2010–2019
Waarom een huwelijk, waarom een gezin
April 2015


Waarom een huwelijk, waarom een gezin

Een gezin dat op het huwelijk van een man en een vrouw is gebaseerd, biedt de beste omstandigheden voor de optimale uitwerking van Gods plan.

Boven de grote deur aan de westzijde van de bekende Westminster Abbey in Londen bevinden zich de standbeelden van tien christelijke martelaren uit de twintigste eeuw. Een van hen is Dietrich Bonhoeffer, een briljante Duitse theoloog die in 1906 werd geboren.1 Bonhoeffer sprak zich uit tegen de nazidictatuur en de wijze waarop men Joden en anderen behandelde. Hij belandde voor zijn actieve verzet in de gevangenis en werd uiteindelijk in een concentratiekamp geëxecuteerd. Bonhoeffer was een productief schrijver. Tot zijn bekendste pennenvruchten behoren brieven die meelevende bewakers hem uit de gevangenis hielpen smokkelen, en die later als Letters and Papers from Prison werden uitgegeven.

Een van die brieven was aan zijn nicht gericht vóór haar huwelijk. Daarin verwoordde hij onder meer de volgende belangrijke inzichten: ‘Het huwelijk is meer dan jullie wederzijdse liefde. […] In je liefde zie je op de wereld alleen elkaar, in het huwelijk ben je een schakel in de keten der geslachten, die God tot zijn eer laat komen en gaan en roept tot zijn Rijk. In je liefde zie je alleen de hemel van je eigen geluk, door je huwelijk aanvaard je de verantwoordelijkheid tegenover de wereld en het mensdom. Je liefde is van niemand dan van jullie alleen. Ze is persoonlijk. Het huwelijk is iets bovenpersoonlijks, het is een levensstaat, een ambt. Net als de kroon de koning maakt en niet slechts de wil om te heersen, zo maakt het huwelijk en niet je wederzijdse liefde jullie tot een echtpaar voor God en de mensen. […] De liefde komt voort uit jullie zelf, het huwelijk komt van boven, van God.’2

In welk opzicht overstijgt het huwelijk van een man en een vrouw hun liefde voor elkaar en hun eigen geluk, en wordt het een ‘verantwoordelijkheid tegenover de wereld en het mensdom’? In welke zin komt het ‘van boven, van God’? Om dat te begrijpen moeten we terug naar het begin.

Profeten hebben geopenbaard dat we aanvankelijk als intelligentie bestonden en dat God ons van een geestlichaam voorzag. Aldus formeerde Hij ons als zijn geestkinderen — zonen en dochters van hemelse Ouders.3 Op een gegeven moment stelde onze hemelse Vader in dit voorsterfelijke bestaan van geesten een plan op, omdat Hij verlangde dat wij ‘het voorrecht kon[den] krijgen om net zoveel vooruitgang te maken als Hijzelf’.4 In de Schriften wordt dit plan onder meer ‘het heilsplan’,5 ‘het grote plan van geluk’6 en ‘het verlossingsplan’7 genoemd. De twee voornaamste doeleinden van het plan werden Abraham in de volgende woorden uitgelegd:

‘En er stond Een in hun midden die gelijk God was, en Hij zeide tot hen die bij Hem waren: Wij zullen naar beneden gaan, want er is ruimte daar, en wij zullen van deze stoffen nemen en wij zullen een aarde maken waarop deze [geesten] kunnen wonen;

‘en wij zullen hen hiermee beproeven om te zien of zij alles zullen doen wat de Heer, hun God, hun ook zal gebieden;

‘en aan hen die hun eerste staat behouden, zal worden toegevoegd; […] en zij die hun tweede staat behouden, op hun hoofd zal heerlijkheid worden toegevoegd voor eeuwig en altijd.’8

Dankzij onze hemelse Vader waren we al geestwezens geworden. Nu bood Hij ons een manier om dat wezen te vervolmaken. De toevoeging van het stoffelijke element is essentieel om een volkomen wezen te worden en de heerlijkheid te ontvangen die God zelf bezit. Als we in de voorsterfelijke geestenwereld bij God met zijn plan zouden instemmen — ofwel ‘[onze] eerste staat behouden’ — zou een stoffelijk lichaam aan ons ‘worden toegevoegd’ wanneer we naar de aarde kwamen die Hij voor ons had geschapen.

