2010–2019
Gezongen en niet-gezongen liederen
April 2017


Gezongen en niet-gezongen liederen

Ik smeek dat u allemaal permanent en trouw in het koor blijft.

‘Zie, de zon schijnt heden in mijn ziel,’ schreef Eliza Hewitt, ‘daag’lijks komt meer warmt’ en licht, sinds ik voor de Heiland nederkniel in gebed, mijn liefste plicht.’1 Die geweldige, oude, christelijke lofzang met glans in elke noot, kun je bijna niet zonder glimlach zingen. Maar vandaag wil ik één regel in die lofzang uit zijn context lichten. Dat kan ons tot steun zijn op dagen dat we het moeilijk vinden om ‘bij storm en ook in smart’ te zingen of te glimlachen. Als er dagen zijn dat u niet met de blijde melodieën van anderen kunt meezingen, vraag ik u zich aan de geruststellende regel in deze lofzang vast te klampen, namelijk dat Jezus de liederen horen kan die u niet zingen kunt.2

Als kinderen van God maken we in deze gevallen wereld nu eenmaal ook moeilijke dagen mee. Dagen dat ons geloof en onze standvastigheid op de proef gesteld worden. Die moeilijkheden zijn vaak op een gebrek in onszelf, een gebrek in anderen, of gewoon een gebrek in het leven zelf, terug te voeren. Maar wat de reden ook is, ze kunnen ons de lust ontnemen om een lied te zingen en de belofte doen vervagen dat er ‘lente bloesemt [in de] ziel’,3 wat Eliza Hewitt in een van haar verzen bejubelt.

Wat staat ons op die dagen te doen? In elk geval omarmen wij dan de raad van de apostel Paulus en wij ‘hopen [op] wat wij niet zien [en] verwachten […] het met volharding’.4 Op die momenten, wanneer onze eigen vreugdevolle melodie verstomt, moeten we misschien enige tijd verstild naar anderen luisteren en ons laven aan de stralende muziek om ons heen. Velen onder ons met een ‘muzikale beperking’ zijn met veel meer zelfvertrouwen en ook veel beter gaan zingen door een plek naast iemand met een krachtigere, vastere stem in te nemen. Bij het zingen van de lofzangen van de eeuwigheid dienen we dus zo dicht mogelijk bij de Heiland en Verlosser van de wereld te gaan staan. Hij pakt altijd feilloos de perfecte toon. Dan vatten we moed omdat Hij ons zwijgen hoort. We putten hoop uit zijn melodieuze messiaanse voorspraak waarbij Hij voor ons partij kiest. Als ik ‘Hem aanneem als mijn Heer’ is het onomstotelijke gevolg: ‘vrede groeit er daag’lijks meer [en ik] verwacht het hemels hof’.5

Op die dagen dat we uit de toon lijken te vallen en ons minder voelen dan alle anderen, vraag ik u, in het bijzonder de jongeren van de kerk, te bedenken dat het Gods opzet was dat niet alle stemmen in zijn koor hetzelfde klinken. Juist de verscheidenheid — sopranen en alten, baritons en bassen — zorgt voor de mooiste muziek. Om een regel uit de vrolijke briefwisseling tussen twee opmerkelijke mormoonse vrouwen aan te halen: ‘Ieder schepsel van God heeft een plekje in het koor.’6 Als we onze eigen uniekheid uit het oog verliezen of als we proberen aan fictieve stereotypen te voldoen — door een onverzadigbare consumptiecultuur gecreëerd en door sociale media tot onmogelijk te realiseren proporties geïdealiseerd — dan raken we de rijke schakeringen in toon en timbre kwijt die God bij de schepping van een wereld vol verscheidenheid voor ogen had.

