2010–2019
God geeft ons een gezin
April 2015


God geeft ons een gezin

Allemaal behoren we tot en zijn we nodig in het gezin van God.

Is er iets mooier of diepzinniger dan de eenvoudige en zuivere evangeliewaarheden die in een jeugdwerkliedje worden onderwezen? En de meisjes van het jeugdwerk die hier vanavond zijn, kennen het liedje waarover ik ga spreken allemaal. Je hebt het in het jeugdwerkprogramma van vorig jaar geleerd.

In het liedje ‘God geeft ons een gezin’1 — dat eerder in deze bijeenkomst is gezongen, worden we aan zuivere leer herinnerd. Niet alleen leren we dat het gezin door God is gegeven, maar ook dat we allemaal deel uitmaken van het gezin van God.

In de eerste regel van het lied staat: ‘De Vader heeft een groot gezin, met mij, met jou, met ieder mens: wij zijn zijn kind’ren.’ In de proclamatie over het gezin lezen we: ‘In het voorsterfelijk leven kenden en aanbaden de geestzonen en -dochters God als hun eeuwige Vader.’ Wij ontdekten in die sfeer onze eeuwige vrouwelijke identiteit. We wisten dat ieder van ons ‘een geliefde […] geestdochter van hemelse Ouders was.’2

Onze komst naar de aarde veranderde niets aan die waarheden. Allemaal behoren we tot en zijn we nodig in het gezin van God. Aardse gezinnen zien er allemaal anders uit. En hoewel we ons best doen om sterke traditionele gezinnen te vormen, is het lidmaatschap van het gezin van God niet afhankelijk van welke status dan ook — de echtelijke status, ouderlijke status, financiële status, sociale status of zelfs de status die we op de sociale media posten.

We horen erbij. ‘Wij zijn dochters van onze hemelse Vader, die van ons houdt, en wij houden van Hem.’3

De tweede zin van het liedje gaat verder in op de eerste. ‘Hij zond ons allen naar de aard’ en ook hier leven we in gezinnen.’

In het voorsterfelijk leven hoorden we dat we enige tijd in de sterfelijkheid zouden moeten doorbrengen. We ‘aanvaardden zijn plan waardoor zijn kinderen een stoffelijk lichaam konden krijgen en aardse ervaringen konden opdoen om vooruitgang te maken op weg naar volmaking en om uiteindelijk hun goddelijke bestemming als erfgenaam van het eeuwige leven te verwezenlijken.’4

Ouderling Richard G. Scott legde uit dat we ‘in de voorsterfelijke wereld leerden […] dat ons doel hier is om beproefd te worden en te groeien.’5 Dat groeien gebeurt op net zoveel manieren als er mensen zijn die groei doormaken. Ik heb geen echtscheiding meegemaakt, noch de pijn en onzekerheid die het gevolg zijn van verlating, of de verantwoordelijkheid van een alleenstaande moeder. Ik heb geen ervaring met het overlijden van een kind, onvruchtbaarheid of aantrekking tot mensen van hetzelfde geslacht. Ik heb niet hoeven lijden onder misbruik, chronische ziekte of verslaving. Die zaken zouden mij kennelijk geen groei hebben gebracht.

Dus denken sommigen van u nu: ‘Zie je nu wel, zuster Stephens, u begrijpt er niets van!’ En mijn antwoord is dat u misschien gelijk heeft. Ik begrijp uw problemen niet ten volle. Maar door mijn persoonlijke toetsen en beproevingen — welke mij dikwijls op mijn knieën hebben gebracht — heb ik degene die het wel begrijpt leren kennen. Hij die ‘een Man van smarten, bekend met ziekte’6 was; die alles heeft ervaren en alles begrijpt. En daarenboven heb ik alle eerder genoemde sterfelijke toetsen ervaren door de lens van een dochter, moeder, grootmoeder, zus, tante en vriendin.

Wij zijn als verbondsdochters van God niet alleen in de gelegenheid om van onze eigen moeilijkheden te leren, maar we kunnen ons ook in empathie en medeleven verenigen wanneer we leden van het gezin van God ondersteunen in hun worsteling, zoals we beloofd hebben.

Als we dat doen, gaan we ook begrijpen en erop vertrouwen dat de Heiland de moeilijkheden van het pad kent en dat Hij ons door ieder verdriet en elke teleurstelling heen kan begeleiden. Hij is ware naastenliefde en zijn liefde ‘houdt eeuwig stand’,7 — deels door ons wanneer wij Hem volgen.

Als dochters van God en discipelen van Jezus Christus ‘handelen we [dan] volgens de gevoelens die God [in ons hart] heeft geplaatst.’8 Onze invloedssfeer is niet tot onze eigen familie beperkt.

Afbeelding
Photo of Sister Yazzi and Sister Yellowhair

Onlangs was ik in de gelegenheid om zuster Yazzie van de ring Chinle (Arizona) in haar hut te bezoeken. Toen ze mij bij haar thuis begroette, vielen me direct de vele verschillende gezins- en zendingsfoto’s aan haar muren en op de tafels op. Dus vroeg ik: ‘Zuster Yazzie, hoeveel kleinkinderen hebt u?’

Verbaasd over mijn vraag haalde ze haar schouders op. Verward door haar antwoord keek ik naar haar dochter, zuster Yellowhair, die zei: ‘Ze weet niet hoeveel kleinkinderen ze heeft. We tellen ze niet. Alle kinderen noemen haar “grootmoeder” — ze is iedereens grootmoeder.’