Als wij er dan in de loop van ons sterfelijk leven voor kozen om ‘alles [te] doen wat de Heer, [onze] God, [ons] ook [zou] gebieden’, zouden wij onze ‘tweede staat’ behouden. Dat betekent dat we God (en onszelf) door middel van onze keuzes zouden tonen dat we bereid en in staat zijn om zijn celestiale wet na te leven, terwijl wij niet in zijn tegenwoordigheid zijn maar ons in een stoffelijk lichaam bevinden, met alle vermogens, begeerten en hartstochten van dien. Zouden we het vlees kunnen beteugelen zodat het vóór ons in plaats van tegen ons werkt? Zouden zowel in tijd als in de eeuwigheid goddelijke vermogens aan ons kunnen worden toevertrouwd, met inbegrip van het vermogen om leven te scheppen? Zouden we als individu het kwaad kunnen overwinnen? Op het hoofd van wie dat deden, zou ‘heerlijkheid worden toegevoegd voor eeuwig en altijd’. Een zeer belangrijk aspect van die heerlijkheid zou een herrezen, onsterfelijk en verheerlijkt stoffelijk lichaam zijn.9 Geen wonder dat we ‘juichten’ vanwege die geweldige mogelijkheden en beloften.10

Er zijn ten minste vier dingen nodig om dit goddelijke plan te laten slagen:

Ten eerste: de schepping van de aarde als onze woonplaats. Wat de details van het scheppingsproces ook zijn, we weten dat er geen toeval aan te pas kwam maar dat Jezus Christus het op aanwijzing van God de Vader uitvoerde: ‘Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.’11

Ten tweede: de sterfelijke staat. Adam en Eva handelden ten behoeve van allen die met het grote plan van geluk van de Vader hadden ingestemd.12 Hun val zorgde voor de omstandigheden die nodig waren voor onze geboorte en een sterfelijke proeftijd en leerschool buiten Gods tegenwoordigheid. Met de val kwam het besef van goed en kwaad en de door God gegeven macht om te kiezen.13 De val bracht ook de lichamelijke dood teweeg, zodat onze tijd op aarde tijdelijk werd en we niet eeuwig in onze zonden zouden leven.14

Ten derde: verlossing van de val. We zien de rol van de dood in het plan van onze hemelse Vader, maar dat plan zou inhoudsloos zijn zonder een manier om uiteindelijk zowel de lichamelijke als geestelijke dood te overwinnen. Aldus leed en stierf er een Verlosser, de eniggeboren Zoon van God, Jezus Christus, om verzoening te brengen voor Adams en Eva’s overtreding, waarmee Hij de opstanding en onsterfelijkheid voor allen bewerkstelligde. En aangezien niemand van ons volmaakt en consequent gehoorzaam aan de evangeliewet zal zijn geweest, verlost zijn verzoening ons op voorwaarde van bekering ook van onze eigen zonden. De verzoenende genade van de Heiland schenkt ons vergeving van zonden en heiliging van de ziel, zodat we geestelijk wedergeboren en met God verzoend kunnen worden. Onze geestelijke dood — onze scheiding van God — zal eindigen.15

Ten vierde en tot slot: onze lichamelijke geboorte en daaropvolgende geestelijke wedergeboorte in het koninkrijk van God. Om zijn werk te laten slagen ‘zodat [wij] net als Hij de verhoging kunnen ontvangen’,16 heeft God verordonneerd dat mannen en vrouwen dienen te huwen en kinderen dienen te krijgen. Daarmee scheppen zij, in partnerschap met God, het stoffelijk lichaam dat de aardse proeftijd mogelijk maakt en dat noodzakelijk is voor onze eeuwige heerlijkheid bij Hem. Hij heeft ook verordonneerd dat ouders een gezin moeten stichten en hun kinderen in licht en waarheid grootbrengen17 en tot hoop in Christus leiden. De Vader gebiedt ons:

‘[Leer] uw kinderen deze dingen vrijelijk […], zeggende:

‘Dat […] zoals gij in de wereld geboren zijt door water en bloed en de geest, die Ik heb gemaakt, en aldus van stof tot een levende ziel geworden zijt, zo moet gij ook in het koninkrijk des hemels wedergeboren worden uit water en uit de [Heilige] Geest en gereinigd worden door bloed, ja, het bloed van mijn Eniggeborene; opdat gij geheiligd kunt worden van alle zonde, en de woorden van het eeuwige leven kunt genieten in deze wereld en het eeuwige leven in de toekomende wereld, ja, onsterfelijke heerlijkheid.’18

