Schriften
Leer en Verbonden 132


Afdeling 132

Openbaring gegeven te Nauvoo (Illinois) bij monde van de profeet Joseph Smith, opgeschreven op 12 juli 1843, over het nieuw en eeuwigdurend verbond, met inbegrip van de eeuwigheid van het huwelijksverbond en het beginsel van het meervoudig huwelijk. Hoewel de openbaring in 1843 werd opgetekend, bestaan er bewijzen dat de profeet al in 1831 bekend was met een aantal van de beginselen die in deze openbaring aan de orde komen. Zie Officiële Verklaring 1.

1–6: verhoging wordt verkregen door het nieuw en eeuwigdurend verbond; 7–14: de bepalingen en voorwaarden van dat verbond worden uiteengezet; 15–20: het celestiale huwelijk en de voortzetting van het gezin stellen de mensheid in staat om goden te worden; 21–25: de nauwe en smalle weg voert tot eeuwige levens; 26–27: de wet met betrekking tot lastering van de Heilige Geest wordt gegeven; 28–39: beloften van eeuwig nakomelingschap en verhoging worden in alle tijden aan de profeten en heiligen gedaan; 40–47: Joseph Smith ontvangt de macht om te binden en te verzegelen op aarde en in de hemel; 48–50: de Heer verzegelt zijn verhoging op hem; 51–57: Emma Smith wordt aangeraden om getrouw en oprecht te zijn; 58–66: wetten die het meervoudig huwelijk regelen, worden uiteengezet.

1 Voorwaar, aldus zegt de Heer tot u, mijn dienstknecht Joseph: Omdat u Mij hebt gevraagd te mogen weten en begrijpen hoe Ik, de Heer, mijn dienstknechten Abraham, Izak en Jakob, alsook Mozes, David en Salomo, mijn dienstknechten, heb gerechtvaardigd betreffende het beginsel en de leer dat zij vele vrouwen en bijvrouwen hadden —

2 zie, ja, zie, Ik ben de Heer, uw God, en zal u antwoord geven betreffende deze aangelegenheid.

3 Daarom, bereid uw hart erop voor de aanwijzingen die Ik u nu ga geven, te ontvangen en te gehoorzamen, want allen aan wie deze wet wordt geopenbaard, moeten die ook gehoorzamen.

4 Want zie, Ik openbaar u een nieuw en een eeuwigdurend verbond; en indien u zich niet aan dat verbond houdt, bent u verdoemd; want niemand kan dat verbond verwerpen en in mijn heerlijkheid worden toegelaten.

5 Want allen die uit mijn hand een zegen willen verkrijgen, moeten zich houden aan de wet die voor die zegen werd gesteld, en aan de voorwaarden ervan, zoals die vóór de grondlegging van de wereld werden vastgesteld.

6 En wat het nieuw en eeuwigdurend verbond betreft: het werd ingesteld voor de volheid van mijn heerlijkheid; en wie daarvan een volheid ontvangt, moet en zal zich aan de wet houden of hij zal worden verdoemd, zegt de Here God.

7 En voorwaar, Ik zeg u dat dit de voorwaarden van deze wet zijn: alle verbonden, contracten, verbintenissen, verplichtingen, eden, geloften, verrichtingen, betrekkingen, verenigingen of verwachtingen die niet worden gesloten, aangegaan en verzegeld door de Heilige Geest van de belofte, door hem die is gezalfd, zowel voor tijd als voor alle eeuwigheid, en dat ook zeer heilig is, door openbaring en gebod door middel van mijn gezalfde, die Ik op aarde heb aangewezen om die macht te bezitten (en Ik heb mijn dienstknecht Joseph Smith aangewezen om die macht in de laatste dagen te bezitten; en er is op aarde altijd maar één tegelijk aan wie die macht en de sleutels van dat priesterschap zijn verleend), zijn in en na de opstanding uit de doden zonder enige uitwerking, waarde of kracht; want alle contracten die niet met dat doel zijn gesloten, komen tot een eind wanneer de mensen dood zijn.

8 Zie, mijn huis is een huis van orde, zegt de Here God, en niet een huis van wanorde.

9 Zal Ik een offer aanvaarden, zegt de Heer, dat niet wordt gebracht in mijn naam?

10 Of zal Ik uit uw handen iets aannemen dat Ik niet heb voorgeschreven?

11 En zal Ik u iets voorschrijven, zegt de Heer, anders dan door een wet, die Ik en mijn Vader u hebben verordonneerd voordat de wereld was?

12 Ik ben de Heer, uw God; en Ik geef u dit gebod — dat niemand tot de Vader zal komen dan door Mij of door mijn woord, dat mijn wet is, zegt de Heer.

