2014
Wij zijn de handen van de Heer
April 2014


Wij zijn de handen van de Heer

Oog hebben voor de armen en omzien naar wie lijden zijn onmisbare kenmerken van een discipel van Jezus Christus.

In het begin van de crisisjaren in de jaren dertig van de vorige eeuw kwamen zes ringpresidenten uit de Salt Lake Valley bijeen om oplossingen te vinden voor de steeds donker wordende wolken van armoede en honger die vele leden van de kerk boven het hoofd hingen.1 Hoewel de economische crisis overal toesloeg, werd Utah in het bijzonder zwaar getroffen.2

In die periode hadden de kerkleiders maar weinig middelen om voor de behoeftigen te zorgen. Uiteraard konden ze de vastengaven aanwenden, maar die waren bij lange na niet voldoende om in de ongekende chronische behoefte te voorzien die zich toen voordeed. Op aanwijzing van de Presiderende Bisschap was begin 1900 een arbeidsbureau (Deseret Employment Bureau) in het leven geroepen. Maar dat bureau was niet berekend op de omvangrijke problemen die daarna speelden.

Deze zes priesterschapsleiders beseften dat de mensen in hun respectieve ringen dringend hulp nodig hadden. Zij moesten zonder uitstel maatregelen nemen. Zij begonnen mensen aan het werk te zetten. Zij organiseerden de mannen en lieten hen op diverse landerijen de oogst binnenhalen. In ruil voor hun arbeid voorzagen de dankbare boeren de mannen gul van voedsel. Het overschot werd naar een voorraadhuis gebracht en uitgedeeld aan anderen die honger hadden. Toen er steeds meer donaties binnenkwamen, begonnen de heiligen voedsel in te maken om het te conserveren. Dat was het begin van het hedendaagse welzijnsprogramma.

Acht decennia later waken de hedendaagse kerkleiders over de hele wereld over hun kudde en zijn net zo vastbesloten om de behoeftigen de helpende hand toe te steken.

In de oktoberconferentie van 2011 zei President Dieter F. Uchtdorf, tweede raadgever in het Eerste Presidium, het volgende: ‘Maar al te vaak merken we de behoeften van de mensen om ons heen op, in de hoop dat er als bij toverslag iemand van ver zal komen om in die behoeften te voorzien. Misschien wachten we op deskundigen met speciale expertise om bepaalde problemen op te lossen. Doen we dat, dan ontzeggen we onze naaste de dienst die wij kunnen verlenen, en ontzeggen we onszelf de kans om ons dienstbaar te maken. Hoewel er niets mis is met deskundigen, moeten we onder ogen zien dat er nooit genoeg deskundigen zullen zijn om alle problemen aan te pakken. In plaats daarvan heeft de Heer zijn priesterschap en organisatie op onze stoep gezet in alle landen waar de kerk gevestigd is.’3

Deze oproep aan plaatselijke kerkleiders en leden om onder inspiratie van de Heilige Geest aan de slag te gaan, heeft velen over de hele wereld ertoe aangezet om, zoals president Uchtdorf het zei, ‘zelf [te] bepalen wat [zij] moet[en] doen’.4 Zij hebben hun mouwen opgestroopt en zijn vastbesloten om ‘in alles aan de armen en de behoeftigen, de zieken en de bezochten’ te denken (LV 52:40).

Ecuador

Toen bisschop Johnny Morante in Guayaquil (Ecuador) de leden van zijn wijk in ogenschouw nam, maakte hij zich zorgen om hen. Te veel gezinnen wisten amper brood op de plank te krijgen. Hij wilde ze helpen, dus vroeg hij de leidinggevenden in de wijk en de Heer om raad.

Omdat banen in het gebied niet voor het oprapen lagen, begon hij met een groep van elf zusters te werken. Hij moedigde ze aan de mogelijkheden van een eigen bedrijfje aan te grijpen. Deze zusters merkten dat er behoefte was aan hoogwaardige, goedkope schoonmaakproducten voor in huis. Zij vroegen zich af of ze die konden produceren en in hun omgeving verkopen. Maar hoe konden ze die producten leren maken?

