2010–2019
Genade en gerechtigheid zijn thans in liefd’ vereend
April 2015


Genade en gerechtigheid zijn thans in liefd’ vereend

Jezus Christus leed, stierf en herrees uit de dood, zodat Hij ons naar het eeuwige leven kon opheffen.

Twee broers — Jimmy, 14 jaar, en John, 19 jaar (hoewel dat niet hun echte namen zijn) — probeerden zonder klimtouw, integraalgordel of andere klimuitrusting een steile bergwand in Snow Canyon State Park in het zuiden van Utah, mijn geboortestreek, te beklimmen. Toen ze het eindpunt van hun inspannende beklimming bijna hadden bereikt, ontdekten ze dat een uitstekende richel hun belette om de paar laatste meters af te leggen. Ze konden er niet overheen, maar ze konden ook niet meer terug. Ze zaten vast. Na voorzichtig tasten vond John genoeg houvast om zijn jongere broer veilig naar de top van de richel te duwen. Maar hij kon zichzelf niet omhoog heffen. Hoe meer hij zich inspande om houvast voor zijn vingers of voeten te vinden, hoe meer zijn spieren verkrampten. Hij raakt in paniek en begon voor zijn leven te vrezen.

Omdat hij het niet meer volhield, besloot John dat zijn enige optie was omhoog te springen en te proberen de top van de overhangende richel vast te grijpen. Als dat lukte, kon hij zichzelf met zijn sterke armen optrekken zodat hij veilig was.

Hij zei daarover:

‘Voordat ik sprong, zei ik tegen Jimmy dat hij een tak moest gaan halen die sterk genoeg was om mij op te trekken, hoewel ik wist dat er geen tak op die rots te vinden was. Het was slechts een wanhopige list. Als mijn sprong mislukte, kon ik op zijn minst zorgen dat mijn broertje mij niet dood zag vallen.

‘Ik gaf hem genoeg tijd om uit het zicht te raken, sprak mijn laatste gebed uit — dat ik wilde dat mijn familie wist dat ik van ze hield en dat Jimmy alleen veilig thuis zou komen — en toen sprong ik. Ik voelde genoeg adrenaline toen ik sprong, zodat mijn armen bijna tot aan mijn ellebogen boven de richel uitkwamen. Maar toen mijn handen op het oppervlak neerkwamen, voelde ik niets dan zand op die gladde rots. Ik weet nog precies hoe ik me voelde met die sensatie van korreltjes tussen mijn vingers en niets om me aan vast te houden — geen randje, geen richeltje, niets! Ik voelde hoe mijn vingers langzaam van het zanderige oppervlak weggleden. Ik wist dat dit het einde was.

‘Maar plotseling schoten twee handen als een bliksemflits in een onweersbui vanaf de rots naar voren en grepen mijn polsen beet met een kracht en vastberadenheid die hun grootte ver overtrof. Mijn trouwe broer was niet naar een denkbeeldige tak gaan zoeken. Aangezien hij precies had geraden wat ik van plan was, was hij nog geen centimeter geweken. Hij had gewacht — in stilte, bijna met ingehouden adem — omdat hij heel goed wist dat ik gek genoeg zou zijn om die sprong te maken. Toen ik dat deed, greep hij me vast, hield me vast en weigerde los te laten. Die sterke armen van mijn broer redden die dag mijn leven toen ik hulpeloos boven een afgrond hing waar ik een zekere dood tegemoet ging.’1

Geliefde broeders en zusters, vandaag is het paaszondag. Hoewel we Christus altijd indachtig moeten zijn (wat we in onze wekelijkse avondmaalsgebeden beloven), is dit de heiligste dag van het jaar om broederlijke handen en vastberaden armen te gedenken die zich hebben uitgestrekt naar het ravijn van de dood om ons te redden van ons vallen en falen, ons leed en onze zonden. Tegen de achtergrond van dit verhaal dat door de familie van John en Jimmy is verteld, uit ik mijn dankbaarheid voor de verzoening en opstanding van de Heer Jezus Christus en bevestig de gebeurtenissen in het plan van God die leidden tot de liefde die Jezus ‘[ons] schenken [kon]’2 en daar betekenis aan geven.

In onze in toenemende mate geseculariseerde maatschappij is het niet alleen ongebruikelijk maar ook passé om over Adam en Eva, de hof van Eden of een ‘fortuinlijke val’ tot sterfelijkheid te spreken. Het is echter wel zo dat we de verzoening en opstanding van Jezus Christus gewoonweg niet ten volle kunnen begrijpen en dat we het unieke doel van zijn geboorte en dood niet adequaat naar waarde kunnen schatten — met andere woorden: we kunnen Kerstmis of Pasen niet echt vieren — zonder het inzicht dat Adam en Eva echt hebben bestaan en uit een echt Eden zijn verbannen, met alle gevolgen die deze verbanning inhield.

Mij zijn geen details bekend van wat er voordien op deze planeet gebeurd is, maar ik weet wel dat dit paar door de hand van God geschapen werd, dat ze een tijd alleen in paradijselijke omstandigheden leefden zonder de dood te smaken of kinderen te krijgen, en dat ze vanwege een reeks keuzes een gebod van God overtraden, wat ertoe leidden dat ze de hof moesten verlaten, maar wat hun ook de kans bood om vóór hun lichamelijke dood kinderen te krijgen.3 En om hun situatie nog verdrietiger en ingewikkelder te maken, had hun overtreding ook geestelijke gevolgen, namelijk dat ze voor altijd uit de tegenwoordigheid van God verbannen werden. Omdat wij daarna in die gevallen wereld werden geboren en omdat ook wij de wetten van God zouden overtreden, werd ons dezelfde straf als Adam en Eva opgelegd.