Dat betekent overigens geenszins dat iedereen in dit hemelse koor maar zijn of haar eigen oratorium kan opvoeren! Diversiteit is geen kakofonie, en koren hebben discipline nodig. Of in dit geval, ouderling Hales, spreek ik liever van discipelschap. Maar hebben we de door God geopenbaarde tekst en harmonieuze compositie van vóór de schepping van de wereld eenmaal aanvaard, dan schept onze hemelse Vader er vreugde in dat we allemaal met onze eigen stem en niet die van een ander zingen. Geloof in uzelf en geloof in Hem. Onderschat uw waarde of uw bijdrage niet. Wat er ook gebeurt, verlaat uw positie in het koor niet. Waarom niet? Omdat u uniek en onvervangbaar bent. Het verlies van zelfs maar één stem heeft effect op alle andere zangstemmen in dit grote stervelingenkoor. Daar behoren ook degenen toe die zich naar hun gevoel aan de rand van de samenleving of aan de rand van de kerk bevinden.

Ik moedig u dus allemaal aan om geloof te oefenen inzake liederen die soms moeilijk te zingen zijn. Toch geef ik direct toe dat ik om verschillende redenen worstel met andere liederen die ik nog niet zing maar wel zou moeten zingen.

Als ik de enorme economische ongelijkheid in de wereld zie, kan ik niet zonder schuldgevoel met mw. Hewitt van ‘vreugde […] in mijn ziel [en] hoop en liefd’ en lof’ zingen.7 Die woorden kunnen we pas volledig van harte zingen als we fatsoenlijk voor de armen gezorgd hebben. Economisch gebrek is een vloek die maar niet ophoudt, jaar na jaar, en generatie na generatie. Mensen gaan er lichamelijk en geestelijk aan kapot. Gezinnen en dromen spatten erdoor uiteen. We zouden meer moeten doen om armoede te verlichten, wat Jezus ons ook bij herhaling opdraagt. Dan zouden sommige minderbedeelden in de wereld, misschien wel voor het eerst van hun leven, een paar noten van ‘Zie, de zon schijnt heden in mijn ziel’ kunnen neuriën.

Ik heb er ook moeite mee om zonnige, blije teksten te zingen met zoveel mensen om ons heen die aan psychische, emotionele, of andere slopende aandoeningen lijden. Helaas zijn die lasten soms blijvend, ondanks de moedige inspanningen van allerhande verzorgers en zorgverleners, inclusief familieleden. Ik bid dat wij deze kinderen van God niet in stilte laten lijden en dat wij net als de Heiland de liederen kunnen horen die zij op dit moment niet kunnen zingen.

En ik hoop dat er eens een groot wereldwijd koor met mensen van ieder ras en elke etnische achtergrond harmonieus mag klinken en verklaren dat wapens, verdachtmakingen en haat niet de manier zijn om met conflicten om te gaan. De hemel roept ons toe dat complexe kwesties in de samenleving alleen naar tevredenheid zijn op te lossen door God lief te hebben en zijn geboden te onderhouden. Daarmee zetten wij de deur open naar die éne, duurzame, heilzame manier om elkaar als medemens lief te hebben. De profeet Ether heeft gezegd dat we mogen en moeten ‘hopen op een betere wereld’. Moroni, moe van alle oorlogen en geweld, stuitte duizend jaar later op die gedachte en verklaarde dat de ‘voortreffelijker weg’ naar die wereld altijd het evangelie van Jezus Christus is.8

Wij zijn erg dankbaar dat er zich af en toe, tussen al die moeilijkheden door, een ander soort lied aandient dat we niet kunnen zingen, maar dan om een heel andere reden. Ik heb het over gevoelens die zo diep en persoonlijk, ja, zelfs zo heilig zijn, dat we die niet kunnen of zouden moeten uiten. Ik moet denken aan Cordelia’s liefde voor haar vader, waarover ze zei: ‘Mijn liefde weegt […] zwaarder dan mijn tong. […] Ik kan mijn hart niet opbeuren naar mijn mond.’9 Die gevoelens dienen zich als iets heiligs aan en zijn eenvoudigweg onuitsprekelijk. Ze zijn geestelijk onnoembaar, zoals het gebed van Jezus ten behoeve van de Nephitische kinderen. Wie van die gebeurtenis getuige waren, tekenden op:

‘Nimmer heeft het oog gezien, noch het oor gehoord, zulke grote en wonderbare dingen als wij Jezus zagen en hoorden spreken tot de Vader; 

‘[…] Geen tong kan spreken, noch kan enig mens opschrijven, noch kan het hart der mensen bevatten welke grote en wonderbare dingen wij Jezus zowel zagen als hoorden spreken.10

Dergelijke heilige momenten blijven onuitgesproken, omdat het uiten ervan, als dat al mogelijk was, als ontheiliging aan zou voelen.