13 En alles wat in de wereld is, hetzij door mensen verordonneerd of door tronen of prinsdommen of machten of zaken van naam, wat die ook mogen zijn, wat niet uit Mij of uit mijn woord is, zegt de Heer, zal worden neergeworpen en zal niet blijven bestaan nadat de mensen dood zijn, in noch na de opstanding, zegt de Heer, uw God.

14 Want alle dingen die blijven bestaan, zijn uit Mij; en alle dingen die niet uit Mij zijn, zullen worden geschud en verwoest.

15 Daarom, indien een man een vrouw huwt in de wereld en hij haar niet huwt door Mij of door mijn woord en zich met haar verbindt zolang hij in de wereld is, en zij met hem, dan zijn hun verbond en huwelijk niet van kracht wanneer zij dood zijn en wanneer zij uit de wereld zijn; daarom zijn zij niet door enige wet gebonden wanneer zij uit de wereld zijn.

16 Daarom, wanneer zij uit de wereld zijn, huwen zij niet, noch worden zij ten huwelijk gegeven, maar zij worden aangewezen als engelen in de hemel, welke engelen dienende wezens zijn, om hen te dienen die een veel grotere en een alles te boven gaande en een eeuwige mate van heerlijkheid waardig zijn.

17 Want deze engelen hielden zich niet aan mijn wet; daarom kunnen zij geen nakomelingen hebben, maar blijven in hun geredde toestand in alle eeuwigheid op zichzelf en ongehuwd, zonder verhoging; en het zijn voortaan geen goden, maar engelen van God tot in alle eeuwigheid.

18 En voorts, voorwaar, Ik zeg u: Indien een man een vrouw huwt en een verbond met haar sluit voor tijd en alle eeuwigheid, maar dat verbond niet door Mij is of door mijn woord, dat mijn wet is, en niet is verzegeld door de Heilige Geest van de belofte, bij monde van hem die Ik heb gezalfd en tot die macht heb aangewezen, dan is dat niet geldig of van kracht wanneer zij uit de wereld zijn, omdat zij niet door Mij zijn samengevoegd, zegt de Heer, noch door mijn woord; wanneer zij uit de wereld zijn, kan het daar niet worden aanvaard, omdat daar de engelen en de goden zijn gesteld, die zij niet kunnen voorbijgaan; daarom kunnen zij mijn heerlijkheid niet beërven, want mijn huis is een huis van orde, zegt de Here God.

19 En voorts, voorwaar, Ik zeg u: Indien een man een vrouw huwt door mijn woord, dat mijn wet is, en door het nieuw en eeuwigdurend verbond, en het wordt op hen verzegeld door de Heilige Geest van de belofte, door hem die is gezalfd, aan wie ik deze bevoegdheid en de sleutels van dat priesterschap heb verleend; en het zal hun worden gezegd: U zult in de eerste opstanding voortkomen; en indien het na de eerste opstanding is, dan in de volgende opstanding; en tronen, koninkrijken, prinsdommen en machten, heerschappijen en alle hoogten en diepten beërven — dan zal het in het Boek des Levens van het Lam worden geschreven dat hij geen moord mag plegen waarbij onschuldig bloed wordt vergoten, en indien u zich aan mijn verbond houdt en geen moord pleegt waarbij onschuldig bloed wordt vergoten, zullen hun alle dingen geschieden die mijn dienstknecht op hen heeft bevestigd, in tijd en in alle eeuwigheid; en zullen volledig van kracht zijn wanneer zij uit de wereld zijn; en zij zullen de engelen passeren, en de goden die daar zijn gesteld, op weg naar hun verhoging en verheerlijking in alle dingen, zoals op hun hoofd is verzegeld, en die heerlijkheid zal een volheid en een voortzetting zijn van nakomelingschap tot in alle eeuwigheid.

20 Dan zullen zij goden zijn, want zij hebben geen eind; daarom zullen zij van eeuwigheid tot eeuwigheid zijn, want zij gaan verder; dan zullen zij boven alles zijn, omdat alle dingen aan hen onderworpen zijn. Dan zullen zij goden zijn, omdat zij alle macht bezitten, en de engelen zijn aan hen onderworpen.

21 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Tenzij u zich aan mijn wet houdt, kunt u die heerlijkheid niet bereiken.

22 Want nauw is de poort en smal de weg die voert tot de verhoging en de voortzetting van de levens, en slechts weinigen vinden die, omdat u Mij in de wereld niet aanneemt, noch kent u Mij.