Met de kennis waarom we bij onze hemelse Vader zijn weggegaan en wat er voor nodig is om terug te keren en net als Hij de verhoging te ontvangen, is het zonneklaar dat er met betrekking tot onze aardse proeftijd niets belangrijker kan zijn dan de lichamelijke geboorte en geestelijke wedergeboorte, de twee voorwaarden voor het eeuwige leven. Dat is, om de woorden van Dietrich Bonhoeffer te gebruiken, het ‘ambt’ van het huwelijk en de ‘verantwoordelijkheid tegenover […] het mensdom’ die dit goddelijke instituut ‘van boven, van God’ vervult. Het is de ‘schakel in de keten der geslachten’, zowel hier als in het hiernamaals — de hemelse orde.

Een gezin dat op het huwelijk van een man en een vrouw is gebaseerd, biedt de beste omstandigheden voor de optimale uitwerking van Gods plan — de omstandigheden voor de geboorte van kinderen, die in reinheid en onschuld van God komen, en de omgeving waarin zij het nodige kunnen leren en zich kunnen voorbereiden op een geslaagd leven op aarde en eeuwig leven in de toekomende wereld. Een samenleving kan alleen voortbestaan en gedijen als er voldoende gezinnen zijn die op een dergelijk huwelijk zijn gebouwd. Daarom bevorderen en beschermen gemeenschappen en landen het huwelijk en het gezin doorgaans als bevoorrecht instituut. Het heeft nooit om de liefde en het geluk van volwassenen alleen gedraaid.

Maatschappelijke studies staven dat het huwelijk en gezin met een gehuwde man en vrouw aan het hoofd overtuigende voordelen heeft.19 En dus ‘waarschuwen wij ervoor dat het verval van het gezin de rampen voor personen, gemeenschappen en volken tot gevolg zal hebben die de profeten van vroeger en nu voorzegd hebben’.20 Maar onze opvatting over de rol van het huwelijk en gezin berust niet zozeer op maatschappelijke studies als wel op de waarheid dat ze een goddelijke oorsprong hebben. God zelf heeft Adam en Eva in het begin naar zijn beeld geschapen, mannelijk en vrouwelijk, en hen als man en vrouw tot ‘één vlees’ samengevoegd om zich te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen.21 Ieder individu draagt het beeld van God in zich, maar in de echtelijke vereniging van man en vrouw als één verwezenlijken we wellicht pas de volledige betekenis van onze schepping naar het beeld van God — mannelijk en vrouwelijk. Wij noch andere stervelingen kunnen deze hemelse orde van het huwelijk veranderen. Die is niet door mensen bedacht. Een dergelijk huwelijk is inderdaad ‘van boven, van God’ en maakt net zozeer deel uit van het plan van geluk als de val en de verzoening.

In de voorsterfelijke wereld kwam Lucifer tegen God en zijn plan in opstand, en zijn verzet wordt alleen maar intenser. Hij strijdt tegen en ontmoedigt het huwelijk en het stichten van een gezin. En hij doet er alles aan om bestaande huwelijken en gezinnen te ontwrichten. Hij richt zijn pijlen op alles wat heilig is aan de menselijke seksualiteit. Hij plaatst die buiten de context van het huwelijk met een schier oneindig arsenaal aan immorele gedachten en daden. Hij wil mannen en vrouwen maar al te graag overtuigen hun prioriteiten in het huwelijk en hun gezin te verwaarlozen of aan de kant te schuiven, of op zijn minst ondergeschikt te maken aan een carrière, andere prestaties en de zoektocht naar zelfvervulling en de zelfbeschikking van het individu. De boze spint van genoegen als ouders verzuimen hun kinderen te leren geloof in Christus te oefenen en geestelijk wedergeboren te worden. Broeders en zusters, vele zaken zijn goed, vele zijn belangrijk, maar slechts enkele zijn essentieel.

