2010–2019
Is het nog steeds wonderbaar voor u?
April 2015


Is het nog steeds wonderbaar voor u?

De wonderen van het evangelie opmerken is een teken van geloof. Het betekent dat we de hand van de Heer in ons leven en in alles om ons heen herkennen.

Mijn vrouw en ik hebben ervan genoten onze vijf kinderen in de buurt van de prachtige stad Parijs groot te brengen. In die jaren wilden we allerlei geweldige bezienswaardigheden in de wereld met hen bezoeken. Elke zomer trokken we er met ons gezin op uit naar de belangrijkste monumenten, historische plaatsen en wonderen der natuur in Europa. Uiteindelijk, na 22 jaar in het gebied rond Parijs te hebben gewoond, stonden we op het punt om te gaan verhuizen. Ik weet nog dat mijn kinderen naar me toe kwamen en zeiden: ‘Pap, het is echt schandalig! We hebben hier ons hele leven gewoond en we zijn nog nooit op de Eiffeltoren geweest!’

Er zijn zoveel wereldwonderen. Maar soms, wanneer we er met onze neus bovenop zitten, is er voor ons niets bijzonders aan. We zien wel, maar kijken niet echt; we horen wel, maar luisteren niet echt.

Tijdens zijn aardse bediening zei Jezus tegen zijn discipelen:

‘Zalig zijn de ogen die zien wat u ziet.

‘Want Ik zeg u dat veel profeten en koningen de dingen hebben willen zien die u ziet, en zij hebben ze niet gezien, en te horen de dingen die u hoort, en zij hebben ze niet gehoord.’1

Ik heb me vaak afgevraagd hoe het geweest zou zijn om in de tijd van onze Heiland te leven. Kunt u zich voorstellen dat u aan zijn voeten zat? Zijn armen om u heen voelde? Meemaakte hoe Hij anderen diende? En toch waren er velen in zijn omgeving die Hem niet herkenden — die niet ‘zagen’ — dat de Zoon van God zelf onder hen woonde.

Ook wij zijn bevoorrecht om in een uitzonderlijke tijd te leven. De profeten van weleer zagen het werk van de herstelling als ‘een wonderbaar werk […], ja, een wonderbaar werk en een wonder’.2 In geen enkele eerdere bedeling zijn er over de hele wereld zoveel zendelingen geroepen, zoveel landen geopend voor de evangelieboodschap en zoveel tempels gebouwd.

Ook maken wij, heiligen der laatste dagen, persoonlijk wonderen mee. Daar valt onze eigen bekering onder, de antwoorden op onze gebeden en de milde zegeningen die God dagelijks over ons uitstort.

De wonderen van het evangelie opmerken is een teken van geloof. Het betekent dat we de hand van de Heer in ons leven en in alles om ons heen herkennen. Onze verwondering geeft ons ook geestelijke kracht. We putten er de energie uit om in ons geloof verankerd te blijven en bij het heilswerk betrokken te zijn.

Maar laten we oppassen. Ons vermogen tot verwondering is fragiel. Op de lange duur kunnen zaken als laksheid in het onderhouden van de geboden, onverschilligheid of zelfs moeheid intreden en ons ongevoelig maken voor zelfs de opmerkelijkste tekenen en wonderen van het evangelie.

In het Boek van Mormon wordt de periode beschreven, zeer vergelijkbaar met de onze, die voorafging aan de komst van de Messias naar Amerika. Opeens verschenen de tekenen van zijn geboorte aan de hemel. Dat was voor de mensen zo verbazingwekkend dat ze zich verootmoedigden en vrijwel allemaal tot bekering kwamen. Maar slechts vier jaar later begon ‘het volk […] die tekenen en wonderen die zij hadden gehoord, te vergeten en zich steeds minder te verbazen over een teken of een wonder uit de hemel, zodat zij […] steeds minder gingen geloven van alles wat zij hadden gehoord en gezien’.3

Broeders en zusters, is het evangelie nog steeds wonderbaar voor u? Kunt u nog steeds zien, horen, voelen en u verbazen? Of zijn uw geestelijke sensoren in de sluimerstand geraakt? Wat uw situatie ook is, ik vraag u drie dingen te doen.

Ten eerste: sta altijd open voor nieuwe of hernieuwde inzichten in de waarheden van het evangelie. De schrijver Marcel Proust heeft gezegd: ‘De ware ontdekkingsreiziger zoekt geen nieuwe landschappen, maar kijkt met andere ogen.’4 Kunt u zich de eerste keer nog herinneren dat u een Schrifttekst las en voelde alsof de Heer tot u persoonlijk sprak? Weet u nog dat u voor het eerst de weldadige invloed van de Heilige Geest over u voelde komen, wellicht zonder te beseffen dat het de Heilige Geest was? Waren dat geen heilige, bijzondere momenten?

We dienen elke dag naar geestelijke kennis te hongeren en te dorsten. Die kennis verwerven we door studie, overdenking en gebed. Soms zijn we misschien geneigd om te denken: ik hoef de Schriften vandaag niet te bestuderen, ik heb alles al een keer gelezen; of: ik hoef vandaag niet naar de kerk te gaan, er valt toch niets nieuws te beleven.

