2010–2019
‘Ben ik het, Heere?’
okt. 2014


‘Ben ik het, Heere?’

We moeten onze hoogmoed laten varen, door onze ijdelheid heen prikken en nederig vragen: ‘Ben ik het, Heere?’

Het was de laatste avond van onze geliefde Heiland in de sterfelijkheid, de avond voordat Hij Zichzelf als losprijs voor de hele mensheid offerde. Terwijl Hij brood met zijn discipelen brak, zei Hij iets wat hun hart met grote ontsteltenis en diepe droefheid moet hebben vervuld. ‘Ik zeg u dat een van u Mij zal verraden’, waren zijn woorden.

De discipelen trokken de waarheid van wat Hij zei niet in twijfel. Ook keken ze niet om zich heen, wijzend naar een ander met de vraag: ‘Is hij het?’

In plaats daarvan waren zij ‘zeer bedroefd en ieder van hen begon tegen Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?1

Ik vraag me af wat wij zouden doen als de Heiland ons die vraag stelde. Zouden we kijken naar anderen om ons heen en in ons hart zeggen: Hij bedoelt zeker broeder Jansen. Ik vond hem altijd al zo apart. Of: Het is maar goed dat broeder De Bruin hier is. Deze boodschap is echt voor hem bestemd. Of zouden we, net als die discipelen van weleer, naar onszelf kijken en die indringende vraag stellen: ‘Ben ik het?’

In deze eenvoudige woorden ‘Ben ik het, Heere?’ ligt het begin van de wijsheid en de weg naar persoonlijke bekering en blijvende verandering besloten.

De gelijkenis van de paardenbloemen

Er was eens een man die ’s avond graag een ommetje maakte in de buurt waar hij woonde. Hij keek er vooral naar uit om langs het huis van de buurman te lopen. Die buurman hield zijn gazon altijd keurig bij, de bloemen in bloei, de bomen gezond en schaduwrijk. Onmiskenbaar deed de buurman er alles aan om een prachtige tuin te hebben.

Maar op een dag liep de man langs het huis van zijn buurman en zag in het midden van die prachtige tuin één grote, gele paardenbloem staan.

Die viel zo uit de toon dat hij zich erover verbaasde. Waarom trok zijn buurman dat onkruid er niet uit? Zag hij het dan niet? Wist hij niet dat de paardenbloem zaadjes kon verspreiden waardoor er nog meer onkruid op kon komen?

Die ene paardenbloem stoorde hem mateloos, en hij wilde er iets tegen doen. Zou hij hem er gewoon uitrukken? Of er onkruidverdelger op spuiten? Misschien kon hij hem ’s nachts ongezien weghalen.

Al die gedachten maalden door zijn hoofd terwijl hij naar huis liep. Hij ging naar binnen zonder ook maar een blik te werpen op zijn eigen voortuin, die geel zag van de honderden paardenbloemen.

Balken en splinters

Doet dit verhaal ons niet denken aan de woorden van de Heiland?

‘Waarom ziet u wel de splinter in het oog van uw broeder, maar merkt u de balk in uw eigen oog niet op? […]

‘Haal eerst de balk uit uw oog en dan zult u goed kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder te halen.’2

Deze kwestie van balken en splinters heeft kennelijk veel te maken met ons onvermogen om onszelf duidelijk te zien. Ik snap niet helemaal waarom we wel prima in staat zijn de gebreken van andere mensen op te merken en er een oplossing voor aan te dragen, maar vaak voorbijzien aan die van onszelf.

Een paar jaar geleden was er een man in het nieuws die geloofde dat hij, als hij citroensap op zijn gezicht wreef, onzichtbaar zou zijn voor camera’s. Hij smeerde zijn hele gezicht dan ook in met citroensap en beroofde vervolgens twee banken. Niet veel later werd hij gearresteerd toen beelden van hem werden uitgezonden in het avondnieuws. Toen de politie de man de videobeelden van hem op de bewakingscamera’s liet zien, kon hij zijn ogen niet geloven. ‘Maar ik had citroensap op mijn gezicht!’ protesteerde hij.3

Toen een wetenschapper aan de Cornell University dit verhaal ter ore kwam, fascineerde het hem dat iemand zich zo pijnlijk onbewust kon zijn van zijn eigen onkunde. Om vast te stellen of dit een algemeen probleem was, lieten twee onderzoekers studenten meedoen aan een reeks toetsen over uiteenlopende levensvaardigheden, waarna de studenten zichzelf mochten beoordelen. De studenten die slecht hadden gepresteerd, zaten er bij de beoordeling van hun eigen prestaties het verst naast — sommigen van hen schatten hun scores wel vijf keer hoger in dan ze feitelijk waren.4

Dit onderzoek is op talloze manieren herhaald, met keer op keer dezelfde conclusie: velen van ons hebben er moeite mee onszelf te zien zoals we werkelijk zijn, en zelfs succesvolle mensen overschatten hun eigen inbreng en onderschatten de inbreng van anderen.5

Het zegt misschien niet zoveel dat we overschatten hoe goed we autorijden of hoe ver we een golfbal kunnen slaan. Maar gaan we denken dat onze bijdrage thuis, op het werk en in de kerk groter is dan die in werkelijkheid is, dan zijn we blind voor de zegeningen en mogelijkheden om onszelf op betekenisvolle en ingrijpende manieren te verbeteren.