23 Maar indien u Mij in de wereld aanneemt, dan zult u Mij kennen en uw verhoging ontvangen, opdat waar Ik ben, ook u zult zijn.

24 Dit is eeuwige levens: de enige wijze en ware God kennen, en Jezus Christus, die Hij gezonden heeft. Ik ben het. Aanvaard daarom mijn wet.

25 Wijd is de poort en breed de weg die tot de dood leidt; en velen zijn er die daar binnengaan, omdat zij Mij niet aannemen, noch zich aan mijn wet houden.

26 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Indien een man een vrouw huwt volgens mijn woord, en zij verzegeld worden door de Heilige Geest van de belofte, volgens mijn voorschrift, en hij of zij welke zonde of overtreding dan ook begaat tegen het nieuw en eeuwigdurend verbond en allerlei godslasteringen uit, maar als zij geen moord plegen waarbij zij onschuldig bloed vergieten, zullen zij toch in de eerste opstanding tevoorschijn komen en hun verhoging ingaan; maar in het vlees zullen zij vernietigd worden en overgeleverd worden aan de slagen van Satan tot de dag van verlossing, zegt de Here God.

27 De lastering van de Heilige Geest, die in de wereld noch uit de wereld vergeven zal worden, bestaat hierin dat u moord pleegt waarbij u onschuldig bloed vergiet en instemt met mijn dood, nadat u mijn nieuw en eeuwigdurend verbond hebt aanvaard, zegt de Here God; en wie zich niet aan die wet houdt, kan in geen geval mijn heerlijkheid ingaan, maar zal verdoemd worden, zegt de Heer.

28 Ik ben de Heer, uw God, en zal u de wet van mijn heilig priesterschap geven, zoals die door Mij en mijn Vader werd verordonneerd voordat de wereld was.

29 Abraham ontving alle dingen, wat hij ook ontving, door openbaring en gebod, door mijn woord, zegt de Heer, en is zijn verhoging ingegaan en is gezeten op zijn troon.

30 Abraham ontving beloften aangaande zijn nakomelingen en de vrucht van zijn lendenen — uit wiens lendenen u bent, namelijk mijn dienstknecht Joseph — die zouden voortbestaan zolang zij in de wereld waren; en wat Abraham en zijn nakomelingen betreft, uit de wereld zouden zij voortbestaan; zowel in de wereld als uit de wereld zouden zij voortbestaan, zo ontelbaar als de sterren; ofwel, indien u het zand aan de oever van de zee zou tellen, hen zou u niet kunnen tellen.

31 Deze belofte is ook de uwe, want u bent uit Abraham, en de belofte werd aan Abraham gedaan; en door deze wet worden de werken van mijn Vader voortgezet, waarin Hij Zich verheerlijkt.

32 Ga daarom heen en doe de werken van Abraham; treed toe tot mijn wet en u zult behouden worden.

33 Maar indien u niet tot mijn wet toetreedt, kunt u de belofte van mijn Vader, die Hij aan Abraham heeft gedaan, niet ontvangen.

34 God gebood Abraham, en Sara gaf Hagar aan Abraham tot vrouw. En waarom deed zij dat? Omdat dit de wet was; en uit Hagar zijn vele mensen voortgekomen. Daarom vervulde dit, onder andere, de beloften.

35 Stond Abraham daarom onder veroordeling? Voorwaar, Ik zeg u: Neen, want Ik, de Heer, had het geboden.

36 Abraham werd geboden zijn zoon Izak te offeren; toch stond er geschreven: U zult niet doodslaan. Abraham weigerde echter niet, en het werd hem toegerekend als gerechtigheid.

37 Abraham ontving bijvrouwen en zij baarden hem kinderen; en het werd hem toegerekend als gerechtigheid, omdat zij hem waren gegeven en hij zich aan mijn wet hield; en ook Izak en Jakob deden niets anders dan wat hun werd geboden; en omdat zij niets anders deden dan wat hun werd geboden, zijn zij hun verhoging ingegaan, volgens de beloften, en zij zijn op een troon gezeten en zijn geen engelen, maar zijn goden.

38 Ook David ontving vele vrouwen en bijvrouwen, en ook Salomo en Mozes, mijn dienstknechten, evenals vele anderen van mijn dienstknechten, vanaf het begin van de schepping tot op deze tijd; en in niets hebben zij gezondigd, behalve in die dingen die zij niet ontvingen van Mij.

