2010–2019
De overgave van ons hart aan God
Oktober 2015


De overgave van ons hart aan God

Als we ontvankelijk zijn voor de Geest, ontdekken we wat Gods wijze is en voelen we wat zijn wil is.

Ouderling Dallin H. Oaks sprak tijdens de algemene aprilconferentie over de noodzaak om ‘ons persoonlijk leven te reformeren.’1 Ik stel dat persoonlijke verbetering, ongeacht iemands levenservaring of geboorteplaats, begint bij een verandering van hart.

Ik kom uit het uiterste zuiden van de Verenigde Staten en in mijn jeugd leerde ik door de oude protestantse lofzangen wat voor hart een waar discipel heeft: een hart dat veranderd is. Denk eens na over deze tekst, die mij erg dierbaar is:

Ga uw gang, Heer!

Ga uw gang!

U bent de pottenbakker;

ik ben de klei.

Kneed mij en vorm mij

naar uw wil,

terwijl ik wacht,

toegeeflijk en stil.2

Hoe worden wij — een modern, druk, prestatiegericht volk — toegeeflijk en stil? Hoe zorgen we dat Gods wegen onze wegen worden? Ik denk dat het begint met van Hem leren en om begrip bidden. Als ons vertrouwen in Hem toeneemt, stellen we ons hart open, zoeken we naar zijn wil en wachten we op antwoorden die ons begrip geven.

Mijn eigen verandering van hart begon toen ik als twaalfjarige naar God ging zoeken. Ik kende alleen het Gebed des Heren3 en wist eigenlijk niet hoe ik moest bidden. Ik weet nog dat ik neerknielde in de hoop dat ik zijn liefde zou voelen en vroeg: ‘Waar bent U, hemelse Vader? Ik weet dat U daar ergens moet zijn, maar wáár?’ Mijn hele tienertijd vroeg ik dat. Ik zag soms in een flits dat Jezus Christus werkelijk bestaat, maar mijn hemelse Vader liet me in zijn wijsheid tien jaar lang zoeken en wachten.

Toen de zendelingen me in 1970 over het heilsplan van de Vader en de verzoening van de Heiland vertelden, kwam mijn wachten tot een einde. Ik omarmde die waarheden en liet me dopen.

Op grond van die kennis van de genade en macht van de Heer kozen mijn man, kinderen en ik dit gezinsmotto: ‘Alles komt goed.’ Maar hoe kunnen we die woorden tegen elkaar zeggen als er grote moeilijkheden komen en er geen makkelijke antwoorden zijn?

Toen onze geweldige, rechtschapen dochter van eenentwintig, Georgia, na een fietsongeluk in kritieke toestand in het ziekenhuis werd opgenomen, zeiden wij als gezin: ‘Alles komt goed.’ Toen ik onmiddellijk vanuit ons zendingsgebied in Brazilië naar Indianapolis (Indiana, VS) vloog om bij haar te zijn, hield ik mij aan ons gezinsmotto vast. Maar onze lieve dochter ging slechts enkele uren voordat mijn vliegtuig landde naar de geestenwereld. Hoe konden wij, nu verdriet en verbijstering ons gezin overspoelden, elkaar aankijken en nog steeds zeggen: ‘Alles komt goed’?

Na Georgia’s overlijden waren onze gevoelens heftig, we worstelden en we hebben nog steeds momenten van intens verdriet, maar we houden vast aan ons inzicht dat niemand ooit echt sterft. Ondanks ons leed toen Georgia’s lichaam het opgaf, hadden we geloof dat ze direct als geest verder leefde, en we geloven dat wij, als we ons aan onze tempelverbonden houden, voor eeuwig met haar zullen leven. Het is ons geloof in onze Verlosser en zijn opstanding, ons geloof in zijn priesterschapsmacht en ons geloof in eeuwige verzegelingen, dat ons de kracht geeft om met overtuiging aan ons motto vast te houden.

President Gordon B. Hinckley heeft gezegd: ‘Als je je best doet, komt alles goed. Vertrouw op God. […] De Heer zal ons niet in de steek laten.’4

Ons gezinsmotto luidt niet: ‘Alles komt goed.’ Het gaat over onze hoop op de eeuwige uitkomst; niet noodzakelijk over het huidige resultaat. In de Schriften staat: ‘Zoekt ijverig, bidt altijd, en weest gelovig, en alle dingen zullen voor uw welzijn samenwerken.’5 Er staat niet dat alles goed is, maar voor de nederigen en getrouwen werken zowel positieve als negatieve dingen samen voor hun welzijn, en de tijdsbepaling is aan de Heer. Wij wachten op Hem, soms zoals Job in zijn lijden, en wetend dat God ‘smart [aandoet] én verbindt; Hij verwondt en zijn handen genezen.’6 Een zachtmoedig hart accepteert de beproeving en wacht geduldig op het moment van genezing en herstel.

