2010–2019
Het is nooit te vroeg en het is nooit te laat
Oktober 2015


Het is nooit te vroeg en het is nooit te laat

Het is nooit te vroeg en nooit te laat om onze kinderen te leiden, te helpen en dicht bij ze te blijven, want gezinnen zijn eeuwig.

Broeders en zusters, wij voeren strijd tegen de wereld. In het verleden wilde de wereld de energie en de tijd van onze kinderen veroveren. Vandaag de dag strijdt ze om hun identiteit en hun verstand. Vele luide en prominente stemmen proberen te bepalen wie onze kinderen zijn en wat zij zouden moeten geloven. We kunnen de maatschappij ons gezin niet laten omvormen naar het beeld van de wereld. Wij moeten deze strijd winnen. Alles hangt daarvan af.

In de kerk zingen de kinderen een lied dat hen vertelt wat hun ware identiteit is: ‘Ik ben een kind van God. […] Hij heeft mij met een veilig thuis en ouders lief bedacht.’ Daarna pleiten de kinderen: ‘Leid mij, help mij, blijf dicht bij mij. […] leer mij al wat ik moet doen dat ik tot Hem wederkeer.’1

President Russell M. Nelson heeft ons tijdens de laatste algemene conferentie onderwezen dat wij ons van nu af aan moeten bezighouden met ‘doelbewust opvoeden’.2 Dit zijn zware tijden. Maar het goede nieuws is dat God wist dat dit het geval zou zijn en dat Hij ons voorzien heeft van raad in de Schriften zodat we kunnen weten hoe we onze kinderen en kleinkinderen kunnen helpen.

Afbeelding
De Heiland met kinderen in het Boek van Mormon

In het Boek van Mormon verscheen de Heiland aan de Nephieten. Hij verzamelde hun kleine kinderen om Zich heen. Hij zegende hen, bad voor hen en weende over hen.3 Toen zei Hij tegen de ouders: ‘Ziet uw kleinen.’4

Jezus gebruikte het woord ziet. Wat wilde Jezus dat de ouders zouden zien in hun kleine kinderen? Wilde Hij dat zij een kleine glimp zouden opvangen van het goddelijke potentieel van hun kinderen?

Wanneer we vandaag naar onze kinderen en kleinkinderen kijken, wat wil de Heiland dat we dan in hen zien? Erkennen we dat onze kinderen de grootste groep onderzoekers van de kerk zijn? Wat moeten we doen om hun blijvende bekering tot stand te brengen?

In het boek Mattheüs onderwijst de Heiland ons over blijvende bekering. Een grote groep mensen had zich bij het meer van Galilea verzameld om Hem te horen onderwijzen.

Bij deze gelegenheid vertelde Jezus een verhaal over het zaaien van zaadjes — de gelijkenis van de zaaier.5 Daarna legde Hij aan zijn discipelen, en dus ook aan ons, uit: ‘Als iemand het Woord van het Koninkrijk hoort en het niet begrijpt, dan komt de boze en rukt weg wat in zijn hart gezaaid was.’6 De boodschap aan ouders is duidelijk: er is een verschil tussen horen en begrijpen. Als onze kinderen het evangelie slechts horen maar het niet begrijpen, dan biedt dit Satan de kans om de waarheden van het evangelie uit hun hart weg te rukken.

Als we hen daarentegen kunnen helpen om wortels te laten groeien door diepe bekering, dan kan het evangelie van Jezus Christus hun wanneer het leven moeilijk wordt — en dat zal ongetwijfeld gebeuren — van binnen kracht geven die niet beïnvloed kan worden van buitenaf. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze krachtige waarheden niet slechts het ene oor ingaan en het andere oor weer uitgaan? Alleen woorden horen, is wellicht niet voldoende.

We weten allemaal dat woorden een eigen leven kunnen gaan leiden. Soms zeggen we iets in onze eigen woorden, maar horen zij hun eigen, andere woorden. Misschien zegt u tegen uw jonge kinderen: ‘Jullie klinken alsof er een kras in de grammofoonplaat zit en je telkens weer hetzelfde herhaalt.’ Zij antwoorden dan waarschijnlijk: ‘Pa, wat is een grammofoonplaat?’

