2014
Een getrouwe dienstknecht: inspiratie uit het leven en de bediening van Joseph Fielding Smith
Januari 2014


Waar en trouw

Inspiratie uit het leven en de bediening van Joseph Fielding Smith

Noot: Naomi Smith Brewster, de moeder van de auteur, werd geboren in het jaar dat Joseph Fielding Smith geroepen werd als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen. Zij was het tweede kind van Ethel Georgina Smith, met wie president Smith na de dood van zijn eerste vrouw trouwde.

‘Laten we steeds getrouw zijn en een verlangen hebben om de geboden van de Heer te onderhouden, Hem te eren en de verbonden die we met Hem gesloten hebben na te komen.’

Toen de 33-jarige Joseph Fielding Smith op 6 april 1910 de algemene conferentie in de Tabernakel in Salt Lake City binnenwandelde, vroeg een deurwacht hem: ‘En Joseph, wie wordt de nieuwe apostel?’

‘Dat weet ik niet’, antwoordde hij. ‘Maar jij en ik in elk geval niet!’1

Toen de namen van de Twaalf ter steunverlening werden voorgelezen, ontving Joseph plots een ingeving dat zijn naam weleens de volgende kon zijn. Dat was ook zo. Hij werd gesteund als twaalfde man in dat gewaardeerde quorum.

Joseph toonde zijn nederigheid en gevoel voor humor toen hij thuiskwam van de conferentie en zijn gezin op de hoogte stelde van zijn nieuwe roeping. Hij begroette zijn vrouw met een mysterieuze uitspraak: ‘Ik denk dat we de koe moeten verkopen’, zei hij. Ze was ongetwijfeld verbaasd en wachtte op een verklaring. Zijn eenvoudige reactie was: ‘Ik heb geen tijd meer om ervoor te zorgen!’2 Zo begon zijn apostolische bediening die meer dan zestig jaar duurde.

Joseph Fielding Smith, kleinzoon van Hyrum Smith, was de tiende president van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Voor hij als president werd geroepen, zat hij langer in het Quorum der Twaalf Apostelen dan welke kerkpresident ook. In die zestig jaar in dat quorum van bijzondere getuigen, reisde hij met paard en wagen, per auto en per vliegtuig om de heiligen te onderwijzen. Zijn toespraken en tal van publicaties zijn de kerk en al wie wilde luisteren tot zegen geweest.

Ik ben vanwege mijn band met president Joseph Fielding Smith, die ik hartelijk opa noemde, gevraagd om dit artikel te schrijven. Zijn leven heeft me sinds mijn geboorte beïnvloed, toen hij me inzegende als baby, tot aan zijn dood, toen ik een van de kleinzoons was die zijn kist droegen.

Een voorgeordend profeet

Net als Gods andere profeten, was Joseph Fielding Smith voorgeordend om volgens het goddelijke tijdschema van de Heer naar de aarde te komen (zie Handelingen 17:26). Joseph was het vierde kind en de eerste zoon van Julina Lambson Smith. Net als de nederige, getrouwe moeder Hannah uit het Oude Testament (zie 1 Samuël 1:11), zwoer Julina dat als de Heer haar een zoon schonk, ‘ze alles [zou] doen om hem tot eer van de Heer en van zijn vader op te voeden.’3 De Heer verhoorde haar smeekbede niet alleen, maar openbaarde haar ook voordat haar zoon geboren was, dat het kind op een dag een van zijn bijzondere getuigen in het Quorum der Twaalf Apostelen zou zijn.4

Joseph werd op 19 juli 1876 geboren als zoon van Joseph F. en Julina Lambson Smith. Zijn vader was toen apostel en raadgever van president Brigham Young. Toen Joseph negen maanden was, namen zijn ouders hem mee naar de inwijding van de St. Georgetempel (Utah). Hij maakte later de grappige opmerking: ‘Mijn eerste kerktaak was het vergezellen van Brigham Young naar de inwijding van de St. Georgetempel.’5