In die periode kwam bisschop Morante erachter dat er een werkloze zuster in zijn wijk was die in de farmaceutische industrie had gewerkt. Toen de elf zusters haar vroegen of ze wilde helpen, was ze graag bereid hun te leren hoe ze veilige, hoogwaardige producten konden maken.

Zij stelden een bedrijfsplan op, brachten gebieden in de omgeving in kaart die elke zuster zou bestrijken, kozen de producten die ze wilden maken, en ontwierpen de verpakking en etiketten.

In een paar maanden tijd hadden zij een klantenbestand opgebouwd en genereerden ze voldoende inkomsten en bestaansmiddelen om hun armoede te verlichten en mede in de behoeften van hun gezin te voorzien.

Toen de managers van een plaatselijk farmaceutisch bedrijf lucht kreeg van deze onderneming, wekte het verhaal van de werkloze vrouw die in de farmaceutische industrie had gewerkt hun nieuwsgierigheid op. Uiteindelijk werd ze uitgenodigd voor een gesprek en als hoofd van hun eigen productie aangenomen.

Rusland

In de wijk Rechnoi in Moskou (Rusland) gleed wijkhistoricus Galina Gontsjarova uit op wat ijs, waarbij ze haar beide armen brak. Ze werd naar het ziekenhuis gebracht, waar er gipsspalken werden aangelegd. Eten en aankleden kon ze niet meer zelf. Het haar kammen of zelfs de telefoon opnemen ging niet meer.

Toen de wijkleden hoorden wat er was gebeurd, kwamen ze meteen in actie. Priesterschapsdragers gaven haar een zegen en werkten met de ZHV-zusters samen aan een schema om deze goede zuster op te zoeken en naar behoefte bij te staan.

Vladimir Nechiporov, de wijkzendingsleider, zei: ‘We moesten denken aan een toespraak in een algemene conferentie over een beeld van Christus waar de handen aan ontbraken.5 Onder het beeld had iemand een bord aangebracht met de woorden: “Jullie zijn mijn handen.” Gedurende de paar weken dat deze goede zuster onthand was, had dat verhaal een bijzondere betekenis voor de leden van de wijk Rechnoi. Wij werden letterlijk haar handen.’

Filipijnen

Toen de tropische storm Washi in 2011 de Filipijnen aandeed, werd het gebied door water en wind geteisterd. Zo’n 41 duizend huizen werden vernield en meer dan twaalfhonderd mensen kwamen om.

Vóór de overstroming had Max Saavedra, president van de ring Cagayan de Oro (Filipijnen) de ingeving gekregen om een noodhulpteam voor de ring in het leven te roepen. Hij vormde comités voor uiteenlopende taken — van zoeken en redden tot eerste hulp en het zorgen voor voedsel, water en kleding.

Toen het water tot een veilig peil was gezakt, kwamen de leiders en leden van de kerk in actie. Zij trokken de veiligheid van elk lid na en namen de schade op. Een van de leden zorgde voor rubberboten om gestrande leden in veiligheid te brengen. De kerkgebouwen werden opengesteld om onderdak te bieden aan allen die voedsel, kleding, dekens en een tijdelijke verblijfplaats nodig hadden. Er was dringend behoefte aan schoon water, dus nam president Saavedra contact op met een bedrijf ter plaatse dat in het bezit van een brandweerwagen was. Daarmee vervoerde men schoon water naar de kerkgebouwen die als opvangcentra dienden. Leden met een professionele medische achtergrond schoten mensen te hulp die gewond waren.

Nadat de kerkleden waren geholpen en veilig waren, bezochten president Saavedra en zijn team andere opvangcentra in de stad en boden zij hun hulp aan. Zij zorgden voor voedsel en andere benodigdheden. Direct na de storm hielpen veel leden die zelf hun huis waren kwijtgeraakt anderen onbaatzuchtig. Nadat de regens ophielden en het water was weggevloeid, staken vrijwilligers van Mormoonse Helpende Handen uit drie ringen de handen uit de mouwen om benodigdheden uit te delen en bij de opruimwerkzaamheden te helpen.

