2010–2019
Wees ootmoedig
April 2016


Wees ootmoedig

Ootmoed stelt ons in staat om een betere ouder, zoon of dochter, huwelijkspartner, buur en vriend te zijn.

In de kerk zijn we gezegend met een verzameling lofzangen die ons door zang helpen met onze aanbidding. In onze kerkbijeenkomsten zorgen ‘lofzangen […] voor een sfeer waarin de Geest van de Heer aanwezig kan zijn, roepen een gevoel van eerbied op, scheppen een band onder de leden en zijn een middel om de Heer te loven. De beste redevoeringen worden soms gehouden in de vorm van een lofzang.’1

Slechts enkele maanden na de oprichting van de kerk ontving de profeet Joseph Smith een openbaring voor zijn vrouw, Emma. De Heer droeg haar op ‘een verzameling heilige lofzangen samen te stellen, zoals het u zal worden ingegeven, hetgeen Mij aangenaam is, om in mijn kerk te hebben.’2

Emma Smith stelde een verzameling lofzangen samen die in 1836 voor het eerst in dit zangboek uit Kirtland verschenen.3 Dit dunne boekje bevatte slechts negentig liederen. De meeste waren van protestantse oorsprong. Ten minste 26 waren door William W. Phelps geschreven, die later het zangboek samenstelde en hielp met het drukken. Alleen de tekst was uitgeschreven, er stonden geen muzieknoten bij. Dit bescheiden zangboekje bleek de eerste leden van de kerk tot grote zegen te zijn.

Afbeelding
Pagina uit het zangboekje van Emma Smith
Afbeelding
Titelpagina uit het zangboekje van Emma Smith

In 1985 is de huidige editie van ons Engelstalige zangboek gepubliceerd. Veel selecties die Emma Smith zoveel jaren geleden koos, staan nog steeds in ons zangboek — bijvoorbeeld ‘Ik weet dat mijn Verlosser leeft’ en ‘Zo vast als een rotssteen’.4

In de meest recente versie van het zangboek was ‘O, wees need’rig’ een nieuw lied.5 Deze vreedzame lofzang was geschreven door Grietje Terburg Rowley, die vorig jaar is overleden. Ze werd in 1950 lid van de kerk in Hawaï, waar ze lerares was. Zuster Rowley was lid van het algemeen muziekcomité en hielp met de adaptatie van de lofzangen voor verschillende talen. Ze baseerde haar tekst voor ‘O, wees need’rig’ op twee verzen uit de Schriften: Leer en Verbonden 112:10 en Ether 12:27. In het vers uit Ether staat: ‘En indien de mensen tot Mij komen, zal Ik hun hun zwakheid tonen. Ik geef de mensen zwakheid, opdat zij ootmoedig zullen zijn; […] want indien zij zich […] verootmoedigen en geloof hebben in Mij, zal Ik zwakke dingen sterk voor hen laten worden.’

Net als in alle lofzangen van de kerk staan er in ‘O, wees need’rig’ eenvoudige en zuivere waarheden. Er staat dat onze gebeden verhoord worden als we ons verootmoedigen. Dat we gemoedsrust ervaren. Dat we doeltreffender onze roeping uitoefenen. En dat we uiteindelijk bij onze hemelse Vader terugkeren als we getrouw blijven.

De Heiland heeft zijn volgelingen geleerd dat ze zich als een klein kind moeten verootmoedigen om het hemelse koninkrijk binnen te gaan.6 Voor de opvoeding van onze kinderen is het belangrijk dat we ze, wanneer ze opgroeien, aanmoedigen om ootmoedig te blijven. We doen dat niet door hun geest te breken met onvriendelijkheid, of door al te strenge discipline toe te passen. We moeten hun zelfvertrouwen en zelfachting blijven bevorderen, maar ze tevens de eigenschappen onzelfzuchtigheid, vriendelijkheid, gehoorzaamheid, ootmoed, hoffelijkheid en pretentieloosheid aanleren. We moeten ze leren om vreugde te scheppen in de prestaties van broers, zussen en vrienden. President Howard W. Hunter heeft ons geleerd dat wij ‘oprecht om het succes van anderen dienen te geven’.7 Zo niet, dan kan men geobsedeerd raken met het bevorderen van zijn eigen belangen, anderen de loef afsteken, jaloers worden, en aan de prestaties van leeftijdsgenoten aanstoot gaan nemen. Ik ben dankbaar voor mijn moeder die, als ze zag dat ik in mijn jeugd te zelfingenomen werd, zei: ‘Jongen, wat ootmoed zou geen kwaad kunnen.’