Toen hij negentien was, ontving hij zijn patriarchale zegen. Een geïnspireerde patriarch plaatste zijn handen op Josephs hoofd en verklaarde: ‘Het zal uw voorrecht zijn om een hoge leeftijd te bereiken, en het is de wil van de Heer dat u een groot man in Israël wordt. […] U zult een profeet en openbaarder zijn voor de mensheid, want de Heer heeft u gezegend en u tot deze roeping voorgeordend.’6

Gezinsleven: een mengeling van liefde en problemen

Joseph Fielding Smith heeft gezegd: ‘Het gezin is niet alleen in dit leven het belangrijkste instituut, maar ook in het hiernamaals.’7 Hij groeide op in een gezin dat met liefde, geloof, hoge zedelijke normen en arbeidsethos werd geleid en hij streefde ernaar diezelfde beginselen in zijn eigen gezin toe te passen. (Zie hoofdstukken 4, 15 en 16 van Leringen van kerkpresidenten: Joseph Fielding Smith.)

In 1898 trad hij in de Salt Laketempel in het huwelijk met Louie Emily Shurtliff. Een jaar later werd hij voor twee jaar naar Groot-Brittannië op zending geroepen, waarop hij trouw door zijn vrouw werd gesteund. Toen hij terugkeerde, hernamen de twee hun leven samen en werden ze met twee dochters gezegend. Helaas stierf Louie tijdens een zware derde bevalling.

In zijn verdriet bad Joseph: ‘Help mij, ik bid u, zo te leven dat ik waardig mag zijn om haar in eeuwige heerlijkheid te ontmoeten, om weer met haar te worden verenigd, om […] nooit meer te worden gescheiden. […] Schenk mij de kracht om mijn dierbare kinderen groot te brengen. Zegen hen dat zij hun hele leven rein en smetteloos blijven.’8

Daartoe door zijn vader aangemoedigd, zocht de diepbedroefde vader gebedvol naar een vrouw en moeder voor zijn twee jonge kinderen. Zijn rechtvaardige verlangen werd werkelijkheid toen Ethel Georgina Reynolds in zijn leven kwam. Zij traden in november 1908 in de Salt Laketempel in het huwelijk. Deze wonderbare vrouw werd de moeder van zijn eerste twee dochters en schonk later zelf nog negen kinderen het leven.

Toen hij op een keer naar een ringconferentie reisde, dacht hij aan de lasten van zijn vrouw. In een brief aan haar schreef hij: ‘Ik denk aan je en wilde dat ik de komende weken bij jou kon zijn om voor je te zorgen. Ik zal je helpen voor zover ik kan en hoop dat je mijn invloed kunt voelen. Zeg de kinderen dat ze lief voor jou en elkaar moeten zijn.’9 Hij verwoordde zijn diepe gevoelens voor haar in een gedicht, dat later een van de Engelstalige lofzangen werd: ‘Does the Journey Seem Long?’ (Hymns, nr.127).

Helaas overleed Ethel in 1937. Er woonden nog vijf ongetrouwde kinderen thuis toen ze stierf. Ouderling Smith had het gevoel dat hij een nieuwe vrouw en partner moest zoeken. In 1938 trad hij in de Salt Laketempel in het huwelijk met Jessie Evans Smith.

Iemand die hen goed kende, schreef: ‘Ondanks een leeftijdsverschil van zesentwintig jaar en verschillen in karakter, achtergrond en opleiding, kwamen Joseph Fielding en Jessie Evans Smith opmerkelijk goed overeen. […] Wat de wijde kloof tussen deze twee heel verschillende persoonlijkheden dichtte, was de oprechte liefde en het wederzijdse respect dat ze voor elkaar hadden.’10 (Zie pp. 6–23 van het boek.)

