Kerkgeschiedenis
Het evangelie in Wallonië verkondigen


‘Het evangelie in Wallonië verkondigen’, Verhalen uit de hele wereld: België (2022)

‘Het evangelie in Wallonië verkondigen’, Verhalen uit de hele wereld: België

Het evangelie in Wallonië verkondigen

Na hun doop in 1888 hielpen Frederick Pieper en zijn familieleden de zendelingen vol vuur tijdens hun incidentele bezoeken aan België. Met hun hulp stichtten de zendelingen kleine gemeenten in Brussel en Luik, waar enthousiaste nieuwe kerkleden naar gelegenheden zochten om hun naasten in het evangelie te onderwijzen. In 1892 was Pieper enkele maanden president van de gemeente Antwerpen voordat hij met zijn gezin naar Utah emigreerde.

Luttele maanden na hun huwelijk keerden Pieper en zijn jonge bruid, Oline Johansen, een heilige der laatste dagen uit Noorwegen, in oktober 1894 als zendelingen naar Europa terug. Toen Oline een ernstig geval van bronchitis kreeg en in januari 1895 overleed, verloor Pieper zich in het zendingswerk. Hij reisde door Duitsland, Nederland en België en predikte in het Duits, Nederlands, Frans en Engels.

Tijdens de conferentie van de Nederlandse Zending in maart 1896 kreeg Pieper de opdracht om samen met Jean-Baptiste Ripplinger naar Luik te gaan. Net voordat hij naar de conferentie in Rotterdam was gereisd, had Ripplinger een groepje christenen gevonden die, ontevreden met de kerken in hun streek, op zoek waren naar een kerk die meer op de nieuwtestamentische kerk leek.

Toen Ripplinger voor het eerst tot deze groep predikte, herkenden velen de waarheid in zijn woorden, terwijl anderen zijn boodschap verwierpen. De controverse nam toe toen enkele leden van de groep zich lieten dopen. Nadat een openbaar debat met een plaatselijke predikant tot meer belangstelling voor Ripplingers prediking had geleid, publiceerden de plaatselijke geestelijken een reeks aanvallen op hem. Omdat de interesse in de kerk in het gebied toenam, werd Pieper gevraagd om Ripplinger te vergezellen. Na een reeks openbare debatten met plaatselijke geestelijken verwierven de zendelingen de reputatie dat ze prima in staat waren de beginselen van het herstelde evangelie te verdedigen.

Op 11 november 1896 lieten Bartholomëus en Hubertina Creuiwels en hun dochter, Maria, zich dopen. Bartholomëus, een vooraanstaande plaatselijke handelaar die als leek in de katholieke kerk werkzaam was, had een grote invloed, waardoor de kerk in aanzien steeg. Het nieuws van zijn doop werd in Brusselse en Luikse kranten gepubliceerd, en veel nieuwsgierigen zochten de zendelingen op en gingen naar de kerk om meer te weten te komen.

Tijdens een bijeenkomst bij de familie Creuiwels omsingelde een menigte van meer dan vierhonderd man het huis en eiste dat de zendelingen ophielden met prediken. Toen de zendelingen dat weigerden, gooide de menigte stenen naar het huis totdat de politie de groep verjoeg.

Kort daarop huurden de zendelingen een grote ruimte die aan ruim 125 mensen plaats bood. Het gebouw puilde echter vaak uit tijdens hun bijeenkomsten, waarbij belangstellenden voor deuren en ramen naar de toespraken stonden te luisteren. Ondanks de grote interesse lieten slechts 25 mensen zich dopen.

De kerk in Franstalig België groeide enkele jaren langzaam, en veel nieuwe leden emigreerden al gauw naar de Verenigde Staten. Het aantal leden in de regio was klein, maar ze waren sterk en getrouw. Tegen het begin van de Tweede Wereldoorlog waren er gemeenten in Luik, Seraing, Charleroi, Brussel en Namen.