Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 7: De doop en de gave van de Heilige Geest


Hoofdstuk 7

De doop en de gave van de Heilige Geest

‘De doop met water, zonder de doop met vuur en de Heilige Geest, heeft geen zin; ze zijn beide noodzakelijk en onafscheidelijk met elkaar verbonden.’

Uit het leven van Joseph Smith

In de tijd van Joseph Smith stroomde de Susquehanna in grote bochten door bossen vol hard hout en pijnbomen, omringd door golvende heuvels en graanvelden. Het was de grootste rivier van Pennsylvania en maakte een belangrijk deel uit van het landschap rond Harmony. Omdat de rivier dichtbij zijn huis was en stille, afgelegen plekjes bood, trok de profeet zich er vaak terug om na te denken en te bidden.

Het was dan ook de oever van deze rivier waar de profeet en Oliver Cowdery zich op 15 mei 1829 terugtrokken om te bidden over de noodzaak om zich te laten dopen. In antwoord op hun gebed verscheen Johannes de Doper aan hen en bevestigde het Aäronisch priesterschap op hen, waarop hij hen opdracht gaf om elkaar te dopen. De zegening waarnaar ze geïnformeerd hadden, kon nu op de juiste wijze worden verstrekt, en met macht en gezag van God. Ze gingen in de rivier staan en doopten elkaar. Op aanwijzing van Johannes doopte Joseph eerst Oliver. Toen legde Joseph zijn handen op het hoofd van Oliver en verleende hem het priesterschap, waarop Oliver hetzelfde deed met Joseph. De profeet herinnerde zich later:

‘[Wij] ervoeren […] grote en heerlijke zegeningen van onze hemelse Vader. Nauwelijks had ik Oliver Cowdery gedoopt, of de Heilige Geest viel op hem en hij stond op en profeteerde vele dingen die weldra zouden plaatsvinden. En nogmaals, zodra ik door hem was gedoopt, kreeg ook ik de geest van profetie, toen ik opstond en profeteerde over de opkomst van deze kerk en vele andere dingen die met de kerk en deze generatie van de mensenkinderen verband hielden. Wij waren met de Heilige Geest vervuld, en verheugden ons in de God van ons heil’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:73).

De zegeningen van de doop werden al gauw ook aan andere gelovigen aangeboden. Later in de maand mei bezocht Samuel, jongere broer van de profeet, Joseph en Oliver in Harmony. ‘Wij (…) spanden ons in om hem te overtuigen van het evangelie van Jezus Christus dat op het punt stond om in zijn volheid te worden geopenbaard’, zei de profeet. Toen Samuel een getuigenis van het werk kreeg, doopte Oliver Cowdery hem en keerde Samuel ‘terug naar zijn vaders huis, onderweg God verheerlijkend en prijzend, vervuld met de Heilige Geest.’1 In juni doopte de profeet zijn oudere broer Hyrum, die al heel lang vast in de boodschap van de profeet geloofde. ‘Van die tijd af aan gingen velen geloven’, schreef Joseph, ‘en sommigen werden gedoopt terwijl wij de mensen verder onderwezen en overtuigden.’2

De profeet was vooral dankbaar dat zijn vader, Joseph Smith sr., zich liet dopen. De profeet had zijn vader zeer lief. Hij was de eerste geweest die de boodschap van de profeet geloofde nadat deze door Moroni was bezocht. Joseph sr. werd gedoopt op 6 april 1830, de dag waarop de kerk werd opgericht. Lucy Mack Smith, moeder van de profeet, herinnerde zich later: ‘Joseph stond op de oever toen zijn vader uit het water kwam. En toen hij hem de hand toestak, riep hij uit: “(…) Ik heb mijn vader nog in de ware kerk van Jezus Christus zien dopen” en begroef zijn gezicht in de boezem van zijn vader, net als Joseph in de oudheid deed toen hij zijn vader zag die naar Egypte was gekomen.’3

Op de dag dat de kerk werd opgericht ontvingen veel heiligen die al eerder waren gedoopt door de macht van het Melchizedeks priesterschap de gave van de Heilige Geest. De profeet Joseph Smith onderwees nadrukkelijk in het belang van zowel de doop als de oplegging van handen voor de gave van de Heilige Geest. ‘De doop met water, zonder de doop met vuur en de Heilige Geest, heeft geen zin. Ze zijn beide noodzakelijk en onafscheidelijk met elkaar verbonden. Iemand moet geboren worden uit water en Geest om het koninkrijk Gods binnen te gaan’, aldus de profeet.4

