader, het uur is gekomen. […] Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb het werk volbracht dat U Mij gegeven hebt om te doen.’14 En toen de last van onze zonden op Hem viel, smeekte Hij: ‘Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt.’15 Tijdens zijn laatste ogenblikken aan het kruis bad Jezus: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’, waarna Hij uitriep: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest.’16

Vervolgens bezocht Hij de geesten van overledenen en ‘gaf hun macht om tevoorschijn te komen, na zijn opstanding uit de doden, om het koninkrijk van zijn Vader binnen te gaan.’17 Na zijn opstanding verscheen de Heiland aan Maria Magdalena en zei: ‘Ik vaar op naar Mijn Vader en [naar] uw Vader.’18

Toen Hij de mensen in Amerika bezocht, introduceerde zijn Vader Hem als volgt: ‘Ziet mijn geliefde Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb, in wie Ik mijn naam heb verheerlijkt.’19 Toen Jezus te midden van het volk neerdaalde, stelde Hij Zichzelf voor met de woorden: ‘Zie, Ik ben Jezus Christus. […] Ik heb […] de Vader verheerlijkt door de zonden der wereld op Mij te nemen.’20 Toen Hij in zijn leer onderrichtte, legde Hij uit:

‘Het is de leer die de Vader Mij heeft gegeven; en Ik getuig van de Vader, en de Vader getuigt van Mij.’21

‘Voorwaar […] de Vader en Ik zijn één.’22

Zien we in deze Schriftteksten een patroon dat getuigt dat de Vader en de Zoon twee afzonderlijke personen zijn? Maar in welk opzicht zijn Ze dan één? Niet omdat Ze dezelfde persoon zijn, maar omdat ze één in doel zijn. Ze zijn beiden even toegewijd aan de totstandbrenging van ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens’.23

Jezus is een God. En toch toont Hij voortdurend dat Hij een afzonderlijke persoon is door tot zijn Vader te bidden en door te zeggen dat Hij de wil van zijn Vader doet. Tijdens zijn bediening onder de Nephieten smeekte Hij: ‘Vader, Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die gij Mij wegens hun geloof uit de wereld hebt gegeven, […] opdat Ik in hen zal zijn zoals Gij, Vader, in Mij zijt, opdat wij één zullen zijn, opdat Ik in hen verheerlijkt zal worden.’24

Als we dat in gedachten houden, is het niet zo verwonderlijk dat de herstelling van het evangelie aanving met de verschijning van niet één, maar twee verheerlijkte personen. De profeet Joseph Smith heeft het volgende over zijn eerste visioen gezegd: ‘Een van Hen sprak tot mij, mij bij de naam noemend, en zei, wijzend op de ander: Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!25

De jonge profeet die met vast geloof het bos inging om erachter te komen bij welke kerk hij zich moest aansluiten, verliet het bos met de kennis en een getuigenis van de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die God gezonden had. Joseph moest toen, net als de profeten die hem voor waren gegaan, een werktuig zijn om de kennis die naar het eeuwige leven leidt op aarde te herstellen.

Ook u kunt onze hemelse Vader en ‘die Jezus — over wie de profeten en de apostelen hebben [getuigd]’26 in de Schriften en deze algemene conferentie zoeken. Als u naar een persoonlijke bevestiging streeft — openbaring voor u alleen — zult u ontdekken dat uw hemelse Vader in een bijzondere manier voorzien heeft waarop u voor uzelf de waarheid te weten kunt komen, namelijk door het derde lid van de Godheid, een persoon van Geest die we de Heilige Geest noemen.

‘En wanneer gij deze dingen ontvangt,’ — inclusief wat ik u vandaag heb verteld — ‘spoor ik u aan God, de eeuwige Vader, in de naam van Christus te vragen of deze dingen niet waar zijn; en indien gij vraagt met een oprecht hart, met een eerlijke bedoeling en met geloof in Christus, zal Hij de waarheid ervan aan u openbaren door de macht van de Heilige Geest.

‘En door de macht van de Heilige Geest kunt gij de waarheid van alle dingen [met zekerheid] kennen.’27

Broeders en zusters, ik getuig dat onze hemelse Vader wil dat we die kennis nu zoeken. De woorden van de profeet Helaman roepen vanuit het stof: ‘Bedenkt, bedenkt, het is op de rots van onze Verlosser, die Christus is, de Zoon Gods, dat gij uw fundament moet bouwen; […] en als de mensen op dat fundament bouwen, kunnen zij niet vallen.’28 We zullen dan echt niet falen.

Dat vaste fundament is Jezus Christus. Hij is de ‘Rots van de hemel’.29 Als we ons huis op Hem bouwen, mogen de stortbuien van de laatste dagen vallen, de watervloeden komen en de winden waaien, maar we zullen niet vallen. En we zullen niet falen, omdat ons huis en ons gezin op Christus gevestigd zijn.30

Ik getuig dat zo’n huis ‘een huis van heerlijkheid’31 is. Daar komen we samen om in de naam van Jezus Christus, zijn geliefde Zoon, tot onze hemelse Vader te bidden. Daar verheerlijken en danken we Hen. Daar ontvangen we de Heilige Geest en ‘de belofte die [Hij ons geeft] van het eeuwige leven, ja, de heerlijkheid van het celestiale koninkrijk’.32

Ik geef u mijn bijzondere getuigenis dat Jezus Christus onze Heiland is, dat Hij leeft, dat onze eeuwige hemelse Vader van ons houdt en over ons waakt, en dat we een profeet in onze bedeling hebben — namelijk president Thomas S. Monson — die ons leidt en ons de weg wijst. De Heilige Geest getuigt dat dit waar is tot ieder die op zoek gaat naar die kennis. In de naam van Jezus Christus. Amen.