2010–2019
Beproefd en verleid — maar geholpen
Oktober 2015


Beproefd en verleid — maar geholpen

Wij kunnen elkaar, als kinderen van onze hemelse Vader, helpen bij beproevingen en verleidingen.

Gedurende ons leven worden we beproefd en verleid. We hebben ook de gelegenheid om onze keuzevrijheid te gebruiken en elkaar te helpen. Deze waarheden zijn onderdeel van het mooie en perfecte plan van onze Hemelse Vader.

President John Taylor heeft verklaard: ‘Ik heb de profeet Joseph een keer het volgende tegen de Twaalf horen zeggen: “U zult allerlei beproevingen moeten doorstaan. En het is net zo noodzakelijk dat u beproefd wordt als dat Abraham en andere mannen Gods beproefd werden, en (zei hij) God zal naar u zoeken, u beetpakken en u tot in het diepst van uw ziel raken.”’1

Wanneer we de leeftijd van verantwoordelijkheid bereiken, krijgen we allemaal met beproevingen en verleidingen te maken. Soms kunnen ze een zware last worden, maar ze kunnen ons ook kracht en groei geven, mits we ze succesvol overwinnen.

Gelukkig hoeven we die last niet alleen te dragen. Alma heeft verklaard: ‘Gij [zijt] verlangend tot de kudde Gods toe te treden en zijn volk te worden genoemd en [zijt] gewillig elkaars lasten te dragen, opdat zij licht zullen zijn.’2 Deze woorden geven aan dat wij de verantwoordelijkheid hebben om elkaar te helpen. Deze verantwoordelijkheid kan voortvloeien uit een roeping in de kerk, een taak, een vriendschap, of kan deel uitmaken van onze goddelijke plicht als ouder, echtgenoot of familielid — of gewoon doordat we tot Gods familie behoren.

Ik zal vier manieren illustreren waarop onze lasten worden verlicht als we elkaar helpen.

1. De Heiland heeft gezegd: ‘en wie u zal dwingen één mijl te gaan, ga er twee met hem.’3 We worden bijvoorbeeld gevraagd om regelmatig de tempel te bezoeken, naar gelang onze individuele omstandigheden dat toestaan. Tempelbezoek kost tijd en geld. Dat kan een offer zijn, vooral voor leden die ver van de tempel wonen. Desalniettemin kan dit offer worden beschouwd als een deel van de eerste mijl.

We beginnen aan de tweede mijl wanneer we de woorden ‘Opzoeken, meenemen en leren’4 begrijpen, wanneer we de namen van onze voorouders voor tempelverordeningen opzoeken en klaarmaken, wanneer we helpen indexeren, wanneer we als tempelwerker dienen en wanneer we nagaan hoe we ervoor kunnen zorgen dat anderen een betekenisvolle tempelervaring kunnen hebben.

Toen ik gebiedszeventiger was, nam een van de ringen in mijn coördinerende raad deel aan een lange tempelreis. De tempel die de leden bezochten, is klein, en helaas waren er enkele leden die, ondanks dat ze twaalf uur lang gereisd hadden, de tempel niet konden betreden omdat de tempel zijn dagelijkse capaciteit al overschreden had.

Enkele dagen na deze reis bezocht ik deze ring en vroeg ik de ringpresident of ik mocht praten met sommige leden die niet in de gelegenheid waren geweest om die dag de tempel te bezoeken. Eén van de broeders die ik bezocht, zei: “Ouderling Montoya, maak u geen zorgen, ik was bij het huis van de Heer. Ik zat op een bankje in de tuin en overdacht de verordeningen. Daarna werd mij de gelegenheid geboden om de tempel binnen te gaan, maar in plaats daarvan bood ik een andere broeder, die er was om aan zijn vrouw te worden verzegeld, mijn plaats aan. Zij hadden daardoor de gelegenheid om die dag twee diensten bij te wonen. De Heer kent mij, en Hij heeft mij gezegend, en het gaat goed met ons.”

