2010–2019
Dienen
Oktober 2016


Dienen

Ieder lid is nodig, en ieder lid heeft een gelegenheid nodig om te dienen.

Als jongen genoot ik ervan om bij mijn oom Lyman en tante Dorothy op de boerderij te werken. Oom Lyman had meestal de leiding over onze projecten. Tante Dorothy hielp vaak mee en bestuurde de oude terreinwagen, een Dodge. Ik herinner me nog de opwinding als we in de modder vast kwamen te zitten of een steile heuvel op probeerden te komen. Oom Lyman gilde dan: ‘Zet ’m in compound, Dorothy!’ Op zulke momenten begon ik te bidden. Op de een of andere manier, met de hulp van de Heer en na een paar keer knarsend schakelen, wist tante Dorothy de compound te vinden. Met alle wielen ingeschakeld en aangedreven, schoot de wagen voorwaarts en zetten we ons werk voort.

‘In compound zetten’ betekent naar een speciale versnelling schakelen waarin diverse aandrijvingen samenwerken om meer torsie te genereren.1 Met een compound-versnelling, in combinatie met vierwielaandrijving, kunt u terugschakelen, een tandje bijzetten en in beweging komen.

Afbeelding
Compound-aandrijving

Ik zie ons allemaal graag als onderdeel van een compound-versnelling als we samen in de kerk dienen — in wijken en gemeenten, in quorums en hulporganisaties. Net zoals aandrijvingen in combinatie meer vermogen in compound leveren, beschikken wij over meer vermogen als we samenwerken. Als we elkaar eensgezind dienen, bereiken we samen veel meer dan we in ons eentje zouden kunnen. Het is geweldig om bij onze taken betrokken en vereend te zijn, en het werk van de Heer uit te voeren.

Dienen is een zegen

Een van de grote zegeningen van het lidmaatschap in de kerk is de mogelijkheid om anderen te dienen.2 De Heer heeft gezegd: ‘Indien gij Mij liefhebt, zult gij Mij dienen’,3 en we dienen Hem door anderen te dienen.4

Als we dienen, komen we dichter tot God.5 We leren Hem op manieren kennen die anders wellicht niet mogelijk zijn. Ons geloof in Hem neemt toe. Onze problemen worden in perspectief gezet. Het leven geeft meer voldoening. Onze liefde voor anderen neemt toe, alsook ons verlangen om te dienen. Door dit gezegende proces gaan we meer op God lijken en zijn we beter voorbereid om bij Hem terug te keren.6

President Marion G. Romney heeft verklaard: ‘Dienstbetoon is niet iets wat we op aarde doorstaan om het recht op een leven in het celestiale koninkrijk te verdienen. Dienstbetoon is de kern van een verheven leven in het celestiale koninkrijk.’7

Dienen kan lastig zijn

Dienen in de kerk kan echter lastig zijn als we iets te doen krijgen wat ons angst inboezemt, als we het dienen moe zijn of als we geroepen worden iets te doen waar we in eerste instantie niet om staan te springen.

Ik kreeg onlangs een andere taak toegewezen. Daarvóór was ik in het gebied Afrika-Zuidoost werkzaam. Het was geweldig om te dienen waar de kerk relatief jong en zich aan het ontwikkelen is. En de leden waren geweldig. Toen werd ik teruggeroepen naar de hoofdzetel van de kerk. Eerlijk gezegd was ik niet echt enthousiast. Een verandering van taak hield het nodige onbekende in.

Nadat ik op een avond over de aanstaande verandering nagedacht had, droomde ik over mijn betovergrootvader Joseph Skeen. Ik wist uit zijn dagboek dat hij en zijn vrouw, Maria, naar Nauvoo verhuisd waren en hij graag wilde dienen. Hij zocht de profeet Joseph Smith op en vroeg hoe hij van dienst kon zijn. De profeet liet hem op de prairie werken met de opdracht om zijn best te doen, dus deed hij dat. Hij kwam op de boerderij van de familie Smith te werken.8

Ik dacht na over hoe mooi het was dat Joseph Skeen zijn taak op die manier gekregen had. Ik zag plotseling in dat ik hetzelfde voorrecht heb. Dat hebben we allemaal. Alle kerkroepingen komen van God — bij monde van zijn aangewezen dienstknechten.9

Ik voelde een duidelijke geestelijke bevestiging dat mijn nieuwe taak geïnspireerd was. Het is belangrijk dat we die connectie maken — dat onze roeping letterlijk van God door onze priesterschapsleiders tot ons komt. Toen ik dat gevoeld kreeg, veranderde mijn houding en was ik vol verlangen om te dienen. Ik ben dankbaar voor de zegening van bekering en voor mijn veranderde hart. Ik vind mijn nieuwe taak geweldig.