Maar het evangelie is een onuitputtelijke bron van kennis. Er is elke zondag, in elke bijeenkomst en in elk vers in de Schriften altijd iets nieuws te ontdekken en te voelen. In geloof houden we vast aan de belofte: ‘Zoek, en u zult vinden.’5

Ten tweede: veranker uw geloof in de duidelijke en eenvoudige waarheden van het evangelie. Onze verwondering dient geworteld te zijn in de kernbeginselen van ons geloof, in de zuiverheid van onze verbonden en verordeningen, en in onze eenvoudigste vormen van aanbidding.

Een zendelingzuster vertelde eens het verhaal van drie mannen die ze in een districtsconferentie in Afrika had ontmoet. Ze kwamen uit een afgelegen dorp in de rimboe waar de kerk nog geen officiële gemeente had, maar waar wel vijftien trouwe leden en zo’n twintig onderzoekers waren. Deze mannen waren meer dan twee weken te voet onderweg geweest. Ze hadden ruim 480 kilometer afgelegd over modderige paden in het regenseizoen, zodat ze de conferentie konden bijwonen en de tiende van de leden uit hun groep konden afdragen. Ze waren van plan een hele week te blijven, zodat ze de volgende zondag van het avondmaal konden nemen, wat ze als een voorrecht beschouwden. Daarna hoopten ze de terugreis aan te vangen met dozen exemplaren van het Boek van Mormon op hun hoofd om aan hun dorpsgenoten te geven.

De zendelinge getuigde dat ze geraakt was door de eerbiedige verwondering die deze broeders uitstraalden, en door hun oprechte offers om iets te krijgen wat voor haar altijd min of meer vanzelfsprekend en beschikbaar was geweest.

Ze vroeg zich af: als ik op een zondagochtend in Arizona opstond en merkte dat mijn auto het niet deed, zou ik dan te voet naar de kerk gaan, die zich maar een paar straten van huis af bevindt? Of zou ik gewoon thuisblijven omdat het te ver was of omdat het regende?6 Dat zijn goede vragen die we onszelf allemaal kunnen stellen.

Tot slot: ik nodig u uit het gezelschap van de Heilige Geest te zoeken en te koesteren. De meeste wonderbare dingen van het evangelie zijn niet met onze natuurlijke zintuigen waar te nemen. Daarbij gaat het om ‘wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord […], dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben’.7

Als we de Geest bij ons hebben, worden onze geestelijke zintuigen aangescherpt en krijgt ons geheugen een opkikker, zodat we de wonderen en tekenen die we hebben waargenomen niet kunnen vergeten. Daarom baden de Nephitische discipelen wellicht, in het besef dat Jezus hen weldra zou verlaten, vurig ‘om hetgeen zij het meest verlangden; en zij verlangden dat hun de Heilige Geest zou worden gegeven’.8

Hoewel zij de Heiland met hun eigen ogen hadden gezien en zijn wonden met hun eigen handen hadden aangeraakt, wisten ze dat hun getuigenis kon verzwakken als het niet voortdurend door de macht van de Geest van God werd hernieuwd. Broeders en zusters, doe nooit iets waardoor u deze kostbare en wonderbare gave — het gezelschap van de Heilige Geest — op het spel zet en kunt verliezen. Streef ernaar door vurig gebed en een rechtschapen levenswandel.

Ik getuig dat het werk waarin wij betrokken zijn, ‘een wonderbaar werk en een wonder’ is. Als we Jezus Christus volgen, getuigt God tot ons ‘door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil’.9 Op deze bijzondere dag getuig ik dat de wonderbare dingen en wonderen van het evangelie zijn verankerd in de grootste van alle gaven van God — de verzoening van de Heiland. Dat is de volmaakte gave van liefde die de Vader en de Zoon, één in doel, aan ieder van ons hebben aangeboden. Met u sta ik ‘spraak’loos dat Christus zo’n liefde mij schenken kan. […] O, het is wonderbaar, wonderbaar voor mij!’10

Mogen wij altijd ogen hebben die zien, oren die horen en een hart dat de wonderen van dit wonderbare evangelie opmerkt. Dat is mijn gebed in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Lukas 10:23–24.

  2. 2 Nephi 27:26.

  3. 3 Nephi 2:1.

  4. ‘Marcel Proust’, Guardian, 22 juli 2008, theguardian.com/books/2008/jun/11/marcelproust.

  5. Mattheüs 7:7.

  6. Aangepast overgenomen uit Lorraine Bird Jameson, ‘The Giants of Kinkondja’ (artikel op de website van het gebied Afrika-Zuidoost, 2009); web.archive.org/web/20101210013757/http:/www.lds.co.za/index.php/news-a-events/news/aseanews/91-the-giants-of-kinkondja.

  7. 1 Korinthe 2:9.

  8. 3 Nephi 19:9.

  9. Hebreeën 2:4.

  10. ‘’k Sta spraak’loos’, Lofzangen, nr. 129.