2. Glimlach. Deze kleine daad kan diegenen helpen die een zware last te dragen hebben. Tijdens de priesterschapsbijeenkomst van de afgelopen algemene aprilconferentie zat ik op het podium als een van de vijf nieuwe algemene autoriteiten. We zaten daar waar de zusters van de presidiums van de hulporganisaties nu zitten. Ik was erg nerveus en beduusd door mijn nieuwe roeping.

Tijdens de tussenlofzang kreeg ik sterk het gevoel dat er iemand naar me keek. Ik dacht: er zijn meer dan twintigduizend mensen in dit gebouw, en de meesten van hen kijken deze kant op. Natuurlijk kijkt er iemand naar je.

Terwijl ik verder zong, had ik weer sterk de indruk dat er iemand naar me keek. Ik keek naar de rij waar de twaalf apostelen zaten en zag dat president Russell M. Nelson zich in zijn stoel had omgedraaid en keek naar waar wij zaten. Ik ontmoette zijn blik, en hij schonk me een brede glimlach. Die glimlach bracht vrede in mijn beduusde hart.

Na zijn opstanding bezocht Jezus Christus zijn andere schapen. Hij riep twaalf discipelen en stelde hen aan, en met dat gezag dienden zij de mensen. De Heer Jezus Christus zelf stond tussen hen in. De Heer vroeg hen om te knielen en te bidden. Ik weet niet zeker of die net geroepen en geordende twaalf discipelen beduusd waren door hun roeping, maar in de Schrifttekst staat: ‘En het geschiedde dat Jezus hen zegende terwijl zij tot Hem baden; en zijn gelaat lachte hen toe, en het licht van zijn gelaat bescheen hen.’5 Tijdens de afgelopen algemene conferentie verlichte een glimlach mijn last op een onmiddellijke en buitengewone manier.

3. Uit gevoelens van medeleven. Als u priesterschapsdrager bent, gebruik dan alstublieft uw macht ten behoeve van de kinderen van God door hun een zegen te geven. Troost mensen die lijden of beproevingen door maken met opbouwende woorden.

4. De hoeksteen van Gods plan is de verzoening van de Heer Jezus Christus. Ten minste eenmaal per week zouden we, zoals president Joseph F. Smith dat deed, ‘de grote en wonderbaarlijke liefde die de Vader en de Zoon hadden getoond door de komst van de Verlosser in de wereld’6 moeten overdenken. Anderen uitnodigen om naar de kerk te komen en waardig aan het avondmaal deel te nemen, geeft meer kinderen van onze Vader de mogelijkheid om de verzoening te overdenken. Bovendien kunnen we ons, als we het niet waardig zijn, bekeren. Onthoud dat de Zoon van de Allerhoogste onder dat alles is afgedaald en onze overtredingen, zonden, overschrijdingen, ziekten, pijnen, beproevingen en eenzaamheid op Zich heeft genomen. In de Schriften lezen we dat Christus ‘is opgevaren naar den hoge, zoals Hij ook onder alle dingen is neergedaald, waardoor Hij alle dingen doorgrondde.’7

Het maakt niet uit wat onze moeilijkheden zijn — of het nu gaat om ziekte, langdurige eenzaamheid, of de verleidingen en de beproevingen van de tegenstander — de goede Herder is er. Hij roept ons bij naam en zegt: ‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.’8

Ik zal de vier punten samenvatten:

Ten eerste: ga de tweede mijl.

Ten tweede: glimlach alstublieft. Uw glimlach zal anderen helpen.

Ten derde: uit medeleven.

Ten vierde: nodig anderen uit om naar de kerk te komen.

Ik geef mijn getuigenis van de Heiland. Jezus is de Christus, de Zoon van de levende God, en Hij leeft. Ik weet dat Hij, met al zijn macht en kracht, het plan van de Vader ondersteunt. Ik weet dat president Thomas S. Monson de levende profeet is. Hij heeft alle sleutels waarmee hij Gods werk op aarde succesvol kan uitvoeren. Ik weet dat wij elkaar, als kinderen van onze hemelse Vader, bij onze beproevingen en verzoekingen kunnen helpen. In de naam van Jezus Christus. Amen.