Onze hemelse Vader wil dat wij als ouders succesvol zijn, omdat zij in werkelijkheid al lang zijn kinderen waren voordat zij onze kinderen werden. Als ouders in Zion heeft u de gave van de Heilige Geest ontvangen. Wanneer u om leiding bidt, zal ‘Hij u alle dingen […] tonen die gij behoort te doen’7 om uw kinderen te onderwijzen. Wanneer u uw onderwijsvaardigheid ontwikkelt, zal ‘de macht van de Heilige Geest het tot het hart der mensenkinderen [voeren]’.8

Ik ken geen beter voorbeeld van hoe we iemand kunnen helpen om iets te begrijpen dan het verhaal van Helen Keller. Zij was blind en doof en woonde in een wereld die donker en stil was. Een onderwijzeres genaamd Anne Sullivan kwam haar te hulp. Hoe zou u een kind onderwijzen dat u niet eens kan zien of horen?

Afbeelding
Helen Keller en Anne Sullivan

Lang was het moeilijk voor Anne om met Helen te communiceren. Op een dag nam ze haar tegen het middaguur mee naar de waterpomp. Ze hield één van Helens handen onder de waterkraan en begon water te pompen. Anne spelde daarna het woord W-A-T-E-R op Helens andere hand. Er gebeurde niets. Daarom probeerde ze het opnieuw. W-A-T-E-R. Helen kneep in Annes hand omdat ze het begon te begrijpen. Toen de avond viel, had ze dertig woorden geleerd. Binnen een paar maanden leerde ze zeshonderd woorden en kon ze braille lezen. Helen Keller heeft vervolgens een diploma aan de hogeschool gehaald en geholpen om de wereld te veranderen voor mensen die niet kunnen zien of horen.9 Het was een wonder, en haar lerares was degene die het wonder had verricht.

Ik zag de resultaten van een andere geweldige onderwijzer toen ik president van een ring voor alleenstaande volwassenen aan de BYU-Idaho was. Die ervaring veranderde mijn leven. Op een zekere dinsdagavond had ik een gesprek met een jonge man, Pablo genaamd, uit Mexico-Stad, die op zending wilde gaan. Ik vroeg hem naar zijn getuigenis en zijn wens om op zending te gaan. Zijn antwoorden op mijn vragen waren perfect. Toen vroeg ik hem naar zijn waardigheid. Ook die vraag beantwoordde hij positief. Zijn antwoorden waren zó goed dat ik me afvroeg: ‘Misschien begrijpt hij niet wat ik hem vraag.’ Daarom stelde ik de vragen op een andere manier en stelde vast dat hij precies begreep wat ik bedoelde en dat hij volkomen eerlijk was.

Ik was zo onder de indruk van deze jongeman dat ik hem vroeg: ‘Pablo, wie heeft jou geholpen om zo in oprechtheid voor de Heer te kunnen staan?’

Hij zei: ‘Mijn vader.’

Ik zei: ‘Pablo, ik wil je verhaal horen.’

Pablo vervolgde: ‘Toen ik negen jaar oud was, nam mijn vader me terzijde en zei: “Pablo, Ik ben ook negen geweest. Dit zijn enkele dingen die je misschien tegen zult komen. Je zult zien dat er mensen zijn die op school afkijken. Je komt misschien met mensen in aanraking die vloeken. Je zult misschien dagen hebben waarop je geen zin hebt om naar de kerk te gaan. Nou, wanneer die dingen gebeuren — of iets anders dat je dwars gaat zitten — dan wil ik dat je met me komt praten, en ik zal je helpen om ermee om te gaan. En dan zal ik je vertellen wat er daarna zal gebeuren.”’

‘Dus, Pablo, wat vertelde hij je toen je tien jaar oud was?’

‘Nou, toen waarschuwde hij me voor pornografie en schuine moppen.’

‘En toen je elf jaar oud was?’ vroeg ik hem.

‘Hij waarschuwde me voor dingen die verslavend kunnen zijn en herinnerde me eraan mijn eigen keuzevrijheid goed te gebruiken.’

Dit was een vader die, jaar in jaar uit, ‘regel op regel, hier een beetje, daar een beetje’,10 zijn zoon hielp om niet alleen te horen maar ook te begrijpen. Pablo’s vader wist dat kinderen leren wanneer zij er klaar voor zijn, en niet wanneer wij er klaar voor zijn om hen te onderwijzen. Ik was trots op Pablo toen we die avond zijn zendingspapieren indienden, maar ik was nog trotser op Pablo’s vader.