Leringen van Joseph Smith

De doop is noodzakelijk voor de verhoging

‘God heeft veel tekens gegeven op de aarde en in de hemelen. Bijvoorbeeld, de eik in het bos, de vrucht van de boom en het kruid op het veld zijn alle een teken dat daar zaad gezaaid is, want Hij heeft verordineerd dat elke boom, plant en kruid zaad moet voortbrengen naar zijn eigen soort en dat die niet door enige andere wet of beginsel voort kan komen.

‘Op grond van ditzelfde beginsel stel ik dat de doop een teken is dat door God verordineerd is en dat hij die in Christus gelooft op zich moet nemen zodat hij Gods koninkrijk in kan gaan, want de Heiland heeft gezegd: “(…) tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan” [Johannes 3:5]. Het is een teken en een gebod dat God de mens heeft gegeven om zijn koninkrijk te kunnen betreden. Zij die proberen het op een andere manier binnen te gaan, zullen er vruchteloos naar zoeken; want God zal hen niet ontvangen, noch zullen de engelen hun werken aanvaarden, want zij hebben de verordeningen niet gehoorzaamd, noch de tekens op zich genomen die God voor het heil van de mens heeft verordineerd om hem voor te bereiden en het recht te geven op celestiale heerlijkheid; en God heeft gelast dat allen die zijn stem niet gehoorzamen niet aan de verdoemenis der hel zullen ontkomen. Wat is de verdoemenis der hel? In dat gezelschap te verkeren dat zijn geboden niet heeft gehoorzaamd.

‘De doop is een teken voor God, engelen en de hemel dat wij de wil van God doen. God heeft geen andere manier onder de hemel verordineerd waarop de mens tot Hem kan komen om verlost te worden en Gods koninkrijk in te gaan dan door geloof in Jezus Christus, bekering en de doop ter vergeving van zonden — er is geen andere manier; en vervolgens hebt u de belofte van de gave van de Heilige Geest.’5

‘Als we de gewijde pagina’s van de Bijbel doorkijken, de woorden van de profeten en de uitspraken van de apostelen doorzoeken, vinden we geen enkel onderwerp dat zo nauw met ons heil verbonden is als dat van de doop. (…) Laten we daarbij goed begrijpen dat het woord dopen onderdompelen betekent. (…)

‘Het is waarschijnlijk wel gepast om de opdrachten en geboden van Jezus zelf aangaande dit onderwerp te behandelen. Hij zei tegen de twaalf, of destijds eigenlijk de elf: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.” Zo is het opgetekend door Matteüs. [Zie Matteüs 28:19–20.] In Marcus staan deze belangrijke woorden: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden’ (Marcus 16:15–16). (…)

‘(…) “Nikodemus, een overste der Joden; deze kwam des nachts tot Hem en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt als leraar; want niemand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is. Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Nikodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden? Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan” [Johannes 3:1–5].

‘Dit krachtige, bevestigende antwoord van Jezus met betrekking tot de doop door water maakt een einde aan de discussie over de vraag of God in het verleden, nu en voor altijd dezelfde is. Dan is het ook geen wonder dat Hij zo positief is in deze belangrijke verklaring: “Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden” [Marcus 16:16]. Er was geen enkele andere naam onder de hemelen gegeven, noch enige andere verordening toegelaten, waardoor de mens gered kon worden: geen wonder dat de apostel zei dat “gij met Hem begraven zijt in de doop”, maar zult worden opgewekt uit de dood! [Kolossenzen 2:12.] Geen wonder dat Paulus moest opstaan, gedoopt worden en zijn zonden wegwassen [zie Handelingen 9:17–18].

