Schriften
Leer en Verbonden 110


Afdeling 110

Visioenen die de profeet Joseph Smith en Oliver Cowdery op 3 april 1836 werden getoond in de tempel te Kirtland (Ohio). De gelegenheid was een bijeenkomst op de sabbatdag. Joseph Smiths geschiedenis vermeldt: ‘’s Middags hielp ik de andere presidenten met het ronddienen van het avondmaal van de Heer aan de kerk, na het ontvangen te hebben van de Twaalf, die het voorrecht hadden die dag aan de heilige tafel te officiëren. Nadat ik deze dienst voor mijn broeders had verricht, trok ik mij terug naar het spreekgestoelte, achter de neergelaten gordijnen, en knielde neer, samen met Oliver Cowdery, in plechtig en stil gebed. Toen we na het gebed waren opgestaan, werd het volgende visioen aan ons beiden ontvouwd.’

1–10: de Heer Jehova verschijnt in heerlijkheid en aanvaardt de Kirtlandtempel als zijn huis; 11–12: zowel Mozes als Elias verschijnen; zij dragen hun sleutels en bedelingen over; 13–16: Elia keert terug en draagt de sleutels van zijn bedeling over zoals Maleachi had beloofd.

1 De sluier werd van ons verstand weggenomen en de ogen van ons begrip werden geopend.

2 Wij zagen de Heer op de balustrade van het spreekgestoelte staan, vóór ons; en onder zijn voeten bevond zich een plaveisel van zuiver goud, dat amberkleurig was.

3 Zijn ogen waren als een vurige vlam; het haar op zijn hoofd was zo wit als zuivere sneeuw; zijn gelaat straalde nog helderder dan de zon; en zijn stem was als het bruisen van geweldige wateren, ja, de stem van Jehova, die zei:

4 Ik ben de eerste en de laatste; Ik ben het die leeft, Ik ben het die werd gedood; Ik ben uw voorspraak bij de Vader.

5 Zie, uw zonden zijn u vergeven; u bent rein voor mijn aangezicht; daarom, hef uw hoofd op en verheug u.

6 Laat het hart van uw broeders zich verheugen, en laat het hart van mijn gehele volk, dat met zijn kracht dit huis voor mijn naam heeft gebouwd, zich verheugen.

7 Want zie, Ik heb dit huis aanvaard en hier zal mijn naam zijn; en in dit huis zal Ik Mij in genade aan mijn volk bekendmaken.

8 Ja, Ik zal aan mijn dienstknechten verschijnen en met mijn eigen stem tot hen spreken, indien mijn volk mijn geboden onderhoudt en dit heilig huis niet bezoedelt.

9 Ja, het hart van duizenden en tienduizenden zal zich grotelijks verheugen ten gevolge van de zegeningen die zullen worden uitgestort, en de begiftiging waarmee mijn dienstknechten in dit huis begiftigd zijn.

10 En de roem van dit huis zal zich verbreiden naar vreemde landen; en dit is het begin van de zegening die op het hoofd van mijn volk zal worden uitgestort. Ja, amen.

11 Toen dit visioen zich had gesloten, werden de hemelen opnieuw voor ons geopend; en Mozes verscheen voor ons en droeg de sleutels aan ons over van de vergadering van Israël uit de vier delen van de aarde en van het leiden van de tien stammen uit het land in het noorden.

12 Daarna verscheen Elias, die de bedeling van het evangelie van Abraham overdroeg en zei dat in ons en in onze nakomelingen alle geslachten na ons gezegend zouden zijn.

13 Toen dit visioen zich had gesloten, werden wij overweldigd door nog een groot en heerlijk visioen; want de profeet Elia, die naar de hemel was opgenomen zonder de dood te smaken, stond voor ons en zei:

14 Zie, de tijd is ten volle gekomen waarvan gesproken is door de mond van Maleachi — die getuigde dat hij [Elia] zou worden gezonden voordat de grote en geduchte dag van de Heer zou komen —

15 om het hart van de vaders tot de kinderen terug te brengen, en de kinderen tot de vaders, opdat de gehele aarde niet met een ban zou worden geslagen.

16 Daarom worden de sleutels van deze bedeling in uw handen overgedragen; en hierdoor kunt u weten dat de grote en geduchte dag van de Heer nabij is, ja, voor de deur staat.