Een man die door geloof en studie leerde

Joseph Fielding Smith was in de kerk bekend als schriftgeleerde en kenner van het evangelie. Van jongs af aan had hij een onuitblusbaar verlangen om ‘kennis [te zoeken], ja, door studie en ook door geloof’ (LV 88:118). Hij las het hele Boek van Mormon tweemaal voor hij tien was. Als zijn vrienden hem miste, vonden ze hem meestal op de hooizolder, lezend in de Schriften.11

Een paar jaar later vertelde hij aan een groep mensen: ‘[Ik heb] vanaf het moment dat ik kon lezen, meer dan uit wat ook ter wereld, vreugde en voldoening gehaald uit het bestuderen van de Schriften.’12 (Zie hoofdstukken 10 en 18.)

Op een keer maakte president Heber J. Grant (1856–1945) een compliment over president Smiths evangeliekennis: ‘Onder de algemene autoriteiten beschouw ik jou als het meest geverseerd in de Schriften.’13

Zijn dorst naar kennis beperkte zijn deelname aan sport en spel niet, niet als jongen en zelfs niet als volwassene. Hij speelde graag honkbal en de vele andere spelletjes die door de jeugd in agrarische samenlevingen gespeeld werden. Als volwassene werd hij een enthousiast handballer en woonde hij de wedstrijden van zijn eigen kinderen geregeld bij. Hij nam ook deel aan sport tijdens familiereünies. Ik denk graag terug aan een spelletje softbal waarin mijn grootvader een bal sloeg die de camera raakte van een oom die foto’s nam.

Een liefdevol verdediger van het geloof

Zelfs vóór zijn roeping als apostel stond hij bekend als een verdediger van het geloof. Sommigen kregen hierdoor de verkeerde indruk dat hij een streng man was. Hoewel hij onophoudelijk getrouw was aan zijn verbonden en anderen aanmoedigde om het herstelde evangelie van Jezus Christus te omarmen, had hij ook een zachte kant die zijn familie en vrienden kenden. President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft ooit gezegd: ‘Heel vaak zeiden we, aangezien de Twaalf Israël zullen oordelen, dat we graag in zijn handen zouden willen vallen, omdat zijn oordeel mild, barmhartig, billijk en heilig zou zijn.’14

President Smith toonde die vriendelijkheid in een vergadering waarin een ongeval met een voertuig van de kerk werd besproken. Een bejaarde man zonder verzekering had het ongeval met zijn wagen veroorzaakt. Na enige tijd werd er geopperd om er een rechtszaak van te maken. Maar president Smith zei: ‘Ja, dat zouden we kunnen doen. En als we het hoog spelen, raakt de arme man misschien ook zijn rijbevoegdheid kwijt; en hoe zou hij dan zijn beroep moeten uitoefenen?’ Het comité veranderde van mening en liet de zaak met rust.15

Ik voelde hoe geliefd hij was toen ik met president Harold B. Lee (1899–1973) op de begraafplaats in Salt Lake City na de inwijding van president Smiths graf sprak. Ik vertelde hem: ‘President Lee, als familielid wil ik dat u weet hoezeer ik uw liefde voor mijn grootvader waardeer.’ Hij keek me in de ogen en zei met tederheid: ‘Ik hield van die man!’

Een getrouwe dienstknecht

President Smiths bediening werd gekenmerkt door gehoorzaamheid aan de opdracht uit de Schriften om bekering te prediken (zie bijvoorbeeld LV 6:9;11:9). Hij zei: ‘Welbeschouwd is het mijn taak — afgaand op de werkingen van de Geest des Heren die op mij rust als ik door de ringen van Zion reis — om tot de mensen te zeggen dat de tijd van bekering nu is en de heiligen der laatste dagen dringend te verzoeken hun verbonden […] indachtig te zijn […] en hun aan te sporen getrouw te zijn in alle dingen.’16 (Zie hoofdstuk 5.)