Als we ontvankelijk zijn voor de Geest, ontdekken we wat Gods wijze is en voelen we wat zijn wil is. Tijdens het avondmaal, dat ik het hart van de sabbat noem, heb ik gemerkt dat het leerzaam is als ik mijn hemelse Vader, na een gebed om vergeving van mijn zonden, vraag: ‘Vader, is er meer?’ Als we toegeeflijk en stil zijn, kan er nog iets in onze gedachten komen wat we zouden moeten veranderen; iets wat ons vermogen om geestelijke leiding of zelfs genezing en hulp te ontvangen beperkt.

Misschien koester ik bijvoorbeeld een zorgvuldig in stand gehouden wrok jegens iemand. Als ik vraag of ik nog meer moet belijden, komt dat ‘geheim’ duidelijk in mijn gedachten. Eigenlijk fluistert de Heilige Geest: ‘Je hebt oprecht gevraagd of er meer was , en hier is het. Je wrok belemmert je vooruitgang en schaadt je vermogen om gezonde relaties te hebben. Je kunt dit loslaten.’ Toegegeven, het is moeilijk — we voelen ons misschien best gerechtvaardigd in onze vijandigheid — maar ons overgeven aan de wijze van de Heer is de enige manier om blijvend geluk te ervaren.

Uiteindelijk ontvangen we stap voor stap zijn genadige kracht en aanwijzingen. Ze geven misschien aan dat we regelmatig naar de tempel moeten gaan of de verzoening van de Heiland diepgaander moeten bestuderen of een vriend of bisschop of professioneel therapeut of zelfs dokter moeten raadplegen. De genezing van ons hart begint als we ons aan God onderwerpen en Hem eren.

Ware aanbidding begint als ons hart zuiver voor de Vader en de Zoon is. Wat is de toestand van ons hart nu? Tegenstrijdig genoeg moeten we om een genezen en getrouw hart te krijgen eerst toestaan dat het voor de Heer breekt. ‘Gij zult Mij als offer een gebroken hart en een verslagen geest brengen’,7 verklaart de Heer. Het gevolg van ons hart, of onze wil, aan de Heer offeren is dat we de geestelijke leiding krijgen die we nodig hebben.

Met een toenemend begrip van de genade van de Heer zullen we merken dat ons koppige hart begint te barsten en in dankbaarheid breekt. Dan strekken we onze hand naar Hem uit en verlangen ernaar met de eniggeboren Zoon van God een span te vormen. En als we met een gebroken hart de hand uitstrekken en met Hem een span vormen, ontvangen we nieuwe hoop en hernieuwde leiding van de Heilige Geest.

Ik heb er moeite voor moeten doen om het menselijk verlangen alles naar mijn wensen te laten verlopen uit te bannen. Uiteindelijk besefte ik dat mijn wijze vergeleken met de wijze van Jezus Christus erg ontoereikend, beperkt en inferieur is. ‘Zijn weg is het pad dat leidt tot geluk in dit leven en tot het eeuwige leven in de wereld hierna.’8 Kunnen we meer van Jezus Christus en zijn wijze houden dan van onszelf en onze eigen doeleinden?

Sommigen vinden misschien dat ze al te vaak gefaald hebben en voelen zich te zwak om zondig gedrag of wereldse hartenwensen te veranderen. Maar als het verbondsvolk Israël proberen we niet steeds maar op eigen kracht te veranderen. Als we een ernstig beroep op God doen, accepteert Hij ons zoals we zijn en maakt Hij meer van ons dan we ons ooit konden voorstellen. De bekende theoloog Robert L. Millet schrijft over ‘een gezond verlangen om ons te verbeteren’ dat in evenwicht is met de geestelijke ‘geruststelling dat het ons in en door Jezus Christus gaat lukken.’9 Met zo’n inzicht kunnen we eerlijk tegen onze hemelse Vader zeggen:

’k Vertrouw dan steeds need’rig op uwe zorg,

daar ’k weet: Gij bemint mij teer.

Ik volg dan het voorbeeld, door U gesteld;

wat Gij wilt zal ’k wezen, o Heer.10

Als we ons gebroken hart aan Jezus Christus aanbieden, aanvaardt Hij ons offer. Hij neemt ons terug. Wat we ook voor verlies, verwonding en afwijzing hebben geleden, zijn genade en genezing zijn machtiger dan dat alles. Als we echt met de Heiland een span vormen, kunnen we vol vertrouwen zeggen: ‘Alles komt goed.’ In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Dallin H. Oaks, ‘De gelijkenis van de zaaier’, Liahona, mei 2015, 32.

  2. ‘Have Thine Own Way, Lord’, The Cokesbury Worship Hymnal, nr. 72.

  3. Zie Mattheüs 6:9–13.

  4. Gordon B. Hinckley, regionale conferentie Jordan (Utah-Zuid), priesterschapsvergadering, 1 maart 1997; zie ook ‘Excerpts from Addresses of President Gordon B. Hinckley’, Ensign, oktober 2000, 73.

  5. Leer en Verbonden 90:24.

  6. Job 5:18.

  7. 3 Nephi 9:20.

  8. ‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’, Liahona, april 2000, 3; cursivering toegevoegd.

  9. Robert L. Millet, After All We Can Do: Grace Works (2003), 133.

  10. ‘Ik ga daar waarheen Gij mij zendt’, Lofzangen, nr. 179.