Zelfs als we denken dat onze roeping gewoon het idee van onze priesterschapsleider was of dat er verder niemand toe bereid was, zullen we gezegend worden als we dienen. Maar als we Gods hand in onze roeping zien en met geheel ons hart dienen, gaat er meer kracht van ons dienstbetoon uit en worden we een ware dienstknecht van Jezus Christus.

Dienen vergt geloof

Roepingen vervullen vergt geloof. Kort nadat Joseph op de boerderij begon te werken, werden hij en Maria ernstig ziek. Ze hadden geen geld en kenden bijna niemand. Het was een moeilijke tijd voor hen. Joseph schreef in zijn dagboek: ‘We ploeterden door [en] hingen de kerk aan met het beetje geloof dat we hadden, hoewel de duivel ons trachtte te vernietigen en terug te laten deinzen.’10

Ik ben, met honderden andere nakomelingen, eeuwig dankbaar dat Joseph en Maria niet teruggedeinsd zijn. We krijgen zegeningen als we in onze roepingen en taken volharden en doorgaan met al het geloof dat we hebben.

Ik ken een fantastische leerkracht evangelieleer die de aanwezigen in de klas opbouwt terwijl ze lesgeeft, maar dat was niet altijd het geval. Ze werd na haar toetreding tot de kerk geroepen om in het jeugdwerk les te geven. Ze vond dat ze geen onderwijsvaardigheden had, maar aanvaardde de taak omdat ze wist dat dienen belangrijk was. Ze kreeg al snel last van angst en ging niet meer naar de kerk zodat ze geen les hoefde geven. Gelukkig merkte haar huisonderwijzer haar afwezigheid op. Hij bezocht haar en nodigde haar uit om terug te komen. De bisschop en wijkleden stonden haar bij. Uiteindelijk begon ze met toenemend geloof kinderen les te geven. Ze paste beginselen toe die nu in Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland staan. De Heer zegende haar inspanningen en ze is een begaafde leerkracht geworden.11

De natuurlijke man of vrouw in ons allemaal is ertoe geneigd het dienen te laten om redenen als: ‘Ik ben er niet klaar voor om te dienen; ik moet eerst nog meer leren’, ‘Ik ben moe en heb rust nodig’, ‘Ik ben te oud — nu is een ander aan de beurt’ of ‘Ik heb het gewoon te druk.’

Broeders en zusters, een roeping aanvaarden en vervullen is een geloofsdaad. We kunnen vertrouwen op wat onze profeet, president Thomas S. Monson, herhaaldelijk beklemtoont: ‘Wie de Heer roept, maakt de Heer ook geschikt’ en ‘Als wij in dienst van de Heer zijn, hebben wij recht op zijn hulp.’12 Of het nu lijkt alsof er teveel of te weinig van ons gevraagd wordt, of we nu doodsangsten uitstaan of ons dood vervelen, de Heer wil dat we terugschakelen, een tandje bijzetten en dienen.

Ik zie geen tekenen dat president Monson en zijn medebroeders in het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen te druk of te moe zijn. Ze zijn een inspirerend voorbeeld van de vermogens die ons te beurt vallen als we geloof oefenen, taken aanvaarden, en die met inzet en toewijding ten uitvoer brengen. Zij staken hun handen vele jaren geleden al ‘uit de mouw’13 en blijven voorwaarts en opwaarts gaan.

Ja, zij zijn in belangrijke roepingen werkzaam, maar elke roeping of taak is belangrijk. President Gordon B. Hinckley, een eerdere profeet en president van de kerk, heeft gezegd: ‘Bij deze zaak zijn we allemaal samen betrokken. […] Uw plicht is op uw terrein even groot als de mijne op mijn terrein. Geen enkele kerkroeping is klein of onbeduidend.’14 Elke roeping is belangrijk.15

Laten we dienen

Laten we in geloof opstaan, onze ‘handen uit de mouw’ steken en ‘elk waardig werk’ volbrengen.16 Laten we ’m ‘in compound zetten’, samen met trouwe tante Dorothy. Laten we ons als broeders en zusters verdienstelijk maken.

