2010–2019
Het eeuwige gezin
April 2016


Het eeuwige gezin

Het is onze priesterschapsplicht om ons gezin en het gezin van de mensen in onze omgeving centraal te stellen.

Ik ben dankbaar dat ik met u aan deze priesterschapsbijeenkomst van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen mag deelnemen. Dit is een heerlijke tijd in de geschiedenis van de kerk. 182 jaar geleden, in 1834, werden alle priesterschapsdragers bijeengeroepen in een schoolgebouwtje van zestien vierkante meter in Kirtland (Ohio, VS). De profeet Joseph Smith zei in die bijeenkomst: ‘U weet niet meer van de bestemming van deze kerk en dit koninkrijk dan een baby die op zijn moeders schoot ligt. U bevat die niet. […] We zien hier vanavond maar een handjevol priesterschapsdragers, maar deze kerk zal Noord- en Zuid-Amerika vullen — ze zal de wereld vullen.’1

In meer dan 110 landen nemen miljoenen priesterschapsdragers deel aan deze bijeenkomst. Misschien voorzag de profeet Joseph deze tijd en de heerlijke toekomst die ons nog te wachten staat.

Ik wil vanavond proberen om die toekomst te beschrijven en wat we moeten doen om deel uit te maken van het plan van geluk dat onze hemelse Vader voor ons heeft voorbereid. Voor onze geboorte leefden we in familieverband bij onze verhoogde en eeuwige hemelse Vader. Hij stelde een plan op dat ons de mogelijkheid biedt om vooruitgang te maken en zoals Hij te worden. Dat deed Hij uit liefde voor ons. Het doel van dat plan was ons de kans te geven om eeuwig zoals onze hemelse Vader te leven. Dankzij dat evangelieplan zouden we het sterfelijk leven ervaren en beproefd worden. We kregen de belofte dat we, als we de wetten van het evangelie gehoorzaamden en de priesterschapsverordeningen ontvingen, door de verzoening van Jezus Christus het eeuwige leven, de grootste van al zijn gaven, zouden beërven.

Het eeuwige leven is het leven dat God onze hemelse Vader leidt. God heeft gezegd dat het zijn doel is om ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39). Daarom is het grote doel van iedere priesterschapsdrager de mensheid te helpen om het eeuwige leven te beërven.

Elke priesterschapsdaad en -verordening heeft als doel de kinderen van onze hemelse Vader door de verzoening van Jezus Christus te veranderen, waardoor ze lid van een vervolmaakt gezin worden. Daaruit volgt dat ‘het grote werk van ieder mens is om in het evangelie te geloven, de geboden te onderhouden en een eeuwig gezin te stichten en te vervolmaken’2 en anderen te helpen om dat ook te doen.

Dat is waar, en daarom moet alles wat we doen in het teken van het celestiale huwelijk staan. Dat betekent dat we ernaar moeten streven om in Gods tempel aan een eeuwige metgezellin verzegeld te worden. We moeten anderen aansporen om ook verbonden te sluiten en na te komen die man en vrouw en hun gezin in dit leven en in het hiernamaals verbinden.

Waarom is dit zo belangrijk voor ons — jong en oud, diaken en hogepriester, vader en zoon? Omdat het onze priesterschapsplicht is om ons gezin en het gezin van de mensen in onze omgeving centraal te stellen. We moeten bij het nemen van gewichtige beslissingen stilstaan bij de uitwerking ervan op de vraag of wij als gezin in aanmerking komen om bij onze hemelse Vader en Jezus Christus te wonen. Geen enkel priesterschapswerk is belangrijker.

Wat kan dat inhouden voor een diaken die vanavond als lid van een gezin en een quorum luistert?

Misschien wordt er bij hem thuis regelmatig gezinsgebed of gezinsavond gehouden, en misschien ook niet. Als zijn vader zich van die verplichtingen bewust is en zijn gezin voor gebed en Schriftstudie bijeenroept, kan de diaken met een glimlach deelnemen. Hij kan zijn broers en zussen aansporen om deel te nemen en hun een schouderklopje geven als ze het doen. Hij kan zijn vader aan het begin van het schooljaar of in een andere moeilijke periode om een zegen vragen.

Misschien heeft hij geen getrouwe vader. Maar het verlangen van zijn hart naar die ervaringen zal de machten van de hemel vanwege zijn geloof op de mensen om hem heen doen neerdalen. Zij zullen het gezinsleven nastreven waarnaar die diaken met heel zijn hart verlangt.

Leraren in de Aäronische priesterschap kunnen hun huisonderwijstaak zien als een gelegenheid om de Heer te helpen met het veranderen van een gezin. De Heer heeft immers in de Leer en Verbonden gezegd:

‘De plicht van de leraar is om altijd over de kerk te waken, en bij hen te zijn en hen te versterken;

‘en erop toe te zien dat er geen ongerechtigheid in de kerk is, noch hardheid onder elkaar, noch liegen, laster of kwaadsprekerij’ (LV 20:53–54).