Maar ootmoed is niet uitsluitend voorbehouden aan wat we onze kinderen leren. We moeten er allemaal naar streven om ootmoediger te worden. Ootmoed is onmisbaar voor het ontvangen van evangeliezegeningen. Ootmoed stelt ons in staat om een gebroken hart te hebben als we zondigen of een vergissing begaan, en stelt ons in staat om ons te bekeren. Ootmoed stelt ons in staat om een betere ouder, zoon of dochter, huwelijkspartner, buur en vriend te zijn.

Onnodige hoogmoed kan daarentegen gezinsbanden negatief beïnvloeden, huwelijken ontwrichten en vriendschappen vernietigen. Het is vooral belangrijk om aan ootmoed te denken als u merkt dat er thuis onenigheid ontstaat. Denk eens aan alle hartzeer die u kunt voorkomen door ootmoedig te zeggen: ‘Het spijt me’, ‘Dat was niet attent van me’, ‘Wat wil je doen?’, ‘Ik dacht even niet na’ of ‘Ik ben erg trots op je’. Als die zinnetjes ootmoedig werden gebruikt, zouden er bij ons thuis minder ruzie en meer vrede zijn.

Gewoon ons leven leiden, kan een verootmoedigende ervaring zijn, en is dat vaak ook. Ongelukken en ziekten, het overlijden van dierbaren, relatieproblemen en zelfs financiële tegenslagen kunnen ons op onze knieën dwingen. Of die moeilijke omstandigheden nu buiten onze schuld ontstaan of door verkeerde beslissingen en onverstandig handelen, deze beproevingen zijn allemaal verootmoedigend. Als we ervoor kiezen om geestelijk goed afgestemd te zijn en bovendien ootmoedig en onderwijsbaar te blijven, worden onze gebeden oprechter en nemen ons geloof en ons getuigenis toe als we de beproevingen van het sterfelijk bestaan overwinnen. Wij kijken allen uit naar de verhoging, maar voordat die kan plaatsvinden, moeten we volhouden in wat wel eens de ‘vallei van ootmoed’ is genoemd.8

Vele jaren geleden liep onze vijftienjarige zoon Eric ernstig hoofdletsel op. Het was hartverscheurend voor ons om hem meer dan een week in coma te zien liggen. De artsen zeiden dat ze niet zeker van de afloop waren. Natuurlijk vonden we het geweldig toen hij weer bij bewustzijn kwam. We dachten dat alles wel weer in orde zou komen, maar dat hadden we mis.

Toen hij bijkwam, kon hij niet lopen, praten of eten. En erger nog was dat hij geen kortetermijngeheugen had. Hij kon zich bijna alles van vóór het ongeluk herinneren, maar kon zich niets herinneren van wat erna gebeurd was, zelfs niets wat nog maar enkele minuten eerder gebeurd was.

Een tijdje maakten we ons zorgen dat onze zoon voor altijd vastzat in het verstand van een vijftienjarige. Vóór het ongeluk was alles onze zoon erg makkelijk afgegaan. Hij was sportief, populair en deed het erg goed op school. Voorheen leek hij een stralende toekomst te hebben, maar nu vroegen we ons bezorgd af of hij wel een toekomst had, of tenminste een die hij zich zou kunnen herinneren. Hij vond het moeilijk om zelfs heel eenvoudige vaardigheden weer aan te leren. Het was een uiterst verootmoedigende tijd voor hem. Het was ook een uiterst verootmoedigende tijd voor zijn ouders.

We vroegen ons eerlijk gezegd af hoe zoiets kon gebeuren. We hadden altijd geprobeerd om het goede te doen. In ons gezin was het evangelie naleven erg belangrijk. We begrepen maar niet hoe ons zoiets pijnlijks kon overkomen. We werden op onze knieën gedwongen toen al gauw duidelijk werd dat zijn revalidatie maanden en zelfs jaren zou duren. Nog moeilijker was het besef dat hij nooit meer de oude zou worden.