Brazilië

In de stad Sete Lagoas (Brazilië) bevindt zich een opvanghuis voor vrouwen met een handicap wier leven door drugsmisbruik is aangetast. Elke dag moeten ze zien te overleven. Ze hadden een kleine oven waarmee ze ongeveer dertig broden per dag konden bakken. Hoewel de vrouwen enige hulp van een plaatselijke humanitaire organisatie ontvangen hadden, was er voor hen nauwelijks genoeg te eten. Toen kerkleiders van de ring Sete Lagoas (Brazilië) de behoeften van deze vrouwen ter ore kwamen, wilden ze hulp bieden.

Zij spraken met de vrouwen over wat ze nodig hadden. De vrouwen gaven te kennen dat ze wel meer broden wilden bakken. Dan zouden ze niet alleen zelf meer te eten hebben, maar wellicht ook een paar broden kunnen verkopen om zo wat geld te verdienen.

Kerkleiders en leden werkten samen met de plaatselijke militaire politie en een plaatselijke school om de omstandigheden voor deze vrouwen te verbeteren. Met de steun van een schenking door de kerk en de hulp van vrijwilligers uit de kerk en de gemeenschap konden zij een nieuwe bakkerij opzetten — waarin de vrouwen dagelijks driehonderd broden wisten te bakken.

Met de gegenereerde inkomsten konden de vrouwen van de bakkerij hun eerste vaste kracht in dienst nemen — een van de vrouwen in het opvanghuis.

Het werk van welzijnszorg

Net zoals die geïnspireerde kerkleiders tientallen jaren geleden de grote noden om zich heen zagen en niet ledig wilden toezien, doen leiders en leden van de kerk overal ter wereld tegenwoordig hetzelfde in hun eigen omgeving en op hun eigen wijze.

Toen president Uchtdorf tot de kerk over de zorg voor anderen sprak, zei hij: ‘De wijze van de Heer is niet om naast het stroompje te gaan zitten wachten tot het water voorbij is gegaan alvorens we oversteken. Het is bij elkaar komen, de mouwen opstropen, aan de slag gaan en een brug of een boot bouwen om de wateren van onze moeilijkheden over te steken.’6

Oog hebben voor de armen en omzien naar wie lijden zijn onmisbare kenmerken van een discipel van Christus. Het is het werk dat Jezus Christus zelf deed toen Hij de mensen in zijn tijd diende. ‘Zorgen op de wijze van de Heer is meer dan een van de vele artikelen in de catalogus met kerkprogramma’s’, zei president Uchtdorf tot slot. ‘We mogen het niet verwaarlozen of opzijschuiven. Het is een kernpunt van onze leer; het is het wezen van onze godsdienst.’7

Noten

  1. Vier van die ringpresidenten — Hugh B. Brown, Harold B. Lee, Henry D. Moyle en Marion G. Romney — werden later tot apostel en in het Eerste Presidium van de kerk geroepen. Harold B. Lee werd de elfde president van de kerk.

  2. In 1930 kende Utah het op een na hoogste werkloosheidscijfer in de Verenigde Staten. Zie Garth L. Mangum en Bruce D. Blumell, The Mormons’ War on Poverty: A History of LDS Welfare 1830–1990 (1993), p. 95.

  3. Dieter F. Uchtdorf, ‘Op ’s Heren eigen wijze’, Liahona, november 2011, p. 54.

  4. Dieter F. Uchtdorf, ‘Op ’s Heren eigen wijze’, p. 55.

  5. Zie Dieter F. Uchtdorf, ‘Jullie zijn mijn handen’, Liahona, mei 2010, p. 68.

  6. Dieter F. Uchtdorf, ‘Op ’s Heren eigen wijze’, p. 55.

  7. Dieter F. Uchtdorf, ‘Op ’s Heren eigen wijze’, pp. 55–56.