Wat een benarde situatie! Het hele mensenras in een vrije val — iedere man, vrouw en ieder kind tuimelt lichamelijk een permanente dood tegemoet, en suist geestelijk eeuwige zielsangst tegemoet. Was dat de bedoeling van het leven? Is dat het grote slotstuk van een mensenleven? Hangen we allemaal boven een kille afgrond in een onverschillig heelal, op zoek naar een steunpunt, naar houvast — met niet meer dan wat zandkorrels die we tussen onze vingers voelen doorglippen; niets om ons te redden, niets om ons aan vast te klampen, laat staan iets wat ons vasthoudt? Is het enige doel van het leven een lege existentiële oefening — om zo hoog mogelijk te springen, zo’n kleine honderd jaar te blijven hangen en dan te falen en vallen en voor altijd te blijven vallen?

Het antwoord op die vragen is een uitdrukkelijk en eeuwig nee! Ik getuig samen met de profeten van nu en vanouds dat ‘alle dingen zijn gedaan in de wijsheid van Hem die alle dingen weet.’4 Daarom heeft de God en Vader van ons allen vanaf het moment dat onze eerste ouders de hof van Eden verlieten, omdat Hij wist welke beslissing Adam en Eva zouden nemen, engelen uit de hemel gezonden om aan hen — en vanaf die tijd aan allen tot nu toe — bekend te maken dat deze hele reeks gebeurtenissen voor ons eeuwig geluk was gepland. Het maakte deel uit van zijn goddelijk plan dat voorzag in een Heiland, de Zoon van God zelf, nog een ‘Adam’, zoals de apostel Paulus Hem noemde,5 die in het midden des tijds zou komen om voor de eerste overtreding van Adam te verzoenen. Die verzoening zou een volledige overwinning op de lichamelijke dood bewerkstelligen, zodat iedereen die op aarde is geboren of ooit zal worden geboren onvoorwaardelijk uit de dood zal opstaan. Ze zou ook genadig voorzien in vergeving voor de persoonlijke zonden van iedereen vanaf Adam tot het eind van de wereld, op voorwaarde van bekering en gehoorzaamheid aan goddelijke geboden.

Als een van zijn geordende getuigen verklaar ik op deze paasmorgen dat Jezus van Nazareth die Heiland van de wereld was en is, de ‘laatste Adam’,6 de Leidsman en Voleinder van ons geloof, de Alfa en Omega van het eeuwige leven. Paulus verkondigde: ‘Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.’7 En dat verkondigde ook de profeet en patriarch Lehi: ‘Adam viel, opdat de mensen zouden zijn. […] En de Messias komt in de volheid des tijds om de mensenkinderen te verlossen van de val.’8 De profeet Jakob in het Boek van Mormon, die er het uitgebreidst op inging, legde in een tweedaagse toespraak over de verzoening van Jezus Christus uit dat ‘de opstanding de mens wel [moet] toekomen wegens de val.’9

Daarom vieren we vandaag het geschenk van de overwinning over iedere valpartij die ons is overkomen, ieder leed dat we ooit hebben gekend, iedere ontmoediging die we ooit hebben gevoeld, iedere angst die we ooit hebben gehad — en dan hebben we de opstanding uit de dood en vergeving van zonden nog niet eens genoemd. Die overwinning valt ons ten deel vanwege de gebeurtenissen die in een weekend precies zoals dit weekend bijna tweeduizend jaar geleden in Jeruzalem plaatsvonden.

Vanaf de geestelijke zielsangst in de hof van Gethsémané, verder naar de kruisiging op Golgotha, tot en met een prachtige zondagmorgen in een geschonken graftombe, deed een reine, heilige man, de Zoon van God zelf, wat geen enkele overledene ooit heeft gedaan of ooit zal kunnen doen. Op eigen kracht herrees hij uit de dood, waarna zijn lichaam nooit meer van zijn geest gescheiden zou worden. Uit eigen kracht legde Hij de grafdoeken waarin Hij gewikkeld was af, waarbij Hij, volgens de Schrifttekst, de grafdoek die om zijn gezicht was gewonden ‘op een andere plaats’,10 neerlegde.

Die eerste Pasen, met de verzoening en de daaropvolgende opstanding, en met alles wat Jezus daarbij ervoer, vormt het gewichtigste moment, de ruimhartigste gave, de afschuwelijkste pijn, en de verhevenste manifestatie van zuivere liefde waar ooit in de geschiedenis van deze wereld blijk van is gegeven. Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, leed, stierf en herrees uit de dood zodat Hij ons, als een bliksemflits in een onweersbui, in onze val kon vastgrijpen, ons met al zijn macht kon vasthouden, en ons, door onze gehoorzaamheid aan zijn geboden, naar het eeuwige leven kon opheffen.

Op dit paasfeest dank ik Hem en de Vader die Hem aan ons gegeven heeft, dat Jezus werkelijk de dood overwonnen heeft, hoewel Hij op verwonde voeten staat. Op dit paasfeest dank ik Hem en de Vader die Hem aan ons gegeven heeft, dat Hij zijn oneindige genade nog steeds aan ons aanbiedt, al doet Hij het met doorboorde handpalmen en gehavende polsen. Op dit paasfeest dank ik Hem en de Vader die Hem aan ons gegeven heeft, dat wij bij een hof waar zweetdruppels vielen, een met nagels doorboord kruis en een glorierijke lege graftombe kunnen zingen:

Hoe groots, hoe heerlijk, hoe volmaakt

het heilsplan, ons verleend;

genade en gerechtigheid

zijn thans in liefd’ vereend!’11

In de heilige naam van de herrezen Heer Jezus Christus. Amen.