In die periode werden de vele tranen die we vergoten en de gebeden die we uitspraken nog doorvoelder en oprechter. Toen we een en ander met ootmoedige ogen begonnen te bekijken, zagen we geleidelijk in welke kleine wonderen onze zoon in die pijnlijke periode ten deel vielen. Hij begon langzaamaan vooruitgang te maken. Zijn houding en visie waren erg positief.

Nu is onze zoon Eric getrouwd met een fijne vrouw. Ze hebben samen vijf prachtige kinderen. Hij leeft voor zijn werk in het onderwijs en hij levert een bijdrage aan zowel zijn leefomgeving als de kerk. Maar belangrijker nog, hij blijft voortgaan in die geest van ootmoed die hij lang geleden heeft opgedaan.

Als we nu eens ootmoedig konden zijn vóórdat we door die ‘vallei van ootmoed’ reisden? Alma heeft gezegd:

‘Gezegend zijn zij die zich verootmoedigen zonder te worden gedrongen ootmoedig te zijn.’

‘Ja, [zij zijn] veel meer gezegend dan zij die […] ertoe gedrongen worden ootmoedig te zijn.’9

Ik ben dankbaar voor profeten die ons de waarde van deze geweldige eigenschap hebben bijgebracht. Spencer W. Kimball, de twaalfde president van de kerk, heeft gezegd: ‘Hoe wordt iemand ootmoedig? Volgens mij als iemand voortdurend aan zijn afhankelijkheid herinnerd wordt. Afhankelijk van wie? Van de Heer. En hoe wordt hij daaraan herinnerd? Door oprechte, voortdurende aanbidding en dankbaar gebed.’10

Het zal niemand verbazen dat ‘Gij zijt mijn hoogste Goed’ president Kimballs lievelingslied was.11 Ouderling Dallin H. Oaks heeft verteld dat dit de lofzang was die de algemene autoriteiten in zijn eerste jaren in het Quorum der Twaalf in de tempel het meeste zongen. Hij heeft daarover gezegd: ‘Denkt u zich eens de geestelijke uitwerking in van een handvol dienstknechten van de Heer die dit zingen alvorens te bidden om zijn leiding in het volbrengen van hun enorme taken.’12

Ik getuig dat ootmoed erg belangrijk is. Ik ben dankbaar voor de mensen zoals zuster Grietje Rowley die geïnspireerde teksten en muziek hebben geschreven waardoor wij ons de leer van het evangelie van Jezus Christus eigen kunnen maken, die ootmoed omvat. Ik ben dankbaar dat we een erfgoed aan lofzangen hebben om ons door zang met onze aanbidding te helpen, en ik ben dankbaar voor ootmoed. Het is mijn gebed dat we er allemaal naar zullen streven ootmoedig te worden, zodat we betere ouders, zoons en dochters, en betere volgelingen van de Heiland worden. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. ‘Voorwoord van het Eerste Presidium’, Lofzangen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2000), IX.

  2. Leer en Verbonden 25:11.

  3. De titelpagina van de eerste editie van het zangboek van de kerk is gedateerd 1835, maar het werd pas voltooid en beschikbaar gesteld in het begin van 1836.

  4. 26 van de lofzangen uit het zangboek uit 1835 staan in het huidige Engelstalige zangboek van onze kerk. (Zie Kathleen Lubeck, ‘The New Hymnbook: The Saints Are Singing!’ Ensign, september 1985, 7.)

  5. ‘O, wees need’rig’, Lofzangen, nr. 83.

  6. Zie Mattheüs 18:1–4.

  7. Howard W. Hunter, ‘The Pharisee and the Publican’, Ensign, mei 1984, 66.

  8. Anthon H. Lund, in Conference Report, april 1901, 22.

  9. Alma 32:16, 15.

  10. The Teachings of Spencer W. Kimball, red. Edward L. Kimball (1982), 233.

  11. ‘Gij zijt mijn hoogste Goed’, Lofzangen, nr. 98; zie ook Brent H. Nielson, ‘I Need Thee Every Hour’, Ensign, april 2011, 16.

  12. Dallin H. Oaks, ‘Worship through Music’, Ensign, november 1994, 10.