2014
De goddelijke bediening van Jezus Christus: Dienaar
juni 2014


Huisbezoekboodschap

De goddelijke bediening van Jezus Christus: Dienaar

Bestudeer dit materiaal onder gebed om te weten te komen wat u met de zusters moet bespreken. Op welke manier vergroot begrip van het leven en de zending van de Heiland ons geloof in Hem en is het een zegen voor hen over wie u waakt door middel van huisbezoek? Ga voor meer informatie naar reliefsociety.lds.org.

Geloof, gezin, hulp

Als we anderen dienen, zijn we echte volgelingen van Jezus Christus, die ons het goede voorbeeld heeft gegeven. President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Overal om ons heen zijn mensen die onze [hulp] nodig hebben. […] Wij zijn de handen van de Heer hier op aarde, en wij hebben de opdracht om al zijn kinderen te dienen en op te beuren.’1

Linda K. Burton, algemeen ZHV-presidente, heeft gezegd: ‘Als we oefenen kunnen we allemaal meer op de Heiland gaan lijken doordat we Gods kinderen dienen. Om […] anderen beter te kunnen [dienen], kunt u vier woorden in gedachte houden: “Eerst kijken, dan dienen.” […] Door dat te doen, komen wij onze verbonden na en zal ons dienstbetoon, zoals dat van president Monson, het bewijs zijn van ons discipelschap.’2

We kunnen elke ochtend bidden om mogelijkheden tot dienstbetoon te herkennen. ‘Hemelse Vader [zal] je leiden en engelen [zullen] je bijstaan’, heeft David L. Beck, algemeen jongemannenpresident, gezegd. ‘Je zult macht krijgen om mensen tot zegen te zijn en zielen te redden.’3

Uit de Schriften

Matteüs 20:25–28; 1 Nephi 11:27–28; 3 Nephi 28:18

Uit onze geschiedenis

In de oktoberconferentie van 1856 vertelde president Brigham Young (1801–1877) dat er nog pioniers waren die met hun handkarren de vlakten overstaken en dat iedereen meteen hulpgoederen voor hen moest inzamelen. Lucy Meserve Smith schreef: ‘[Vrouwen] trokken, daar in de tabernakel, hun petticoats [lange onderrokken], hun kousen, en alles wat ze konden missen uit, en laadden [ze] op de wagens.’

Toen de geredde pioniers in Salt Lake City aankwamen, schreef Lucy: ‘Ik heb nooit van mijn leven meer […] plezier gehad dan met deze taak, zo groot was de eensgezindheid onder ons. Ik hoefde maar een winkel binnen te gaan en te zeggen wat ik nodig had; als het stof betrof, werd het zonder kosten afgemeten.’4

President George Albert Smith (1870–1951) heeft over dienen gezegd: ‘Ons eeuwig geluk zal evenredig zijn aan hoe we ons toeleggen op het helpen van anderen.’5

Noten

  1. Thomas S. Monson, ‘Wat heb ik vandaag voor iemand gedaan?’, Liahona, november 2009, p. 86.

  2. Linda K. Burton, ‘Eerst kijken, dan dienen’, Liahona, november 2012, pp. 78, 80.

  3. David L. Beck, ‘Je heilige dienende plicht’, Liahona, mei 2013, p. 56.

  4. Lucy Meserve Smith, in Dochters in mijn koninkrijk: de geschiedenis en het werk van de zustershulpvereniging (2011), p. 42.

  5. George Albert Smith. In: Dochters in mijn koninkrijk, p. 87.

Wie is het, die Mij heeft aangeraakt? (detail), Gary L. Kapp