2010–2019
Het aangename woord Gods
Oktober 2015


Het aangename woord Gods

Het aangename woord Gods leert ons dat voortdurende bekering noodzakelijk is, zodat we de invloed van de Heilige Geest bij ons kunnen houden.

Velen van ons zijn naar de algemene conferentie gekomen ‘om het aangename woord Gods te horen, ja, het woord dat de verwonde ziel geneest’ (Jakob 2:8). Dat woord vinden we in de Schriften en boodschappen van onze leiders. Het biedt hoop en troost in donkere tijden van beproeving.

Het leven leert ons dat vreugde in deze wereld niet overvloedig is, maar in Jezus Christus is onze vreugde wel overvloedig (zie LV 101:36). Hij zal ons kracht geven zodat wij generlei benauwingen zullen lijden die niet zullen worden verzwolgen door de vreugde in Christus (zie Alma 31:38).

Onze harten kunnen vervuld worden met zielensmart wanneer we een geliefde pijn zien lijden door een vreselijke ziekte.

De dood van een van onze dierbaren kan een leegte in onze ziel achterlaten.

Wanneer onze kinderen soms van het evangeliepad afdwalen, kunnen wij ons als ouders schuldig en onzeker voelen over hun eeuwige bestemming.

De hoop in dit leven een eeuwig huwelijk te sluiten en een gezin te stichten kan, naarmate de tijd verstrijkt, vervagen.

Misbruik door diegenen die ons zouden moeten liefhebben, kan diepe en pijnlijke littekens op onze ziel achterlaten.

De ontrouw van een echtgenoot kan een relatie waarvan wij hadden gehoopt dat zij eeuwig zou zijn, vernietigen.

Deze en vele andere benauwingen eigen aan de aardse proeftijd zorgen er soms voor dat wij ons dezelfde vraag als de profeet Joseph Smith stellen: ‘O God, waar zijt Gij?’ (LV 121:1.)

In dergelijke moeilijke momenten kan het aangename woord Gods, dat de verwonde ziel geneest, de volgende troostende boodschap tot ons hart en onze geest brengen:

‘Vrede zij uw ziel; uw tegenspoed en uw ellende zullen slechts van korte duur zijn;

‘en dan, indien gij het goed doorstaat, zal God u ten hemel verhogen’ (LV 121:7–8).

Het aangename woord Gods vult ons met hoop en met de kennis dat zij die trouw blijven tijdens beproevingen de grotere beloning in het hemels koninkrijk zullen ontvangen en dat ‘na veel beproeving de zegeningen komen’ (zie LV 58:3–4).

Het aangename woord Gods, door profeten gesproken, geeft ons de zekerheid dat onze eeuwige verzegeling ons en ons nageslacht tot zegen zal strekken op voorwaarde dat wij getrouw blijven aan de goddelijke beloften die wij ten gevolge van onze moedige inzet voor de waarheid hebben ontvangen (zie Orson F. Whitney, Conference Report, april 1929,110).

Het geeft ons ook de zekerheid dat we, als we een getrouw leven geleid hebben, geen enkele zegening zullen verliezen, omdat we bepaalde dingen niet gedaan hebben waar we nooit de kans toe gehad hebben. Als wij tot onze dood getrouw hebben geleefd, ‘zullen wij al de zegeningen, vreugde en glorie ontvangen, zoals elke man of vrouw die wel in die gelegenheid was, ontvangt.’ (Zie The Teachings of Lorenzo Snow, red. Clyde J. Williams [1984], 138.)

Let wel, het is belangrijk dat we inzien dat we ook de deur naar leed en verdriet openzetten als we ons niet oprecht van onze zonden bekeren. President Marion G. Romney heeft verklaard: ‘Het meeste leed en verdriet dat mensen op deze aarde ondervinden is het gevolg van zonde waarvan men zich niet bekeerd heeft en waarvoor men geen vergeving ontvangen heeft. […] Net zoals lijden en verdriet samengaan met zonde, gaan blijdschap en vreugde samen met vergeving van zonden’ (in Conference Report, april 1959, 11).

Waarom worden lijden en pijn veroorzaakt door een gebrek aan bekering?

Eén van de mogelijke antwoorden is dat ‘er een straf was vastgesteld en een rechtvaardige wet gegeven, die gewetenswroeging veroorzaakte’ (zie Alma 42:18; zie ook vers 16). De profeet Joseph Smith leerde ons dat wij onszelf veroordelen en dat de kwelling van teleurstelling in onze geest zo bitter is als een poel des vuurs, die van zwavel brandt (zie Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 242).

Als we proberen ons geweten te sussen door ‘onszelf in het minste wegens onze zonden te verontschuldigen’ (Alma 42:30) of door die te proberen te verbergen, dan is het enige wat we bereiken dat we de Geest des Heren grieven (zie LV 121:37) en onze bekering uitstellen. Dit soort verlichting zal niet alleen tijdelijk van aard zijn, maar uiteindelijk meer pijn en verdriet veroorzaken en de kans op vergeving van zonden verkleinen.