39 Davids vrouwen en bijvrouwen werden hem door Mij gegeven, door de hand van Nathan, mijn dienstknecht, en andere profeten die de sleutels van deze macht bezaten; en in geen van die dingen heeft hij tegen Mij gezondigd, behalve in het geval van Uria en zijn vrouw; en daarom is hij van zijn verhoging gevallen en heeft zijn deel ontvangen; en hij zal hen uit de wereld niet beërven, want Ik heb hen aan een ander gegeven, zegt de Heer.

40 Ik ben de Heer, uw God, en Ik heb u, mijn dienstknecht Joseph, een opdracht gegeven, en Ik herstel alle dingen. Vraag wat u wilt, en het zal u gegeven worden volgens mijn woord.

41 En omdat u Mij hebt gevraagd aangaande overspel, voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Indien een man een vrouw aanneemt in het nieuw en eeuwigdurend verbond, en indien zij bij een andere man is, en Ik haar niet heb toebedeeld door de heilige zalving, heeft zij overspel gepleegd en zal zij vernietigd worden.

42 Indien zij niet onder het nieuw en eeuwigdurend verbond staat, en zij bij een andere man is, heeft zij overspel gepleegd.

43 En indien haar man bij een andere vrouw is, en hij onder een gelofte stond, heeft hij zijn gelofte verbroken en overspel gepleegd.

44 En indien zij geen overspel heeft gepleegd, maar onschuldig is en haar gelofte niet heeft verbroken, en zij het weet en Ik het u, mijn dienstknecht Joseph, openbaar, dan zult u macht hebben door de macht van mijn heilig priesterschap, om haar te nemen en te geven aan iemand die geen overspel heeft gepleegd, maar getrouw is geweest; want hij zal tot heerser over veel worden gesteld.

45 Want Ik heb u de sleutels en de bevoegdheid van het priesterschap verleend, waardoor Ik alle dingen herstel en u te zijner tijd alle dingen bekendmaak.

46 En voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat wat u ook verzegelt op aarde, verzegeld zal zijn in de hemel; en wat u ook bindt op aarde, in mijn naam en volgens mijn woord, zegt de Heer, zal voor eeuwig gebonden zijn in de hemelen; en wie u ook hun zonden kwijtscheldt op aarde, die zullen hun voor eeuwig kwijtgescholden zijn in de hemel; en wie u ook hun zonden toerekent op aarde, die zullen hun toegerekend zijn in de hemel.

47 En voorts, voorwaar, Ik zeg u: Wie u ook zegent, zal Ik zegenen; en wie u ook vervloekt, zal Ik vervloeken, zegt de Heer; want Ik, de Heer, ben uw God.

48 En voorts, voorwaar, Ik zeg u, mijn dienstknecht Joseph, dat wat u ook geeft op aarde, en aan wie u ook iemand geeft op aarde, door mijn woord en volgens mijn wet, het zal met zegeningen gepaard gaan en niet met vervloekingen, en met mijn macht, zegt de Heer, en zal zonder veroordeling zijn, op aarde en in de hemel.

49 Want Ik ben de Heer, uw God, en Ik zal met u zijn zelfs tot aan de voleinding van de wereld, en door alle eeuwigheid; want voorwaar, Ik verzegel uw verhoging op u en bereid voor u een troon in het koninkrijk van mijn Vader, bij Abraham, uw vader.

50 Zie, Ik heb uw opofferingen gezien en zal al uw zonden vergeven; Ik heb uw opofferingen gezien in gehoorzaamheid aan hetgeen Ik u heb gezegd. Ga daarom, en Ik bereid een weg voor uw ontkoming, zoals Ik Abrahams offer van zijn zoon Izak heb aangenomen.

51 Voorwaar, Ik zeg u: Een gebod geef Ik aan mijn dienstmaagd, Emma Smith, uw vrouw, die Ik u heb gegeven, dat zij zich weerhoudt en niet deelneemt aan hetgeen Ik u gebood haar aan te bieden; want Ik heb dat gedaan, zegt de Heer, om u beiden te beproeven, zoals Ik Abraham heb beproefd, en opdat Ik een offerande uit uw hand zou kunnen vergen, door een verbond en offer.

52 En laat mijn dienstmaagd, Emma Smith, allen aanvaarden die zijn gegeven aan mijn dienstknecht Joseph, en die deugdzaam en rein zijn voor mijn aangezicht; en wie niet rein zijn, en hebben gezegd dat zij rein zijn, zullen vernietigd worden, zegt de Here God.

53 Want Ik ben de Heer, uw God, en u zult mijn stem gehoorzamen; en Ik geef het mijn dienstknecht Joseph dat hij tot heerser over vele dingen zal worden gesteld, want hij is getrouw geweest over enkele dingen, en van nu af zal Ik hem sterken.