Toen ik die avond naar huis reed, vroeg ik mezelf af: ‘Wat voor een soort vader zal Pablo worden?’. En het antwoord was kristalhelder: hij zal net zoals zijn vader worden. Jezus zei: ‘[…] de Zoon kan niets van Zichzelf doen, als Hij dat niet de Vader ziet doen.’11 Dat is de manier waarop onze Hemelse Vader zijn kinderen van generatie tot generatie zegent.

Terwijl ik nadacht over mijn ervaring met Pablo, voelde ik me verdrietig worden. Want mijn vier dochters waren al volwassen en de negen kleinkinderen die ik destijds had, woonden ver weg. Ik dacht toen: ‘Hoe zou ik hen ooit kunnen helpen zoals Pablo’s vader hem hielp? Is er al teveel tijd voorbijgegaan?’ Terwijl ik in mijn hart een gebed uitsprak, fluisterde de Geest me de volgende diepe waarheid toe: ‘Het is nooit te vroeg en het is nooit te laat om aan dit belangrijke proces te beginnen.’ Ik wist meteen wat dat betekende. Ik kon niet wachten om thuis te komen. Ik vroeg mijn vrouw, Sharol, om al onze kinderen op te bellen en hen te zeggen dat wij hen dringend wilden bezoeken; ik had hen iets heel belangrijks te vertellen. Mijn spoed verbaasde hen een beetje.

We begonnen bij onze oudste dochter en haar man. Ik zei: ‘Je moeder en ik willen je zeggen dat wij ooit ook zo oud als jij waren. Wij waren 31 jaar oud, met een klein gezin. Wij weten ongeveer wel wat je tegen kunt komen. Financiële of gezondheidsproblemen. Misschien is het een geloofscrisis. Misschien wordt het leven je te veel. Wanneer deze dingen gebeuren, hoop ik dat je met ons komt praten. Wij zullen je helpen om het te doorstaan. We willen ons echter niet voortdurend met jouw zaken bemoeien, maar we willen je verzekeren dat we je altijd zullen steunen. Nu we toch bij elkaar zijn, wil ik je graag vertellen over een gesprek dat ik net heb gevoerd met een jongeman, Pablo genaamd.’

Daarna zei ik: ‘We willen niet dat je de kans mist om jouw kinderen en onze kleinkinderen deze belangrijke waarheden te laten begrijpen.’

Broeders en zusters, ik begrijp nu beter wat de Heer van mij als vader en als grootvader verwacht, namelijk dat ik mijn familie gaandeweg help om het evangelie niet alleen te horen maar ook te begrijpen.

Nu ik ouder word, denk ik regelmatig over de volgende woorden na:

‘O tijd, o tijd, ga terug in je vlucht,

En laat hen nog één nacht mijn kleine kinderen zijn!’12

Ik weet dat ik de tijd niet terug kan draaien, maar dit heb ik nu geleerd: dat het nooit te vroeg en nooit te laat is om onze kinderen te leiden, te helpen en dicht bij ze te blijven, want gezinnen zijn eeuwig.

Het is mijn getuigenis dat onze hemelse Vader zoveel van ons hield dat Hij zijn eniggeboren Zoon stuurde om het leven van een sterfelijke mens te leiden zodat Jezus tot ons kon zeggen: ‘Ik weet wat jij doormaakt, Ik weet wat er straks komt, en Ik zal je helpen om het te doorstaan.’ Ik weet dat Hij dat zal doen. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. ‘Ik ben een kind van God’, Lofzangen, nr.195.

  2. Zie Russell M. Nelson, ‘De Sabbat is een verlustiging’, Liahona, mei 2015, 131.

  3. Zie 3 Nephi 17:21.

  4. 3 Nephi 17:23.

  5. Zie Mattheüs 13:1–13.

  6. Mattheüs 13:19; cursivering toegevoegd.

  7. 2 Nephi 32:5.

  8. 2 Nephi 33:1.

  9. Zie ‘Anne Sullivan’, biography.com/people/anne-sullivan-9498826; ‘Helen Keller’, biography.com/people/helen-keller-9361967.

  10. Jesaja 28:10.

  11. Johannes 5:19.

  12. Naar het gedicht ‘Rock Me to Sleep’ van Elizabeth Akers Allen, in William Cullen Bryant, red., The Family Library of Poetry andSong (1870), 222–223.