Geestelijke blinde vlekken

Een kennis van mij woonde eerder in een wijk van de kerk die het aan de cijfers te zien erg goed deed — de opkomst was hoog, de huisonderwijscijfers waren hoog, de jeugdwerkkinderen gedroegen zich altijd keurig, wijketentjes bestonden uit fantastische maaltijden die de leden zelden op de vloer van het kerkgebouw morsten, en ik geloof dat er nooit gekibbeld werd bij balsporten in de kerk.

Mijn vriend en zijn vrouw werden later op zending geroepen. Bij hun terugkeer drie jaar later was dit echtpaar stomverbaasd dat er in de periode van hun zending elf huwelijken in een echtscheiding waren geëindigd.

Hoewel de wijk alle uitwendige tekenen van getrouwheid en kracht liet zien, vond er iets onfortuinlijks plaats in het hart en het leven van de leden. En het verontrustende is dat die situatie niet uniek is. Dergelijke vreselijke en vaak onnodige dingen gebeuren wanneer leden van de kerk evangeliebeginselen gaan loslaten. Aan de buitenkant lijken zij misschien discipelen van Jezus Christus, maar in hun hart keren zij zich van hun Heiland en zijn leringen af. Ze laten de dingen van de Geest geleidelijk aan los en zoeken steeds meer de dingen van de wereld op.

Priesterschapsdragers die eens trouw waren, beginnen zichzelf wijs te maken dat de kerk prima is voor vrouwen en kinderen, maar niet voor hen. Of sommigen zijn ervan overtuigd dat ze door hun drukke agenda of unieke omstandigheden zijn vrijgesteld van de dagelijkse toewijding en dienstbaarheid waardoor ze dicht bij de Geest zouden blijven. In deze tijd van zelfrechtvaardiging en narcisme liggen creatieve uitvluchten voor het grijpen om God niet regelmatig in gebed aan te roepen, Schriftstudie uit te stellen, kerkbijeenkomsten en gezinsavonden over te slaan, of geen eerlijke tiende en vastengaven te betalen.

Broeders, wilt u alstublieft in uw eigen hart kijken en de eenvoudige vraag stellen: ‘Ben ik het, Heere?’

Bent u ook maar — enigszins — afgestapt van ‘het Evangelie […] van de zalige God, dat [u] toevertrouwd is’?6 Hebt u ‘de god van deze [wereld]’ uw verstand laten verduisteren voor ‘de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus’?7

Mijn geliefde vrienden, beste broeders, stel uzelf de vraag: waar is mijn schat?

Is uw hart op de aangename dingen van deze wereld gezet, of is het op de leringen van de ijverige Jezus Christus gericht? ‘Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’8

Verblijft de Geest van God in uw hart? Bent u ‘geworteld en gefundeerd’ in de liefde voor God en uw medemensen? Stopt u genoeg tijd en creativiteit in het bevorderen van het geluk in uw huwelijk en gezin? Wijdt u uw energie aan het sublieme doel om ‘de breedte en lengte en diepte en hoogte’9 van het herstelde evangelie van Jezus Christus te begrijpen en na te leven?

Broeders, als het uw grote verlangen is de christelijke eigenschappen ‘geloof, deugd, kennis, matigheid, geduld, broederlijkheid, godsvrucht, naastenliefde, ootmoed en [dienstvaardigheid]’10 te ontwikkelen zal onze hemelse Vader u tot een werktuig in zijn handen maken tot behoud van vele zielen.11

Ons leven onder de loep

Broeders, niemand van ons geeft graag toe dat hij van de juiste koers afwijkt. Vaak gaan we een diepere blik in onze ziel uit de weg en zien we onze zwakheden, beperkingen en angsten niet onder ogen. Wanneer we ons leven toch eens onder de loep nemen, kijken we door een filter van vooroordelen, uitvluchten en smoesjes om onze onwaardige gedachten en daden goed te praten.

Maar het vermogen om onszelf duidelijk te zien is van wezenlijk belang voor onze geestelijke groei en ons welzijn. Als onze zwakheden en tekortkomingen in schuilhoeken verborgen blijven, kan de verlossende macht van de Heiland ze niet genezen en sterk voor ons laten worden.12 Onze blindheid voor onze menselijke zwakheden maakt ons ironisch genoeg ook blind voor het goddelijke potentieel dat onze Vader dolgraag in ieder van ons tot bloei brengt.

Hoe kunnen wij het zuivere licht van Gods waarheid dus in onze ziel laten schijnen en onszelf zien zoals Hij ons ziet?

Ik geef u ter overweging dat de heilige Schriften en de conferentietoespraken een doeltreffende spiegel voor zelfonderzoek vormen.