Met de verkondiging van de fundamentele waarheden aangaande het huwelijk en het gezin wil ik geenszins voorbijgaan of afbreuk doen aan de offers en het succes van degenen voor wie het huwelijksideaal momenteel buiten bereik ligt. Sommigen van u lijkt de zegening van een huwelijk niet beschoren wegens een gebrek aan geschikte potentiële partners, aantrekking tot hetzelfde geslacht, lichamelijke of psychische beperkingen, of eenvoudigweg de angst om te falen die, zoals het er nu in elk geval voor staat, uw geloof overschaduwt. Of misschien bent u getrouwd geweest maar is dat huwelijk gestrand en moet u het alleen zien te rooien, wat voor twee mensen samen al een hele klus is. Sommigen van u die getrouwd zijn, kunnen geen kinderen krijgen, hoewel u er wel erg naar verlangt en de Heer erom smeekt.

Niettemin heeft iedereen bepaalde gaven; iedereen heeft talenten; iedereen kan het goddelijke plan in elke generatie helpen ontvouwen. Er kan veel goeds, veel wat essentieel is — soms zelfs alles wat op dit moment nodig is — worden bereikt in minder dan ideale omstandigheden. Velen van u doen uw uiterste best. En als u, die uitermate zwaar beproefd wordt, pal staat voor Gods plan ter verhoging van zijn kinderen, dan zijn wij er om u te steunen. Met vertrouwen getuigen wij dat de verzoening van Jezus Christus alle ontberingen en verliezen heeft voorzien en uiteindelijk alles zal rechtzetten voor wie zich tot Hem wenden. Niemand is voorbestemd om minder te ontvangen dan alles wat de Vader voor zijn kinderen heeft.

Een jonge moeder vertrouwde me onlangs haar bezorgdheid toe dat ze in deze hoogste roeping tekortschoot. Ik vond de kwesties waarover ze zich zorgen maakte onbeduidend; ze deed het prima. Maar ik wist dat ze bovenal God wilde behagen en zijn vertrouwen waardig wilde zijn. Ik probeerde haar gerust te stellen en smeekte God, haar hemelse Vader, in mijn hart of Hij haar met zijn liefde en de verzekering van zijn goedkeuring wilde opbeuren terwijl zij met zijn werk bezig is.

Dat bid ik vandaag voor ons allemaal. Mogen wij allemaal goedkeuring in zijn ogen vinden. Mogen huwelijken gedijen en gezinnen voorspoedig zijn. En of ons in dit leven nu een volheid van die zegeningen is vergund of niet, moge de genade van de Heer ons nu geluk en geloof in zekere beloften voor de toekomst schenken. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie Kevin Rudd, ‘Faith in Politics’, The Monthly, oktober 2006; themonthly.com.au/monthly-essays-kevin-rudd-faith-politics--300.

  2. Dietrich Bonhoeffer, Letters and Papers from Prison, red. Eberhard Bethge (1953), 42–43.

  3. Zie bijvoorbeeld Psalmen 82:6; Handelingen 17:29; Hebreeën 12:9; Leer en Verbonden 93:29, 33; Mozes 6:51; Abraham 3:22. De profeet Joseph Smith heeft daarover gezegd: ‘De eerste beginselen met betrekking tot de mens bestaan onafhankelijk bij God. God, die Zich te midden van geesten [of intelligenties] en heerlijkheid bevond, achtte het raadzaam, daar Hij intelligenter was, om wetten in te stellen waardoor de rest het voorrecht kon krijgen om net zoveel vooruitgang te maken als Hijzelf. […] Hij heeft de macht om wetten uit te vaardigen om de zwakkere intelligenties te instrueren, zodat zij net als Hij de verhoging kunnen ontvangen.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 227.)

  4. Leringen: Joseph Smith, 227.

  5. Alma 24:14.

  6. Alma 42:8.

  7. Alma 12:25; zie ook verzen 26–33.

  8. Abraham 3:24–26.

  9. De profeet Joseph Smith heeft de volgende beknopte verklaring gegeven: ‘Het doel van God was al vóór de grondlegging van de wereld dat we een tabernakel [lichaam] zouden krijgen, dat we door getrouwheid kunnen overwinnen en zo een opstanding uit de dood kunnen bewerkstelligen en op die wijze heerlijkheid, eer, macht en heerschappij kunnen krijgen.’ De profeet heeft ook gezegd: ‘We zijn naar deze aarde gekomen om een lichaam te ontvangen, dat wij in zuivere staat aan God in het celestiale koninkrijk moeten presenteren. Het grote beginsel van geluk ligt in het bezitten van een lichaam. De duivel heeft geen lichaam en dat is zijn straf. Hij is tevreden als hij een lichaam van een mens kan innemen, en toen hij door de Heiland werd uitgedreven, vroeg hij of hij in een kudde zwijnen mocht gaan, wat aangeeft dat hij het lichaam van een zwijn verkiest boven helemaal geen lichaam. Allen die een lichaam bezitten, hebben macht over hen die dat niet bezitten.’ (Leringen: Joseph Smith, 228.)

