2010–2019
Eensgezind redden
okt. 2014


Eensgezind redden

Om de Heiland te kunnen helpen, moeten we eensgezind samenwerken. Iedereen, elke positie en elke roeping is belangrijk.

We horen president Thomas S. Monson vaak zeggen dat we de reddende hand moeten bieden.1 Dat doet me aan een verhaal uit het Nieuwe Testament denken. Het is een uitstekend voorbeeld dat laat zien hoe we als leden en zendelingen eensgezind met de wijkraad kunnen samenwerken om de helpende hand te bieden en iemand te redden. Het verhaal staat in Markus 2:1–5. Ik vind de verhalen die Jezus gebruikte om ons bepaalde leerstellingen of beginselen bij te brengen, altijd bijzonder inspirerend en eenvoudig te begrijpen.

Een van de hoofdpersonen in dit verhaal is een verlamde man, iemand die zich niet zonder hulp kon verplaatsen. Deze man kon slechts thuis blijven wachten tot hij werd gered.

Tegenwoordig zou het voorval als volgt kunnen gebeurd zijn. Vier mensen vervulden een opdracht van hun bisschop om iemand thuis te bezoeken die verlamd is. Ik kan me voorstellen dat het gaat om een ZHV-zuster, een ouderling, een Aäronisch-priesterschapsdrager en, zeker niet onbelangrijk, een voltijdzendeling. Toen in de laatste wijkraad over de behoeften die er in de wijk waren, werd gesproken, wees de bisschop ‘reddingsopdrachten’ toe. Deze vier mensen hadden de opdracht gekregen om deze verlamde man te helpen. Ze konden niet wachten totdat hij zelf naar de kerk zou komen. Ze moesten hem thuis bezoeken. Zij moesten hem opzoeken. En dat deden ze ook. De man werd naar Jezus gebracht.

‘Er kwamen ook enigen naar Hem toe die een verlamde brachten, door vier mannen gedragen’ (Markus 2:3).

Maar de ruimte was veel te vol. Ze konden niet eens naar binnen. Ik ben er zeker van dat ze van alles probeerden, maar ze kwamen niet door de menigte heen. Het ging niet zoals ze gepland hadden. Er waren hindernissen op hun ‘reddingspad’. Maar ze gaven de moed niet op. Ze lieten de verlamde man niet bij de deur achter. Ze overlegden wat ze moesten doen. Hoe konden ze deze man naar Jezus brengen zodat hij genezen kon worden. Het werk om met Jezus zielen te redden, was niet te veel voor hen. Ze bedachten een plan. Geen gemakkelijk plan, maar ze gingen aan de slag.

‘En omdat zij niet bij Hem konden komen vanwege de menigte, verwijderden zij de dakbedekking boven de plaats waar Hij was; en nadat zij het dak opengebroken hadden, lieten zij de ligmat waarop de verlamde lag, neer’ (Markus 2:4).

Ze droegen hem het dak op. Ik veronderstel dat er geen buitentrap was. Dus het zal wel wat tijd hebben gekost om iedereen het dak op te krijgen. Ik denk dat het zo had kunnen gebeuren: de jongeman uit zijn wijk klom als eerste op het dak. Omdat hij jong en energiek was, was dat voor hem niet zo moeilijk. Zijn huisonderwijscollega uit het ouderlingenquorum en de lange en sterke voltijdzendeling duwden de man heel hard omhoog. De ZHV-zuster herinnerde ze eraan om voorzichtig te zijn, en ze moedigde hen aan. De mannen verwijderden de dakbedekking terwijl de zuster de man vertroostend toesprak, totdat hij genezen was — in staat om zich te bewegen en vrij te zijn.

Bij zo’n reddingsactie moet iedereen samenwerken. Op het juiste moment moet er zorgvuldig gecoördineerd worden om de verlamde man vanaf het dak te laten zakken. De vier mensen moeten eensgezind samenwerken. Er mag geen onenigheid onder hen zijn. Ze moeten de verlamde tegelijk laten zakken. Als iemand het touw sneller laat zakken dan de anderen, valt de man van zijn ligmat af. Door zijn handicap kan hij zichzelf niet vasthouden.

Om de Heiland te kunnen helpen, moeten we eensgezind samenwerken. Iedereen, elke positie en elke roeping is belangrijk. We moeten eensgezind in de Heer Jezus Christus zijn.

Uiteindelijk werd de zieke, verlamde man bij Jezus neergelegd. ‘En toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: Zoon, uw zonden zijn u vergeven’ (Markus 2:5). Jezus toonde hem barmhartigheid en genas hem — niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk: ‘Zoon, uw zonden zijn u vergeven.’ Is dat niet geweldig? Zouden wij dat ook niet willen ervaren? Ik in ieder geval wel.

Kennen we iemand die geestelijk verlamd is, iemand die niet in staat is om zelf terug naar de kerk te komen? Hij of zij kan een van onze kinderen zijn, een van onze ouders, een huwelijkspartner of een vriend of vriendin.

Nu er zoveel meer voltijdzendelingen in elke unit van de kerk zijn, is het verstandig als bisschoppen en gemeentepresidenten beter gebruik maken van hun wijk- of gemeenteraad. De bisschop kan alle leden van de wijkraad uitnodigen om een lijst te maken met leden die wellicht hulp nodig hebben. Leden van de wijkraad bespreken zorgvuldig hoe zij het beste kunnen helpen. De bisschop luistert aandachtig naar de ideeën en deelt opdrachten uit.

Voltijdzendelingen kunnen bij deze reddingsacties veel betekenen. Ze zijn jong en energiek. Ze willen graag een lijst hebben met specifieke namen van mensen die ze kunnen helpen. Ze werken graag met de leden van de wijk samen. Ze weten dat het geweldige mogelijkheden zijn om met belangstellenden in contact te komen. Ze zijn toegewijd aan de vestiging van het koninkrijk van de Heer. Ze hebben een sterk getuigenis van het beginsel dat ze meer op Christus lijken als ze aan dergelijke hulpacties deelnemen.

Tot slot wil ik nog één verborgen schat bespreken die in dit verhaal zit. In vers 5 staat: ‘Toen Jezus hun geloof zag’ (cursivering toegevoegd). Dat was me nog niet eerder opgevallen — hun geloof. Ons gecombineerde geloof zal ook het welzijn van anderen beïnvloeden.

Wie waren de mensen die Jezus noemde? Dat kunnen de vier mensen zijn geweest die de verlamde man hebben gedragen, of de man zelf, of de mensen die voor hem hadden gebeden, of iedereen die naar de prediking van Jezus had geluisterd en zich van binnen had verheugd om het wonder dat zou plaatsvinden. Het kan ook een huwelijkspartner zijn, een zoon of dochter, een zendeling, een quorumpresident, een ZHV-presidente, een bisschop of een verre vriend. We kunnen allemaal elkaar helpen. We moeten altijd ijverig bezig zijn om mensen in nood te redden.

Ik getuig dat Jezus Christus een God van wonderen is. Jezus Christus heeft ons allemaal lief. Hij heeft de macht om te redden en te genezen, zowel lichamelijk als geestelijk. Als wij bijdragen aan zijn zending om mensen te redden, zullen wij ook gered worden. Daarvan getuig ik in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.

Noot

  1. Zie, bijvoorbeeld, Thomas S. Monson, ‘De reddende hand bieden’, Liahona, oktober 2013, p. 5.