2010–2019
De Heer Jezus Christus leert ons bidden
Oktober 2016


De Heer Jezus Christus leert ons bidden

Als u bidt, bidt u dan écht of spreekt u gewoon een gebed uit?

In 1977 was ik op zending in Cuzco (Peru). Mijn collega en ik kregen toestemming om met alle zendelingen in de zone Cuzco naar de prachtige ruïnes van Machu Picchu te gaan.

Tegen het eind van ons bezoek aan de ruïnes wilden enkele zendelingen naar de Incabrug, die deel van een bergpad uitmaakt. Ik voelde meteen in mijn hart dat de Geest me verbood erheen te gaan. Het pad lag langs een bergflank en de afgrond was ruim zeshonderd meter diep. Op enkele plekken was het pad slechts breed genoeg voor één persoon. Mijn collega en ik zeiden dat we beter niet naar de Incabrug konden gaan.

Maar de andere zendelingen stonden erop om te gaan. Hun smeekbeden werden heviger, en ondanks de ingevingen van de Geest gaf ik aan de druk van mijn medezendelingen toe. Ik zei dat we alleen naar de Incabrug zouden gaan als ze beloofden om heel voorzichtig te zijn.

We begonnen aan onze tocht op het pad dat naar de Incabrug leidde. Ik liep helemaal achteraan, en aanvankelijk liep iedereen langzaam, zoals we afgesproken hadden. Maar toen begonnen de zendelingen sneller te gaan en zelfs te rennen. Ze negeerden mijn verzoeken om het kalmer aan te doen. Ik voelde me verplicht om hen in te halen en te zeggen dat we terug moesten keren. Ik was een heel eind achterop en moest rennen om ze in te halen.

Na een bocht, op een plek die te smal was voor twee personen, zag ik een zendeling met zijn rug tegen de rotswand staan. Ik vroeg hem waarom hij daar stond. Hij zei dat hij de ingeving gekregen had om even op die plek te blijven staan en dat ik moest verdergaan.

Ik voelde de dringende noodzaak om de anderen in te halen. Hij hielp me om hem te passeren en ik ging een stukje verder op het pad. Het viel me op dat er veel groen op de grond lag. Ik zette mijn rechtervoet op de grond en besefte, terwijl ik viel, dat er onder het groen geen vaste grond was. Ik klampte me wanhopig aan wat takken onder het pad vast. Zowat zeshonderd meter onder me stroomde de Urubambarivier, die de heilige vallei van de Inca’s doorkruist. Ik voelde me krachteloos en het was slechts een kwestie van tijd voor ik zou loslaten. Op dat moment bad ik vurig. Het was een erg kort gebed. Ik deed mijn mond open en zei: ‘Vader, help mij!’

De takken waren niet sterk genoeg om mijn gewicht te dragen. Ik wist dat het einde nabij was. Net toen ik zou vallen, voelde ik een stevige handgreep om mijn arm en werd ik omhooggetrokken. Dankzij die hulp was ik in staat om mezelf weer op het pad hijsen. Het was de zendeling die achtergebleven was, die me redde.

Maar in werkelijkheid had onze Vader in de hemel me gered. Hij had naar mijn stem geluisterd. Ik had de stem van de Geest die me verbood om naar de Incabrug te gaan drie keer gehoord, maar niet gehoorzaamd. Ik bevond me in shocktoestand, was lijkbleek en wist niet wat ik moest zeggen. Plotseling herinnerde ik me dat de andere zendelingen een eind voorop liepen. We gingen hen zoeken. Toen we hen gevonden hadden, vertelden we wat er gebeurd was.

We keerden heel voorzichtig en in stilte naar Machu Picchu terug. Op de terugreis bleef ik stil en ik bedacht dat God naar mijn stem geluisterd had, maar ik niet naar de zijne. Ik voelde hevige pijn in mijn hart omdat ik zijn stem niet gehoorzaamd had. Tegelijkertijd was ik erg dankbaar voor zijn barmhartigheid. Hij had geen gerechtigheid op mij uitgeoefend; integendeel, in zijn grote barmhartigheid had Hij mijn leven gered (zie Alma 26:20).