  10. Job 38:7.

  11. Johannes 1:3; zie ook Leer en Verbonden 76:23–24.

  12. Zie 1 Korinthe 15:21–22; 2 Nephi 2:25.

  13. Zie 2 Nephi 2:15–18; Alma 12:24; Leer en Verbonden 29:39; Mozes 4:3. Joseph Smith heeft gezegd: ‘Alle mensen hebben recht op keuzevrijheid, want dat heeft God zo ingesteld. Hij heeft de mensen verantwoordelijk voor hun keuzen gemaakt en hun het vermogen gegeven om tussen goed en kwaad te kiezen; om het goede na te streven door in dit leven te kiezen voor een pad dat tot heiliging leidt, dat hier gemoedsrust schenkt en vreugde in de Heilige Geest, en hierna een volheid van vreugde en geluk aan zijn rechterhand; of om een kwade koers te volgen, op te gaan in zonde en rebellie tegen God, waarmee ze in deze wereld verdoemenis over hun ziel afroepen en zichzelf eeuwige schade toebrengen in de toekomende wereld.’ De profeet merkte eveneens op: ‘Satan kan ons niet verleiden met zijn verzoekingen, tenzij we er in ons hart mee instemmen en eraan toegeven. Ons bestaan is zo georganiseerd dat we de duivel kunnen weerstaan; als we zo niet waren georganiseerd, zouden we geen keuzevrijheid hebben.’ (Leringen: Joseph Smith, 230.)

  14. Zie Genesis 3:22–24; Alma 42:2–6; Mozes 4:28–31.

  15. Zelfs wie zich niet bekeren, worden in die zin dankzij de verzoening van de geestelijke dood verlost, omdat zij wederom in de tegenwoordigheid van God komen voor het laatste oordeel (zie Helaman 14:17; 3 Nephi 27:14–15).

  16. Leringen: Joseph Smith, 227.

  17. Zie Leer en Verbonden 93:36–40.

  18. Mozes 6:58–59.

  19. Mensen kunnen trouw zijn aan elkaar in een relatie zonder huwelijk, en men kan kinderen krijgen en grootbrengen, soms met groot succes, in andere omstandigheden dan een gezin met twee gehuwde ouders. Maar door de bank genomen en in de meeste gevallen zijn er omvangrijke bewijzen van de maatschappelijke voordelen van het huwelijk en van de relatief betere vooruitzichten voor kinderen in gezinnen met een gehuwde man en vrouw aan het hoofd. Aan de andere kant drukken de maatschappelijke en economische kosten van wat een commentator ‘de wereldwijde vlucht uit het gezin’ noemt, steeds zwaarder op de samenleving. Nicholas Eberstadt brengt de wereldwijde terugloop van het huwelijk, het krijgen van kinderen, de trends met betrekking tot gezinnen zonder vader en echtscheiding in kaart en meldt: ‘De ongunstige gevolgen voor het niet onaanzienlijke aantal kinderen dat benadeeld wordt door de vlucht uit het gezin is al duidelijk genoeg. Dat geldt ook voor de nadelige rol van echtscheiding en het krijgen van kinderen zonder getrouwd te zijn in het vergroten van inkomensongelijkheid en de welvaartskloof — voor de samenleving als geheel, maar met name voor kinderen. Zeker, kinderen zijn veerkrachtig. Maar de vlucht uit het gezin gaat onherroepelijk ten koste van de kwetsbare jongeren. Diezelfde vlucht heeft ook keiharde gevolgen voor de kwetsbare ouderen.’ (Zie ‘The Global Flight from the Family’, Wall Street Journal, 21 februari 2015, wsj.com/articles/nicholas-eberstadt-the-global-flight-from-the-family-1424476179.)

  20. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, november 2010, 129.

  21. Zie Genesis 1:26–28; 2:7, 18, 21–24; 3:20; Mozes 2:26–28; 3:7–8, 18, 20–24; 4:26.