Ook voor dit soort lijden biedt het aangename woord Gods troost en hoop. Het zegt namelijk dat er verlichting is van de pijn die veroorzaakt wordt door de gevolgen van zonde. Deze verlichting komt door het zoenoffer van Jezus Christus en treedt op als we geloof in Hem oefenen, ons bekeren en gehoorzaam zijn aan zijn geboden.

Het is belangrijk dat we beseffen dat ook bekering, net zoals vergeving van zonden, een proces is en niet iets dat op een bepaald ogenblik gebeurt. Het vereist vastberadenheid in elk onderdeel.

Bijvoorbeeld als we van het avondmaal nemen, tonen we de Heer dat we Hem altijd indachtig zullen zijn en dat we zijn geboden zullen onderhouden. Dat is een uitdrukking van ons oprecht voornemen.

Wanneer we Hem indachtig zijn en dagelijks zijn geboden onderhouden — en dus niet enkel op de sabbatdag — op dat ogenblik treedt de vergeving van onze zonden geleidelijk in werking en begint zijn belofte van de aanwezigheid van zijn Geest vervuld te worden.

Zonder de gepaste gehoorzaamheid die ons voornemen moet vergezellen, kan het effect van onze vergeving weldra verdwijnen en zal de Geest ons verlaten. Dan lopen wij het risico Hem met onze lippen te eren, terwijl wij ons hart verre van Hem houden (zie 2 Nephi 27:25).

Naast troost geeft het aangename woord Gods ons de waarschuwing dat dit proces van vergeving voor onze zonden onderbroken kan worden door ‘in de ijdelheden der wereld’ verstrikt te raken, en dat het voortgezet kan worden door geloof te oefenen, ons te bekeren en ons oprecht te verootmoedigen (zie LV 20:5–6).

Welke ijdelheden die verband houden met sabbatheiliging, kunnen zoal het proces van vergeving voor onze zonden hinderen?

Enkele voorbeelden zijn: te laat komen voor de avondmaalsdienst zonder een geldige reden; komen om, zonder onszelf eerst onderzocht te hebben, onwaardig van het brood eten en het water drinken (zie 1 Korinthe 11:28); of komen zonder eerst onze zonden te bekennen en God om vergeving te hebben gevraagd.

Andere voorbeelden zijn: oneerbiedig zijn door berichten met onze elektronische apparaten te versturen, de vergadering verlaten na te hebben deelgenomen aan het avondmaal, of thuis dingen doen die ongeschikt zijn voor de sabbat.

Wat kan één van de redenen zijn waarom we vaak, hoewel we dat allemaal weten, de sabbat niet heiligen?

In Jesaja staat een antwoord dat, hoewel het met de sabbat verband houdt, ook toepasbaar is op de andere geboden die we moeten onderhouden: ‘Indien u uw voet van de sabbat terughoudt, ermee ophoudt om op Mijn heilige dag te doen wat u zelf wilt’ (Jesaja 58:13).

De sleutelwoorden zijn ‘ermee ophoudt om te doen wat u zelf wilt’, of anders gezegd: Gods wil te doen. Onze wil, gevormd door de verlangens, lusten en hartstochten van de natuurlijke mens, strookt dikwijls niet met de wil van God. De profeet Brigham Young leerde ons dat ‘wanneer de wil, de hartstochtens en de gevoelens van iemand totaal onderworpen zijn aan God en zijn vereisten, dan is die persoon geheiligd. Als mijn wil wordt opgenomen in Gods wil, zal dat mij naar al het goede leiden en mij uiteindelijk de kroon van onsterfelijkheid en het eeuwige leven opleveren’ (Deseret News, 7 september 1854, 1).

Het aangename woord Gods nodigt ons uit de kracht van Christus’ verzoening op onszelf toe te passen en verenigd te worden met zijn wil, en niet met de wil van de duivel en het vlees, zodat wij door zijn genade behouden kunnen worden (zie 2 Nephi 10:24–25).

Het aangename woord Gods dat wij vandaag samen horen, leert ons dat we behoefte hebben aan voortdurende bekering in ons leven, zodat we de invloed van de Heilige Geest zo lang mogelijk bij ons kunnen houden.

Het gezelschap van de Geest zal van ons betere mensen maken. ‘Het zal ons gemoedsrust geven en [onze] ziel vreugde influisteren; […] het zal kwaadaardigheid, haat, twist en goddeloosheid uit ons hart bannen. Dan zullen wij alleen nog maar het verlangen hebben om goed te doen, rechtschapenheid voort te brengen en het koninkrijk van God op te bouwen’ (zie Leringen: Joseph Smith, 106).

Dankzij de invloed van de Heilige Geest zullen wij ons niet beledigd voelen, noch zullen wij anderen beledigen. Wij zullen gelukkiger zijn en onze geest zal zuiverder zijn. Onze liefde voor anderen zal toenemen. We zullen meer geneigd zijn anderen te vergeven en vreugde te verspreiden.

We zullen dankbaar zijn voor de vooruitgang die anderen maken en wij zullen het goede in anderen zoeken.

Ik bid dat wij de vreugde mogen kennen die het gevolg is van een rechtvaardig leven en dat wij het gezelschap van de Heilige Geest door oprechte en voortdurende bekering mogen behouden. Wij zullen betere mensen worden en ons gezin zal gezegend worden. Ik getuig van deze beginselen in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.