In alle bedelingen zijn er heiligen in de naam van Jezus Christus gedoopt

‘De mensen in de oudheid die in werkelijkheid de vaders van de kerk in verschillende tijdperken waren, toen de kerk op aarde bloeide (…) werden door de doop als lid in de kerk opgenomen, want uit de Schriften blijkt wel dat God niet verandert. De apostel zegt dat het evangelie de kracht Gods tot heil is voor hen die geloven; en hij vertelt ons ook dat het leven en de onsterfelijkheid door het evangelie aan het licht gebracht zijn [zie Romeinen 1:16; 2 Timoteüs 1:10]. (…)

‘Als we nu voor vanzelfsprekend aannemen dat de Schriften zeggen wat ze menen en menen wat ze zeggen, hebben we voldoende reden om aan de hand van de Bijbel te zeggen dat het evangelie altijd hetzelfde is geweest; dat de verordeningen om aan de vereisten ervan te voldoen dezelfde zijn; dat de functionarissen die erin moeten officiëren dezelfde zijn; en dat de tekens en vruchten die uit de beloften voortkomen dezelfde zijn. Daarom, daar Noach een prediker van gerechtigheid was, moet hij gedoopt zijn en door handoplegging tot het priesterschap geordend zijn — enz. Want niemand neemt die eer op zichzelf dan hij die van God is geroepen, zoals Aäron [zie Hebreeën 5:4]. (…)

‘(…) Het is duidelijk, en wij erkennen, dat als er zonde onder de mens was, bekering in het ene tijdperk van de wereld net zo nodig was als in ieder ander — en dat niemand een ander fundament kan leggen dan dit, dat door Jezus Christus is gelegd. Abel kon alleen rechtschapen genoemd worden omdat hij de geboden van God onderhield. Henoch was rechtschapen genoeg om in de tegenwoordigheid van God te komen en met Hem te wandelen. Hij moet dat zijn geworden door Gods geboden na te leven. En dat geldt voor iedere rechtschapen persoon, of het nu Noach was, prediker van gerechtigheid; Abraham, vader van de getrouwen; Jakob, zegevierder voor God; Mozes, de man die over Christus schreef en de wet in de vorm van geboden voortbracht, als een schoolmeester om mensen tot Christus te brengen; of Jezus Christus zelf, die geen bekering nodig had, daar Hij geen zonden begaan had, volgens zijn plechtige verklaring tegenover Johannes: Laat mij nu gedoopt worden, want niemand kan zonder deze verordening te gehoorzamen het koninkrijk ingaan, en zo betaamt het ons om alle gerechtigheid te vervullen [zie Matteüs 3:43, Bijbelvertaling van Joseph Smith]. Als het Johannes en Jezus Christus, de Heiland, betaamde om alle gerechtigheid te vervullen en gedoopt te worden, dan betaamt het toch beslist ook elke andere persoon die naar het koninkrijk des hemels streeft om hetzelfde te doen. Want Hij is de poort, en als iemand op enige andere wijze opklimt, is die een dief en een rover! [Zie Johannes 10:1–2.]

‘In de voorgaande eeuwen van de wereldgeschiedenis, voordat de Heiland in het vlees kwam, werden “de heiligen” gedoopt in de naam van Jezus Christus die zou komen, want er was geen enkele andere naam waardoor de mensen gered konden worden; en toen Hij in het vlees kwam en werd gekruisigd, opstond uit de dood en opsteeg naar de hemel, opdat de mens net zoals Hij in de doop begraven mocht worden en net zoals Hij in heerlijkheid mocht worden opgewekt, en er slechts één Heer, één geloof, één doop en één God en Vader van ons allen is [zie Efeziërs 4:5–6], zo is er ook slechts één poort naar de woningen van gelukzaligheid.’7

Kinderen die voor de jaren van verantwoordelijkheid sterven, hoeven niet te worden gedoopt; zij zijn verlost door de verzoening van Jezus Christus

‘De doop is voor de vergeving van zonden. Kinderen zijn zonder zonden. Jezus zegende hen en zei: “Doe wat gij Mij hebt zien doen.” Kinderen worden allen levend gemaakt in Christus, en mensen van rijpere jaren door geloof en bekering.’8

‘De leer om kinderen te dopen, of te besprenkelen, omdat zij anders in de hel moeten verkeren, is een onware leer die niet onderschreven wordt in de heilige Schrift, en komt niet overeen met het karakter van God. Alle kinderen worden verlost door het bloed van Jezus Christus en op het moment dat kinderen deze wereld verlaten, worden zij in de boezem van Abraham opgenomen.’9