Gedurende bijna 96 jaar bad president Smith dat hij getrouw mocht blijven en tot het einde toe mocht volharden. President Boyd K. Packer, huidige president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft gezegd: ‘Hoewel hij al over de negentig was, bleef hij bidden dat hij “zijn verbonden en verplichtingen mocht nakomen en tot het einde toe mocht volharden.”’17

Voor president Smith was ‘getrouw’ meer dan een vaak herhaald woord. Het was een uiting van zijn hoop voor alle mensen — voor leden van de kerk die verbonden hadden gesloten en voor alle kinderen van onze Vader in de hemel. President Smith droeg ons op: ‘Allereerst en bovenal zoeken we het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid. Laten we steeds getrouw zijn en een verlangen hebben om de geboden van de Heer te onderhouden, Hem te eren en de verbonden die we met Hem gesloten hebben na te komen. Dat is mijn gebed voor heel Israël.’18 (Zie hoofdstukken 19–22.)

Als u zijn geïnspireerde leringen in gebed overpeinst, zal uw getuigenis versterkt worden en zult u de zuivere en eenvoudige waarheden van het evangelie van Jezus Christus beter begrijpen. Deze cursus zal uw verlangen om ‘getrouw’ te zijn, versterken.

Noten

  1. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Fielding Smith (2013), p. 16.

  2. Joseph Fielding Smith jr. en John J. Stewart, The Life of Joseph Fielding Smith (1972), p. 176.

  3. Leringen: Joseph Fielding Smith, p. 1; zie ook Bruce R. McConkie, ‘Joseph Fielding Smith: Apostle, Prophet, Father in Israel’, Ensign, augustus 1972, p. 29.

  4. Zie Bruce R. McConkie, “Joseph Fielding Smith,” p. 29.

  5. Joseph Fielding Smith, geciteerd in: The Life of Joseph Fielding Smith, p. 49.

  6. Geciteerd in: The Life of Joseph Fielding Smith, p. VII.

  7. Leringen: Joseph Fielding Smith, p. 76.

  8. Leringen: Joseph Fielding Smith, p. 275.

  9. Joseph Fielding Smith, geciteerd in Smith en Stewart, The Life of Joseph Fielding Smith, pp. 188–189.

  10. Leringen: Joseph Fielding Smith, pp. 22, 23.

  11. Zie Leringen: Joseph Fielding Smith, p. 4.

  12. Leringen: Joseph Fielding Smith, p. 4.

  13. Heber J. Grant. In: Francis M. Gibbons, Joseph Fielding Smith: Gospel Scholar, Prophet of God (1992), p. 290.

  14. Spencer W. Kimball. In: Bruce R. McConkie, ‘Joseph Fielding Smith’, Ensign, augustus 1972, p. 28.

  15. Zie Lucile C. Tate, Boyd K. Packer: A Watchman on the Tower (1995), p. 176.

  16. Joseph Fielding Smith, Conference Report, oktober 1919, p. 88; cursivering toegevoegd.

  17. Boyd K. Packer, ‘Covenants’, Ensign, november 1990, p. 84.

  18. Joseph Fielding Smith, Conference Report, oktober 1912, pp. 124–125

Boven: deze foto van de jonge Joseph Fielding Smith zat in de gezinsbijbel van zijn ouders. Rechts: president Smith speelde graag handbal met zijn broer David. Onder: Elder Smith (tweede van links) in 1901 met andere zendelingen in Engeland. De foto op de volgende pagina is ook tijdens zijn zending genomen. Rechtsonder: ouderling Smith (links) met medeapostel George Albert Smith, en Israel Smith, 1936.

Boven: Joseph Fielding Smith met zijn zoons. Rechtsboven: president David O. McKay begroet ouderling Smith, 1961. Rechts: president Smith op het podium in de Tabernakel in Salt Lake City. Onder: president Smith poseert tijdens een spelletje honkbal, een sport die hij als kind graag speelde.

Foto’s geplaatst met toestemming van de bibliotheek voor kerkgeschiedenis en de archieven van de familie Smith