Priesters in de Aäronische priesterschap hebben een vergelijkbare opdracht:

‘De plicht van de priester is om te prediken, te onderwijzen, uit te leggen, aan te sporen en te dopen, en om het avondmaal te bedienen,

‘en om elk lid thuis te bezoeken, en hen aan te sporen om overluid en in het verborgen te bidden, en alle huiselijke plichten na te komen’ (LV 20:46–47).

Misschien vraag je je af hoe je dat in vredesnaam moet doen. Dat deed ik ook toen ik een jonge leraar en priester was. Ik wist niet hoe ik zo moest aansporen dat een gezin vooruitgang naar het eeuwige leven maakte, zonder ze te beledigen of te bekritiseren. Ik heb geleerd dat de enige aansporing die harten verandert, van de Heilige Geest komt. Dat vindt vooral plaats als we van de Heiland getuigen, die het volmaakte gezinslid was en is. Als wij ons op onze liefde voor Hem concentreren, zullen eendracht en vrede gedijen in de gezinnen die we bezoeken. De Heilige Geest zal ons vergezellen als we gezinnen dienen.

Een jonge priesterschapsdrager kan door de manier waarop hij bidt, spreekt en de gezinsleden aanspoort, de invloed en het voorbeeld van de Heiland in hun gedachten en hart brengen.

Een wijze priesterschapsleider heeft me getoond dat hij dat begreep. Hij vroeg mijn jonge zoon om tijdens een huisonderwijsbezoek de leiding te nemen. Hij zei dat het gezin zich misschien tegen zijn aansporingen zou verzetten, maar hij dacht dat het eenvoudige onderwijs en getuigenis van een jongen meer kans had om tot hun verharde hart door te dringen.

Wat kan een jonge ouderling doen om de stichting van eeuwige gezinnen te bevorderen? Hij staat misschien op het punt om op zending te gaan. Hij kan met heel zijn hart bidden dat hij gezinnen mag vinden, onderwijzen en dopen. Ik weet nog dat mijn zendingscollega en ik op zekere dag met een knappe jonge man, zijn lieftallige vrouw en hun twee prachtige meisjes spraken. De Heilige Geest was aanwezig en getuigde tot hen dat het evangelie van Jezus Christus hersteld was. Ze hadden voldoende geloof om ons te vragen of we hun twee meisjes een zegen wilden geven. Dat hadden ze in een van onze avondmaalsdiensten gezien. Ze wilden al een zegen voor hun kinderen, maar begrepen nog niet dat de hogere zegeningen alleen zouden komen als ze in de tempel van God verbonden sloten.

Ik denk nog steeds met pijn in het hart aan dat koppel en die meisjes, die nu waarschijnlijk oud zijn en de belofte van een eeuwig gezin niet hebben. Hun ouders hadden een vaag idee van de zegeningen waarvoor ze in aanmerking konden komen. Ik hoop dat ze ooit op de een of andere manier nog de kans krijgen om een eeuwig gezin te worden.

Andere zendelingen zullen een fijnere ervaring hebben, zoals die van mijn zoon Matthew. Samen met zijn collega vond hij een weduwe met elf kinderen die in nederige omstandigheden leefden. Hij wilde voor hen wat u wilt — een eeuwig gezin. Dat leek mijn zoon op dat ogenblik onmogelijk of op zijn minst onwaarschijnlijk.

Ik bracht jaren nadat mijn zoon die weduwe gedoopt had, een bezoek aan dat stadje. Ze nodigde me uit om in de kerk haar familie te ontmoeten. Ik moest even wachten omdat de meeste van haar kinderen met haar vele kleinkinderen uit verschillende nabijgelegen gemeenten kwamen. Een van haar zoons was in een bisschap werkzaam, veel van haar kinderen hadden tempelverbonden gesloten en zij is in een eeuwig gezin verzegeld. Toen ik afscheid nam, sloeg deze lieve zuster haar armen om mijn middel (ze was heel klein en kwam maar tot mijn middel) en zei: ‘Vraag Mateo alstublieft om me voor ik sterf in Chili te bezoeken.’ Ze had dankzij die getrouwe zendelingen de blijde hoop op de grootste van alle gaven van God gekregen.

Er zijn zaken die een teruggekeerde zendeling moet doen om het eeuwige leven voor zichzelf en zijn dierbaren te verwezenlijken. Er is in tijd en eeuwigheid geen belangrijkere verbintenis dan het huwelijk. Je hebt de wijze raad gekregen om kort na je zending prioriteit te geven aan het sluiten van een huwelijk. Een getrouwe priesterschapsdrager volgt die wijze raad op.

Als hij het huwelijk overweegt, ziet hij in dat hij het erfgoed en de moeder van zijn kinderen kiest. Hij maakt die keuze door ernstig te zoeken en te bidden. Hij zorgt ervoor dat de vrouw die hij huwt, hetzelfde denkt over het gezin en over het doel van de Heer betreffende het huwelijk, en dat zij iemand is aan wie hij het geluk van zijn kinderen toevertrouwt.