Als u de woorden van vroegere en hedendaagse profeten hoort of leest, laat de gedachte dan varen hoe die woorden op iemand anders slaan, maar stel de eenvoudige vraag: ‘Ben ik het, Heere?’

We moeten onze eeuwige Vader met een gebroken hart en ontvankelijke geest benaderen. We moeten gewillig zijn om te leren en te veranderen. En o, hoeveel meer winnen we niet als we leven zoals onze hemelse Vader dat voor ogen heeft.

Zij die niet willen leren en veranderen, zullen dat vermoedelijk ook niet, en ze vragen zich waarschijnlijk steeds meer af of de kerk hun wel iets te bieden heeft.

Maar zij die zich willen verbeteren en vooruitgang willen maken, zij die van de Heiland leren en meer op Hem willen lijken, zij die zich verootmoedigen als een klein kind en hun gedachten en daden in harmonie willen brengen met onze Vader in de hemel — zij zullen het wonder van de verzoening van de Heiland ondervinden. Zij zullen zeker Gods luisterrijke Geest voelen. Zij zullen de onbeschrijflijke vreugde smaken die de vrucht is van een zachtmoedig en nederig hart. Zij zullen gezegend worden met het verlangen en de discipline om ware discipelen van Jezus Christus te worden.

De kracht van het goede

In de loop van mijn leven ben ik in aanraking gekomen met diverse uiterst bekwame en intelligente mannen en vrouwen in deze wereld. In mijn jongere jaren was ik onder de indruk van mensen die goed opgeleid, deskundig, succesvol en bij de wereld in aanzien waren. Maar in de loop der jaren ben ik gaan beseffen dat ik veel meer onder de indruk ben van die fantastische en gezegende zielen die werkelijk goed en zonder bedrog zijn.

En is dat niet wat het evangelie eigenlijk is en voor ons doet? Het is het goede nieuws en vormt ons tot een beter mens.

De woorden van de apostel Jakobus gelden ook voor ons:

‘God keert Zich tegen de hoogmoedigen, maar aan de nederigen geeft Hij genade. […]

‘Verneder u voor de Heere, en Hij zal u verhogen.’13

Broeders, we moeten onze hoogmoed laten varen, door onze ijdelheid heen prikken en nederig vragen: ‘Ben ik het, Heere?’

En als het antwoord onverhoopt luidt: ‘Ja, mijn zoon, er zijn dingen die je verbeteren moet, dingen die Ik je kan helpen overwinnen’, bid ik dat we dat antwoord zullen aanvaarden, nederig onze zonden en tekortkomingen erkennen, en daarna onze levenswijze aan te passen, zodat we een betere echtgenoot, een betere vader en een betere zoon worden. Mogen wij er vanaf dit moment uit alle macht naar streven standvastig op de gezegende weg van de Heiland te wandelen — want onszelf duidelijk zien is het begin van de wijsheid.

Als we dat doen, zal onze milddadige God ons aan de hand leiden; dan zullen we ‘sterk gemaakt […] worden en gezegend worden uit den hoge’.14

Geliefde vrienden, de eerste stap op dit wonderbare en voldoeninggevende pad van het ware discipelschap begint met het stellen van de eenvoudige vraag:

‘Ben ik het, Heere?’

Daarvan getuig ik en ik geef u mijn zegen. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Mattheüs 26:21–22 [‘Ben ik het’, naar SV]; cursivering toegevoegd.

  2. Mattheüs 7:3, 5.

  3. Zie Errol Morris, ‘The Anosognosic’s Dilemma: Something’s Wrong but You’ll Never Know What It Is’, New York Times, 20 juni 2010; opinionator.blogs.nytimes.com/2010/06/20/the-anosognosics-dilemma-1.

  4. Zie Justin Kruger en David Dunning, ‘Unskilled and Unaware of It: How Difficulties in Recognizing One’s Own Incompetence Lead to Inflated Self-Assessments’, Journal of Personality and Social Psychology, december 1999, pp. 1121–1134. ‘In vier onderzoeken kwamen de auteurs tot de conclusie dat deelnemers met scores in het onderste kwartiel op toetsen over humor, grammatica en logica hun prestaties en kundigheid op die toetsen in hoge mate overschatten. Hoewel ze met hun toetsresultaten tot het 12de percentiel behoorden, schatten ze zichzelf bij het 62ste in.’ (Uit het uittreksel op psycnet.apa.org/?&fa=main.doiLanding&doi=10.1037/0022–3514.77.6.1121).

  5. Zie Marshall Goldsmith, What Got You Here Won’t Get You There (2007), hoofdstuk 3. De onderzoeker vroeg drie partners hun eigen bijdragen tot het succes van het bedrijf aan te geven. Hun zelfbeoordeelde inbreng kwam samen uit op 150 procent.

  6. 1 Timotheüs 1:11.

  7. 2 Korinthe 4:4.

  8. Lukas 12:34.

  9. Efeze 3:18.

  10. Leer en Verbonden 4:6.

  11. Zie Alma 17:11.

  12. Zie Ether 12:27.

  13. Jakobus 4:6, 10.

  14. Leer en Verbonden 1:28.