Joseph Smith onderwees in april 1843 in het volgende (wat later opgetekend werd in Leer en Verbonden 137:1, 10): De hemelen werden ons geopend en ik aanschouwde het celestiale koninkrijk van God en de heerlijkheid ervan. (…) En ik zag ook dat alle kinderen die sterven eer ze de jaren van verantwoordelijkheid bereikt hebben, behouden worden in het celestiale koninkrijk van de hemel.’10

Na de doop in water, ontvangen wij de gave van de Heilige Geest door handoplegging

‘Het evangelie vereist de doop door onderdompeling tot vergeving van zonden, wat de oorspronkelijke betekenis van het woord in de brontaal is — namelijk begraven of onderdompelen. (…) Verder geloof ik in de gave van de Heilige Geest door handoplegging [zoals blijkt uit] Petrus’ prediking met Pinksteren in Handelingen 2:38. Als u iemand niet doopt voor de vergeving van zonden en om de Heilige Geest te verkrijgen, kunt u net zo goed een zandzak dopen. De doop in water is slechts een halve doop, en stelt niets voor zonder de andere helft — namelijk de doop met de Heilige Geest. De Heiland zegt: “Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan.” [Johannes 3:5.]’11

Daniel Tyler herinnerde zich een toespraak die de profeet in 1833 in Springfield (Pennsylvania) hield: ‘Tijdens zijn korte verblijf predikte hij in mijn vaders woning, een nederige blokhut. Hij las voor uit het derde hoofdstuk in Johannes (…) en legde het vijfde vers als volgt uit: ‘“Uit water en geest geboren worden betekent in water ondergedompeld worden voor de vergeving van zonden en daarna de gave van de Heilige Geest ontvangen. Dit geschiedt door middel van handoplegging door hen die hiertoe gezag van God hebben ontvangen.’12

‘Wedergeboren worden gebeurt door Gods Geest, door middel van verordeningen.’13

‘De doop is een heilige verordening die voorbereidt op het ontvangen van de Heilige Geest; het is het kanaal en de sleutel waardoor de Heilige Geest wordt toegediend. De gave van de Heilige Geest door handoplegging kan niet door middel van enig ander beginsel worden ontvangen dan het beginsel der rechtschapenheid.’14

‘Als we nu zouden trachten de gave van de Heilige Geest te krijgen met andere middelen dan de tekens of manier die God daarvoor heeft aangewezen — zouden we die dan krijgen? Absoluut niet; alle andere manieren zouden falen. De Heer zegt: doe dit en dat, dan zal Ik u zegenen.

‘Er horen bepaalde sleutelwoorden en tekens tot het priesterschap waar men zich aan moet houden om de zegening te verkrijgen. Het teken waarin Petrus [onderwees] was bekering en de doop ter vergeving van zonden, met de belofte van de gave van de Heilige Geest; en de gave van de Heilige Geest is op geen enkele andere wijze te verkrijgen [zie Handelingen 2:38].

‘Er is een verschil tussen de Heilige Geest en de gave van de Heilige Geest. Cornelius ontving de Heilige Geest voordat hij gedoopt was. Door de macht Gods werd hij overtuigd van de waarheid van het evangelie, maar pas na zijn doop kon hij de gave van de Heilige Geest ontvangen. Als hij dat teken of die verordening niet had ontvangen, zou de Heilige Geest, die hem van de waarheid van God had overtuigd, hem verlaten hebben. [zie Handelingen 10:1–48]. Pas toen hij deze verordeningen had gehoorzaamd en de gave van de Heilige Geest had ontvangen doordat iemand hem naar de orde Gods de handen had opgelegd, kon hij de zieken genezen of een boze geest uitwerpen en hem die laten gehoorzamen; want de geesten hadden anders, net als tegen de zoons van Skevas, kunnen zeggen: “Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar wie zijt gij?” [Zie Handelingen 19:13–15.]’15

In december 1839 waren Joseph Smith en Elias Higbee in Washington D.C. om genoegdoening te vragen voor het onrecht wat de heiligen in Missouri was aangedaan. In die periode schreven ze het volgende aan Hyrum Smith: ‘In ons gesprek met de president [van de Verenigde Staten] vroeg hij ons waarin wij in onze godsdienst verschilden van de andere godsdiensten in deze tijd. Broeder Joseph zei dat we verschilden in onze manier van dopen en in de gave van de Heilige Geest door handoplegging. Wij vonden dat alle andere overwegingen onder de gave van de Heilige Geest vielen.’16