54 En Ik gebied mijn dienstmaagd, Emma Smith, te blijven en mijn dienstknecht Joseph aan te hangen, en niemand anders. Maar indien zij zich niet aan dat gebod houdt, zal zij vernietigd worden, zegt de Heer; want Ik ben de Heer, uw God, en Ik zal haar vernietigen indien zij zich niet houdt aan mijn wet.

55 Maar indien zij zich niet aan dit gebod houdt, dan zal mijn dienstknecht Joseph alle dingen voor haar doen, zoals hij heeft gezegd; en Ik zal hem zegenen en vermenigvuldigen en hem in deze wereld honderdvoudig geven: vaders en moeders, broeders en zusters, huizen en land, vrouwen en kinderen, en kronen van eeuwige levens in de eeuwige werelden.

56 En verder, voorwaar, Ik zeg: Laat mijn dienstmaagd mijn dienstknecht Joseph zijn overtredingen vergeven; en dan zullen haar overtredingen, waarmee zij tegen Mij heeft overtreden, haar worden vergeven; en Ik, de Heer, uw God, zal haar zegenen en haar vermenigvuldigen en haar hart zich doen verheugen.

57 En voorts zeg Ik: Laat mijn dienstknecht Joseph zijn eigendom niet uit handen geven, opdat er niet een vijand komt en hem vernietigt: want Satan tracht te vernietigen; want Ik ben de Heer, uw God, en hij is mijn dienstknecht; en zie, ja, zie, Ik ben met hem, zoals Ik was met Abraham, uw vader, ja, tot zijn verhoging en heerlijkheid.

58 Welnu, wat de wet van het priesterschap betreft: er zijn vele dingen die daarmee verband houden.

59 Voorwaar, indien een man door mijn Vader wordt geroepen, zoals Aäron, door mijn eigen stem, en door de stem van Hem die Mij gezonden heeft, en Ik hem met de sleutels van de macht van dit priesterschap heb begiftigd, dan zal hij, indien hij iets doet in mijn naam, en volgens mijn wet en door mijn woord, geen zonde begaan, en Ik zal hem rechtvaardigen.

60 Laat daarom niemand mijn dienstknecht Joseph aanvallen, want Ik zal hem rechtvaardigen; want hij zal het offer brengen dat Ik wegens zijn overtredingen uit zijn hand verg, zegt de Heer, uw God.

61 En voorts, wat de wet van het priesterschap betreft — indien een man een maagd huwt, en er nog een wenst te huwen, en de eerste haar toestemming geeft, en indien hij de tweede huwt, en zij maagden zijn en jegens geen andere man een gelofte hebben afgelegd, dan is hij gerechtvaardigd; hij kan geen overspel plegen, want ze zijn hem gegeven; want hij kan geen overspel plegen met wie hem toebehoort en niemand anders.

62 En indien hem onder die wet tien maagden worden gegeven, kan hij geen overspel plegen, want zij behoren hem toe, en ze zijn hem gegeven; daarom is hij gerechtvaardigd.

63 Als echter een of wie ook van de tien maagden, nadat zij gehuwd is, bij een andere man is, dan heeft zij overspel gepleegd, en zal vernietigd worden; want ze zijn hem gegeven om zich te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen, volgens mijn gebod, en om de belofte te vervullen die door mijn Vader werd gedaan vóór de grondlegging van de wereld, en voor hun verhoging in de eeuwige werelden, opdat zij de mensenzielen zullen baren; want daarin wordt het werk van mijn Vader voortgezet, opdat Hij zal worden verheerlijkt.

64 En voorts, voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Indien een man die de sleutels van deze macht bezit, een vrouw heeft, en hij haar de wet van mijn priesterschap aangaande deze dingen leert, dan moet zij geloven en hem dienen, anders zal zij vernietigd worden, zegt de Heer, uw God; want Ik zal haar vernietigen; want Ik zal mijn naam grootmaken bij allen die mijn wet aanvaarden en zich eraan houden.

65 Daarom zal het gewettigd zijn in mijn bestel, indien zij deze wet niet aanvaardt, dat hij alle dingen ontvangt die Ik, de Heer, zijn God, hem wil geven, omdat zij niet geloofde en hem niet diende volgens mijn woord; en zij wordt dan de overtreedster; en hij is vrijgesteld van de wet van Sara, die Abraham diende volgens de wet toen Ik Abraham gebood Hagar tot vrouw te nemen.

66 En nu, wat deze wet betreft, voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik zal u hierna nog meer openbaren; daarom, laat dit voor het ogenblik voldoende zijn. Zie, Ik ben de Alfa en de Omega. Amen.