In mijn avondgebed bad ik uit het diepst van mijn hart tot ‘de Vader van de barmhartigheden en de God van alle vertroosting’ (2 Korinthe 1:3). Ik bad ‘met een oprecht hart, met een eerlijke bedoeling en met geloof in Christus’ (Moroni 10:4).

Diezelfde dag had ik ’s ochtends met mijn lippen gebeden en toen ik op het punt stond om te sterven, had ik vanuit het diepst van mijn hart tot Hem gebeden. Ik dacht na over mijn leven. Ik besefte dat onze Vader in de hemel vaak erg barmhartig voor me geweest was. Hij leerde me die dag in Machu Picchu en in Cuzco veel lessen. Een van de grootste lessen was dat ik altijd ‘met een oprecht hart, met een eerlijke bedoeling en met geloof in Christus’ moest bidden.

Toen de Heer Jezus Christus op een dag ‘ergens aan het bidden was’, zei ‘een van Zijn discipelen tegen Hem […] toen Hij ophield: Heere, leer ons bidden’ (Lukas 11:1). Vervolgens leerde Hij zijn discipelen bidden. In deze tijd leert Hij ons bidden wanneer we Hem in onze gedachten in Gethsémané zien bidden: ‘Laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden’ (Lukas 22:42). Als u bidt, denkt u dan écht: laat niet mijn wil, maar de Uwe geschieden?

Paulus omschrijft hoe Jezus bad ‘in de dagen dat Hij op aarde was’, en vooral in Gethsémané: ‘Hij [heeft] met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd aan Hem Die Hem uit de dood kon verlossen. En Hij is uit de angst verhoord’ (Hebreeën 5:7). Als u bidt, bidt u dan écht of spreekt u gewoon een gebed uit? Zijn uw gebeden oppervlakkig?

Jezus bad vurig en sprak met zijn Vader. ‘En het geschiedde, toen […] Jezus ook gedoopt was en aan het bidden was, dat de hemel geopend werd’ (Lukas 3:21). Als u bidt, hebt u dan het gevoel dat de hemel opengaat? Wanneer hebt u die verbinding met de hemel voor het laatst gevoeld?

Jezus bereidde Zich op belangrijke beslissingen voor door tot zijn Vader te bidden.

‘Hij [ging] naar buiten, naar de berg, om te bidden; en Hij bleef heel de nacht in gebed tot God.

‘En toen het dag was geworden, riep Hij Zijn discipelen bij Zich en koos er twaalf van hen uit’ (Lukas 6:12–13).

Bereidt u zich op belangrijke beslissingen voor door tot uw hemelse Vader te bidden? Bereidt u zich op uw gebed voor?

Toen Jezus Amerika bezocht, leerde hij het volk bidden. ‘En Jezus zeide tot hen: Bidt voort; evenwel hadden zij hun bidden niet gestaakt’ (3 Nephi 19:26).

Jezus nodigt ons uit om altijd te bidden (zie LV 10:5). Jezus weet dat onze hemelse Vader ons hoort en ons geeft wat het beste voor ons is. Waarom willen we soms niet ontvangen? Waarom?

Wanneer we ‘Vader in de hemel’ zeggen, hoort Hij ons gebed en is Hij met ons en onze behoeften begaan. Zijn ogen en oren staan op dat moment met u in verbinding. Hij leest onze gedachten en voelt ons hart. U kunt niets voor Hem verbergen. Het is fantastisch dat Hij ons met ogen vol liefde en barmhartigheid ziet — liefde en barmhartigheid die wij niet helemaal kunnen vatten. Maar Hij voelt die liefde en barmhartigheid wanneer we ‘Vader in de hemel’ zeggen.

Een gebed is dus een heel erg heilig moment. Het ligt niet in zijn aard om te zeggen: ‘Nee, Ik luister niet naar je omdat je Mij alleen maar aanspreekt als je in de problemen zit.’ Alleen mensen doen dat. Het ligt niet in zijn aard om te zeggen: ‘O, je hebt er geen idee van hoe druk Ik het heb.’ Alleen mensen zeggen dat.

Ik hoop en bid dat wij zullen bidden zoals Jezus ons geleerd heeft te bidden. In de naam van de Heer Jezus Christus. Amen.