President N. Eldon Tanner heeft deze wijze raad gegeven: ‘De ouders die je het meest dient te eren, zijn de ouders van je toekomstige kinderen. Die kinderen hebben recht op de beste ouders die je hun kunt geven — reine ouders.’3 Reinheid beschermt jou en je kinderen. Je bent hun die zegening verschuldigd.

Er luisteren vanavond ook echtgenoten en vaders. Wat kunt u doen? Ik hoop dat u een groter verlangen gekregen hebt om de nodige aanpassingen door te voeren, zodat u en uw gezin op een dag in het celestiale koninkrijk kunnen wonen. Als priesterschapsvader kunt u, met uw vrouw aan uw zijde, het hart van uw gezinsleden raken om hen aan te sporen naar die dag uit te kijken. U woont met uw gezin de avondmaalsdienst bij. U houdt gezinsbijeenkomsten waarin de Heilige Geest welkom is. U bidt met uw vrouw en gezin, en bereidt u voor om met uw gezin naar de tempel te gaan. U bewandelt met hen het pad naar een eeuwig gezin.

U behandelt uw vrouw en uw kinderen zoals uw hemelse Vader u behandelt. U volgt het voorbeeld en de aanwijzingen van de Heiland om uw gezin op zijn manier te leiden.

‘Geen macht of invloed kan of dient krachtens het priesterschap te worden gehandhaafd dan alleen door overreding, door lankmoedigheid, door mildheid en zachtmoedigheid, en door ongeveinsde liefde;

‘door vriendelijkheid en zuivere kennis, hetgeen de ziel zonder huichelarij en zonder bedrog in grote mate zal verruimen —

‘intijds met strengheid berispend, wanneer daartoe gedreven door de Heilige Geest, en dan daarna een toename van liefde tonend jegens hem die gij hebt berispt, opdat hij u niet als zijn vijand zal beschouwen’ (LV 121:41–43).

De Heer heeft priesterschapsvaders uitgelegd wat voor echtgenoot ze behoren te zijn. Hij zegt: ‘Gij zult uw vrouw liefhebben met geheel uw hart, en haar aankleven en geen ander’ (LV 42:22). De Heer heeft zowel man als vrouw geboden: ‘Gij zult niet […] echtbreken […], noch iets dergelijks doen’ (LV 59:6).

De Heer heeft jongeren deze norm gegeven: ‘Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in alles, want dat is welbehaaglijk voor de Heere’ (Kolossenzen 3:20) en ‘eer uw vader en uw moeder’ (Exodus 20:12).

De Heer geeft het hele gezin de raad om elkaar lief te hebben en te steunen.

Hij vraagt ons om ‘ernaar te streven ieder [gezinslid] te vervolmaken’ en om ‘de zwakken te sterken, [de] afgedwaalden te redden en ons in hun hernieuwde geestelijke kracht te verheugen’.4

De Heer vraagt ons ook ons uiterste best te doen om onze overleden voorouders naar ons eeuwige thuis te begeleiden.

Een groepsleider hogepriesters die mensen ijverig aanspoort hun voorouders op te zoeken en hun namen mee naar de tempel te nemen, verlost voorgaande generaties. In het hiernamaals zullen die hogepriesters, en de leden die de verordeningen verrichten, bedankt worden omdat ze hun familie in de geestenwereld niet vergeten zijn.

Profeten hebben gezegd: ‘Het belangrijkste werk van de Heer wordt binnen de muren van ons eigen huis verricht. Huisonderwijs, het werk van de bisschap en andere kerktaken zijn belangrijk, maar het belangrijkste werk wordt binnen de muren van ons huis verricht.’5

In ons eigen gezin en in ons priesterschapswerk hebben de kleine daden die ons en onze dierbaren op weg naar het eeuwige leven helpen, de meeste waarde. Die daden lijken in dit leven misschien onbeduidend, maar ze zullen in de eeuwigheid eeuwige zegeningen voortbrengen.

Als we ons werk om de kinderen van onze hemelse Vader thuis te brengen goed uitvoeren, zullen we in aanmerking komen voor de verwelkoming die we na onze aardse bediening zo graag willen horen, namelijk: ‘Goed gedaan, goede en trouwe [dienstknecht], over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer’ (Mattheüs 25:21).

Dat ‘veel’ houdt ook de belofte van een eeuwig nageslacht in. Ik bid dat we allemaal in aanmerking zullen komen, en anderen zullen helpen om in aanmerking te komen, voor die hemelse zegening in de woonstee van onze Vader en zijn geliefde Zoon, Jezus Christus. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen. ◼

Noten

  1. Zie Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 148.

  2. Bruce R. McConkie, in Conference Report, april 1970, 26.

  3. N. Eldon Tanner, Church News, 19 april 1969, 2.

  4. Bruce R. McConkie, in Conference Report, april 1970, 27.

  5. Harold B. Lee, Decisions for Successful Living (1973), 248–249.