De gave van de Heilige Geest geeft ons gemoedsrust, vreugde, goddelijke leiding en andere gaven

‘Wij geloven in de gave van de Heilige Geest die wij nu bezitten, net als in de tijd van de apostelen; wij geloven dat die [gave van de Heilige Geest] nodig is om het priesterschap in te stellen en te organiseren, dat niemand tot enig ambt in de bediening kan worden geroepen zonder die gave; wij geloven ook in profetie, de gave van talen, visioenen, openbaringen, gaven en genezingen; en dat wij deze dingen alleen kunnen ervaren met de gave van de Heilige Geest. Wij geloven dat de heilige mannen in tijden vanouds spraken onder invloed van de Heilige Geest, en dat heilige mannen in deze tijd op basis van datzelfde beginsel spreken; wij geloven dat Hij een trooster is en iemand die getuigt, dat Hij ons zaken in herinnering brengt, ons leidt in alle waarheid, en ons zaken toont die gaan komen; wij geloven dat “niemand kan zeggen: Jezus is de Here, dan door de heilige Geest.” [Zie 1 Korintiërs 12:3.] Wij geloven erin [in deze gave van de Heilige Geest], in al zijn volheid en kracht en grootsheid en heerlijkheid.’17

In februari 1847, bijna drie jaar nadat de profeet Joseph Smith de martelaarsdood had ondergaan, verscheen hij aan president Brigham Young en gaf hem deze boodschap: ‘Zeg de mensen dat zij nederig en getrouw moeten zijn en dat ze ervoor moeten zorgen de Geest van de Heer bij zich te houden, dan zal Hij hen ten goede leiden. Wees behoedzaam en negeer de stille, zachte stem niet; zij zal u zeggen [wat u] moet doen en waar u heen moet; dat zal de vruchten van het koninkrijk voortbrengen. Zeg tegen de broeders dat ze hun hart open moeten stellen, zodat ze in staat zijn om de overtuiging van de Heilige Geest te ontvangen. Ze kunnen de Geest van de Heer van alle andere geesten onderscheiden. Hij zal hen gemoedsrust geven en hun ziel vreugde influisteren; Hij zal kwaadaardigheid, haat, twist en goddeloosheid uit hun hart bannen. Dan zullen zij alleen nog maar het verlangen hebben om goed te doen, rechtschapenheid voort te brengen en het koninkrijk van God op te bouwen. Zeg tegen de broeders dat als zij naar de Geest van de Heer luisteren, ze op het goede pad zullen blijven.’18

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Lees de pagina’s 95–97, waar de profeet Joseph Smith vertelt hoe hij zich voelde toen Oliver en hij werden gedoopt, en toen zijn vader werd gedoopt. Welke herinneringen hebt u aan uw eigen doop of de doop van familieleden of vrienden? Overweeg die herinneringen op te schrijven in uw dagboek of levensgeschiedenis.

  • De uitspraken op de pagina’s 98–102 zijn ontleend aan boodschappen van Joseph Smith aan mensen die al gedoopt waren. Waarom zouden gedoopte leden van de kerk aan deze waarheden herinnerd moeten worden? Welke nieuwe inzichten heeft het bestuderen van deze leringen u opgeleverd?

  • Wat zou u zeggen tegen een vriend die meent dat de doop niet nodig is? Wat zou u zeggen tegen een vriend die gelooft dat baby’s moeten worden gedoopt? (Zie voor enkele voorbeelden p. 102.)

  • Lees de alinea die begint onderaan p. 102. Waarom is de doop ‘niets waard’ zonder de gave van de Heilige Geest? Joseph Smith heeft gezegd: ‘Er is een verschil tussen de Heilige Geest en de gave van de Heilige Geest’ (zie p. 104). Wat zijn in uw ervaring enkele zegeningen die we kunnen krijgen door de gave van de Heilige Geest?

  • Lees de eerste alinea op pagina 105. Waarom is de manier van dopen een aanzienlijk verschil tussen de herstelde kerk en andere kerken? Waarom is de gave van de Heilige Geest een belangrijk verschil? In welke opzichten vallen ‘alle andere overwegingen onder de gave van de Heilige Geest’?