Zuster Yazzie beperkt zich in haar liefde en invloed niet tot haar biologische familie. Ze begrijpt wat het betekent om haar invloedssfeer uit te strekken, doordat ze goed doet, verzorgt en het gezin van God verdedigt. Ze begrijpt dat ‘een vrouw die het geloof van een kind voedt, bij[draagt] aan de kracht van een gezin — nu en in de toekomst.’9

De derde zin van het liedje beschrijft het doel van onze sterfelijkheid: ‘God geeft ons een gezin, om daar te ontdekken wat wij kunnen zijn.’ De Heiland leerde: ‘Zijt één; en indien gij niet één zijt, zijt gij de mijnen niet.’10 In de proclamatie over het gezin staat dat wij als geliefde geestdochters van hemelse Ouders een goddelijke aard, en een eeuwige identiteit en bestemming hebben. God wil dat wij één zijn. Het is voor God van belang dat we één zijn — verbondsdochters vereend in de verscheidenheid van ons individuele leven11 die alles willen leren wat nodig is om weer bij Hem terug te keren, als deel van zijn eeuwige gezin aan Hem verzegeld.

‘Heilige verordeningen en verbonden die in heilige tempels beschikbaar zijn, maken het mogelijk dat de mens in de tegenwoordigheid van God terugkeert en dat het gezin voor eeuwig verenigd wordt.’12 De verordeningen die we ontvangen en de verbonden die we sluiten bij de doop en in heilige tempels verbinden het gezin van God aan beide kanten van de sluier — zij verbinden ons met onze Vader door de Zoon, die bad: ‘Opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn.’13

Als we onze tijd in het sterfelijk leven benutten om de leringen van de Heiland te bestuderen en toe te passen, worden we zoals Hij. We gaan begrijpen dat Hij de weg is — de enige weg — om moeilijkheden te overwinnen, te genezen en terug te keren naar ons hemelse thuis.

De laatste zin van het liedje eindigt met: ‘In gezinnen leren wij om te worden zoals Hij.’ Het plan van onze hemelse Vader voor zijn kinderen is een plan van liefde. Het is een plan om zijn kinderen — zijn gezin — met Hem te verenigen. Ouderling Russell M. Nelson heeft gezegd: ‘Onze hemelse Vader heeft slechts twee verlangens voor zijn kinderen […] : onsterfelijkheid en het eeuwige leven, “hetgeen betekent een leven bij Hem thuis”’14 Die verlangens kunnen alleen verwezenlijkt worden als wij de liefde die onze hemelse Vader voor zijn gezin heeft ook voelen en anderen over zijn plan vertellen.

Twintig jaar geleden hebben het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen zich tot de hele wereld gewend toen ze de proclamatie over het gezin uitgaven. Sinds die tijd zijn de aanvallen op het gezin toegenomen.

Als we succes in onze heilige verantwoordelijkheid als dochters van God willen hebben, moeten we begrip hebben van het eeuwige belang van het plan van onze hemelse Vader voor zijn gezin en van onze individuele verantwoordelijkheid om over die waarheden te vertellen. President Howard W. Hunter legde uit:

‘Volgens mij is het noodzakelijk om de vrouwen van de kerk op te roepen de algemene autoriteiten te steunen om de vloed van het kwaad dat ons omringt in te dammen en er samen voor te zorgen dat het werk van onze Heiland vooruitgaat. […]

‘Wij verzoeken u dringend uw machtige invloed ten goede aan te wenden voor de versterking van onze gezinnen, onze kerk en onze samenleving.’15

Zuster, we horen erbij. We zijn geliefd. We zijn allemaal nodig. We hebben een goddelijke bestemming, taak, plek en rol in de kerk en het koninkrijk van God en in zijn eeuwige gezin. Weet u diep in uw hart dat uw hemelse Vader van u houdt en ernaar verlangt dat u en zij die u liefhebt bij Hem zullen zijn? Net zoals ‘onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, volmaakt zijn […], zo is hun hoop voor ons volmaakt.’16 Hun plan voor ons is volmaakt en hun beloften zijn betrouwbaar. Van deze waarheden getuig ik dankbaar in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie ‘God geeft ons een gezin’, Het gezin is eeuwig, overzicht participatieperiode 2014 (2013), 28–29.

  2. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, november 2010, 129.

  3. ‘Jongevrouwenthema’, in Persoonlijke vooruitgang (boekje, 2009) 3.

  4. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld.’

  5. Richard G. Scott, ‘Geloofsoefening — uw eerste prioriteit’, Liahona, november 2014, 92.

  6. Jesaja 53:3.

  7. Moroni 7:47.

  8. Joseph Smith, in Dochters in mijn koninkrijk: de geschiedenis en het werk van de zustershulpvereniging (2011), 18.

  9. Dochters in mijn koninkrijk, 172.

  10. Leer en Verbonden 38:27.

  11. Patricia T. Holland, ‘“One Thing Needful”: Becoming Women of Greater Faith in Christ’, Ensign, oktober 1987, 26–33.

  12. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld.’

  13. Johannes 17:21.

  14. R. Scott Lloyd, ‘God Wants His Children to Return to Him, Elder Nelson Teaches’, sectie Kerknieuws van LDS.org, 28 januari 2014, lds.org/church/news/god-wants-his-children-to-return-to-him-elder-nelson-teaches?lang=eng.

  15. Howard W. Hunter, in Dochters in mijn koninkrijk, 169; zie ook ‘Aan de vrouwen van de kerk’, De Ster, januari 1993, 86–87.

  16. M. Russell Ballard, “Let Us Think Straight” (Brigham Young University devotional, 20 aug. 2013), speeches.byu.edu.