Wilt u uw bisschop of gemeentepresident opvrolijken, vraag hem dan: ‘Hoe kan ik van dienst zijn?’ ‘Waar zou de Heer me nodig hebben?’ Als hij bidt en uw verantwoordelijkheden op persoonlijk vlak, in uw gezin en op uw werk in overweging neemt, zal hij geïnspireerd worden om u voor een geschikte taak te roepen. Bij uw aanstelling krijgt u een priesterschapszegen om uw taak tot een succes te maken. U zult gezegend worden! Ieder lid is nodig, en ieder lid heeft een gelegenheid nodig om te dienen.17

Jezus Christus is ons voorbeeld

Jezus Christus, ons grote voorbeeld, gaf zijn leven aan zijn Vaders werk. In de grote raadsvergadering voordat deze wereld georganiseerd werd, bood Jezus, vanaf het begin gekozen en gezalfd, Zich aan: ‘Hier ben Ik, zend Mij.’18 Daarmee werd Hij letterlijk de dienaar van ons allemaal. Dankzij Jezus Christus en de kracht die we door zijn verzoening ontvangen, kunnen wij ook dienen. Hij zal ons helpen.19

Ik spreek mijn oprechte liefde uit voor diegenen onder u die op dit moment wegens persoonlijke omstandigheden niet op gangbare manieren in de kerk kunnen dienen, maar die wel in een geest van dienstbetoon leven. Ik bid dat u bij uw inzet gezegend wordt. Ik spreek ook mijn waardering uit voor wie hun roeping week in week uit grootmaken, en voor wie spoedig een roeping om te dienen zullen aanvaarden. Alle bijdragen en offers worden gewaardeerd, vooral door Hem wie wij dienen. Allen die dienen, ontvangen Gods genade.20

Wat onze leeftijd of situatie ook is, laat dienen onze ‘leuze’ zijn.21 Dien in uw roeping. Ga op zending. Help uw moeder. Sta een vreemdeling bij. Steun uw medemens. Wees gewoon dienstvaardig.

Moge de Heer ons allen zegenen wanneer we Hem dienen en ware volgelingen van Jezus Christus proberen te worden.22 Ik getuig dat Hij leeft en leiding geeft aan dit werk. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie ‘Compound Gears’, technologystudent.com/gears1/gears3.htm; ‘Compound Gear Reduction’, curriculum.vexrobotics.com.

  2. Zie Predik mijn evangelie: handleiding voor zendingswerk (2004), 91.

  3. Leer en Verbonden 42:29; zie ook Leer en Verbonden 59:5.

  4. Zie Mattheüs 25:40; Mosiah 2:17.

  5. Zie Johannes 12:26.

  6. Zie Leer en Verbonden 81:4–6.

  7. Marion G. Romney, ‘The Celestial Nature of Self-Reliance’, Ensign, november 1982, 93.

  8. Zie Joseph Skeen, reminiscences and diary, 7, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City; zie ook Journal and History of Joseph Skeen, red. Greg S. Montgomery en Mark R. Montgomery (1996), 23.

  9. Zie Leer en Verbonden 1:38; Geloofsartikelen 1:5.

  10. Skeen, reminiscences and diary, 8; zie ook Journal and History of Joseph Skeen, 23; Lukas 22:31; 2 Nephi 28:19–24; Alma 30:60; Leer en Verbonden 10:22–27.

  11. Zie Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland (2016), 37–38; Handboek 2: de kerk besturen (2010), 5.3, 5.5.4.

  12. Thomas S. Monson, ‘Duty Calls’, Ensign, mei 1996, 44.

  13. ‘Steek uw handen uit de mouw’, Lofzangen, nr. 169.

  14. Gordon B. Hinckley, ‘This Is the Work of the Master’, Ensign, mei 1995, 71.

    President Hinckley heeft ook gezegd: ‘U kunt net zoveel voldoening in het verrichten van uw taken vinden als ik in de mijne. De voortgang van dit werk wordt door onze gezamenlijke inzet bepaald. Wat uw roeping ook is, u krijgt dezelfde soort mogelijkheden om iets goeds te doen als ik in mijn roeping. Het enige wat echt telt, is dat dit het werk van de Meester is. Het is onze opdracht het goede tot stand te brengen zoals Hij dat gedaan heeft.’ (‘This Is the Work of the Master’, 71.)

    President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Hoe maken we onze roeping groot? Gewoon, door het werk te verrichten dat bij die roeping hoort.’ (‘Duty Calls’, 43.)

  15. Zie Alma 37:6.

  16. ‘Steek uw handen uit de mouw’, Lofzangen, nr. 169.

  17. Zie Handboek 2, 3.3.1; 3.3.3; 19.1.1, 19.4. ‘Door anderen — mannen, vrouwen, jongens en meisjes — te dienen, doen wij Gods werk.’ (Evangeliebeginselen [2009], 163.)

  18. Abraham 3:27.

  19. Zie Leer en Verbonden 76:5.

  20. Zie Mosiah 18:26.

  21. ‘They, the Builders of the Nation’, Hymns, nr. 36.

  22. Zie Moroni 7:48.