Broeders en zusters, we leven in een wereld met veel liederen die we nog niet zingen of niet kunnen zingen. Maar ik smeek dat u allemaal permanent en trouw in het koor blijft, waar we samen voor altijd van dat allesovertreffende lied, ja, ‘het lied der verlossende liefde’11 kunnen genieten. Gelukkig is er voor dit speciale nummer een onbeperkt aantal stoelen. Er is plek voor wie een andere taal spreken, wie een andere cultuur hooghouden en wie verspreid over de wereld wonen. Er is plek voor alleenstaanden, voor gehuwden, voor grote gezinnen en voor kinderlozen. Er is plek voor wie eens met vragen over hun geloof zaten en plek voor wie daar nog mee zitten. Er is plek voor wie verschillen in seksuele geaardheid. Kortom, er is plek voor iedereen die God liefheeft en zijn geboden in acht neemt als onschendbare maatstaf voor ons gedrag. Want als liefde voor God de melodie van ons gemeenschappelijke lied is, vinden we de onmisbare harmonie in ons gezamenlijke streven om Hem te gehoorzamen. Met de hemelse geboden van liefde en geloof, bekering en mededogen, eerlijkheid en vergiffenis, is er plek in dit koor voor allen die er graag deel van willen zijn.12 ‘Kom zoals je bent’, zegt een liefdevolle Vader tot ieder van ons. Maar Hij voegt daaraan toe: ‘Toch blijf je niet zoals je bent.’ Met een glimlach bedenken we dan dat God vastbesloten is om meer van ons te maken dan wij voor mogelijk hielden.

Mogen wij in het grote oratorium dat zijn plan voor onze verhoging is, altijd zijn aanwijzingen opvolgen. Mogen wij blijven werken aan de liederen die we niet kunnen zingen, tot we ‘innig dankbaar [onze] stem’ voor onze Koning laten klinken.13 Dan zullen wij op een dag met de woorden van onze geliefde lofzang

zingen en juichen met hemelse koren:

Hosanna, hosanna, de Vader en Zoon […]

[als] Jezus in glorie daalt neder op aard!14

Ik getuig dat die dag komt, dat God, onze eeuwige Vader, zijn eniggeboren Zoon wederom naar de aarde zal sturen. Dan zal Hij voor eeuwig als Koning der koningen heersen en regeren. Ik getuig dat dit zijn herstelde kerk is en het vehikel om de leringen en heilsverordeningen van zijn evangelie onder het hele mensdom te brengen. Wanneer zijn boodschap ‘in elk werelddeel is doorgedrongen [en] elke streek heeft bezocht’,15 zal Jezus inderdaad met een glimlach op ons neerzien.16 Die dag zal er volop eeuwig zonlicht voor de ziel zijn. Ik bid met verlangen dat die beloofde dag mag aanbreken. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. ‘Zie, de zon schijnt heden in mijn ziel’, Lofzangen, nr. 156.

  2. Zie Hymns, nr. 227.

  3. Lofzangen, nr. 156.

  4. Romeinen 8:25.

  5. Lofzangen, nr. 156.

  6. Bill Staines, ‘All God’s Critters Got a Place in the Choir’, in Laurel Thatcher Ulrich en Emma Lou Thayne, All God’s Critters Got a Place in the Choir (1995), 4.

  7. Lofzangen, nr. 156.

  8. Zie Ether 12:4, 11.

  9. William Shakespeare, King Lear, eerste bedrijf, eerste toneel, regels 79–80, 93–94.

  10. 3 Nephi 17:16–17; cursivering toegevoegd.

  11. Alma 5:26; zie ook Alma 26:13.

  12. Zie 2 Nephi 26:33.

  13. Lofzangen, nr. 156.

  14. ‘Gods Geest brandt in ’t harte’, Lofzangen, nr. 2.

  15. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 153.

  16. Zie Hymns, nr. 227.