  • Bestudeer de laatste alinea in dit hoofdstuk (pp. 105–106). Bedenk hoe u zo kunt leven dat u in aanmerking komt voor het ontvangen en herkennen van de influisteringen van de Heilige Geest.

Relevante teksten: Johannes 15:26; Romeinen 6:3–6; 2 Nephi 31:13; 3 Nephi 11:18–41; Moroni 8:1–23

Noten

  1. History of the Church, deel 1, p. 44; uit ‘History of the Church’ (manuscript), boek A–1, p. 19, kerkarchieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah, VS).

  2. History of the Church, deel 1, p. 51; uit ‘History of the Church’ (manuscript), boek A–1, p. 23, kerkarchieven.

  3. Lucy Mack Smith, ‘The History of Lucy Smith, Mother of the Prophet’, manuscript uit 1844–1845, boek 9, p. 12, kerkelijke archieven.

  4. History of the Church, deel 6, p. 316; uit een leerrede van Joseph Smith op 7 april 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff, Willard Richards, Thomas Bullock en William Clayton.

  5. History of the Church, deel 4, pp. 554–555; uit een leerrede van Joseph Smith op 20 maart 1842 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  6. ‘Baptism’, redactioneel artikel in Times and Seasons, 1 september 1842, pp. 903–905; alinea-indeling gewijzigd; cursivering verwijderd; Joseph Smith was redacteur van het tijdschrift.

  7. ‘Baptism’, redactioneel artikel in Times and Seasons, 1 september 1842, pp. 904–905; alinea-indeling gewijzigd; cursivering verwijderd; Joseph Smith was redacteur van het tijdschrift.

  8. History of the Church, deel 5, p. 499; uit een leerrede van Joseph Smith op 9 juli 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  9. History of the Church, deel 4, p. 554; uit een leerrede van Joseph Smith op 20 maart 1842 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff; zie ook aanhangel, p. 562, punt 3.

  10. Leer en Verbonden 137:1, 10; visioen, op 21 januari 1836 in de tempel te Kirtland (Ohio) gegeven aan Joseph Smith.

  11. History of the Church, deel 5, p. 499; alinea-indeling gewijzigd; uit een leerrede van Joseph Smith op 9 juli 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  12. Daniel Tyler, ‘Recollections of the Prophet Joseph Smith’, Juvenile Instructor, 15 februari 1892, pp. 93–94; alinea-indeling gewijzigd.

  13. History of the Church, deel 3, p. 392; uit een leerrede van Joseph Smith ca. juli 1839 te Commerce (Illinois); opgetekend door Willard Richards.

  14. History of the Church, deel 3, p. 379; alinea-indeling gewijzigd; uit een leerrede van Joseph Smith op 27 juni 1839 te Commerce (Illinois); opgetekend door Willard Richards.

  15. History of the Church, deel 4, p. 555; uit een leerrede van Joseph Smith op 20 maart 1842 in Nauvoo (Illinois); uit een verslag van Wilford Woodruff.

  16. History of the Church, deel 4, p. 42; uit een brief van Joseph Smith en Elias Higbee aan Hyrum Smith en andere kerkleiders, 5 december 1839, Washington D.C.; de president van de Verenigde Staten was destijds Martin Van Buren.

  17. History of the Church, deel 5, p. 27; uit ‘Gift of the Holy Ghost’, een hoofdartikel in Times and Seasons, 15 juni 1842, p. 823; Joseph Smith was de redacteur van het tijdschrift.

  18. Aangehaald door Brigham Young in Brigham Young, Office Files, Brigham Young, Vision, 17 februari 1847, kerkelijke archieven.

Afbeelding
Joseph Smith Sr.

De vader van de profeet, Joseph Smith sr., werd op 6 april 1830 gedoopt. Toen zijn vader uit het water opkwam, ‘begroef [de profeet] zijn gezicht in de boezem van zijn vader en weende hardop van vreugde’.

Afbeelding
Alma baptizing others

Alma doopt in de wateren van Mormon. Joseph Smith heeft gezegd: ‘Voordat de Heiland in het vlees kwam, werden “de heiligen” gedoopt in de naam van Jezus Christus die komen zou, want er is nooit een andere naam geweest waardoor de mens verlost kon worden.’

Afbeelding
young woman being confirmed

De Heilige Geest wordt gegeven middels ‘handoplegging door hen die hiertoe gezag van God hebben ontvangen.’