2003
Zij hebben ook tot ons gesproken
November 2003


Zij hebben ook tot ons gesproken

Ideeën voor kinderen en hun ouders

Weet jij nog wat er gezegd is in de algemene conferentie? Wat heb jij ervan opgestoken? Met de volgende ideeën kun je de raad van de kerkleiders in je leven toepassen.

President Gordon B. Hinckley: ‘Tot onze jonge mensen, de prachtige jongeren van deze generatie, zeg ik: Wees trouw. Blijf bij je geloof. Sta pal voor het goede. (…)

‘Houd je aan je normen. Bid om de leiding en bescherming van de Heer. Hij zal je nooit in de steek laten. Hij zal je troosten. Hij zal je steunen.’

Bespreek deze raad uit de toespraak die op pagina 82 begint. Neem daarna Mijn evangelienormen door die achter op je boekje Geloof in God staan. Bespreek met je ouders hoe je je normen probeert na te leven.

President Thomas S. Monson, eerste raadgever in het Eerste Presidium: ‘Toen de twaalfde verjaardag van onze jongste zoon, Clark, naderde, kwam president Harold B. Lee naar ons toe op het moment dat wij samen het bestuursgebouw van de kerk verlieten. Ik zei dat Clark binnenkort twaalf werd, waarop president Lee aan hem vroeg: “Wat gebeurt er met jou als je twaalf wordt?”

‘(…). Clark zei zonder aarzelen tegen president Lee: “Ik word tot diaken geordend!”

‘Op dat antwoord had president Lee gewacht. Toen zei hij tegen onze zoon: “Vergeet niet dat het een grote zegen is om het priesterschap te dragen.”’

Sla de toespraak op pagina 56 op. Lees over de hulp die president Monson een lid van de wijk bood toen hij nog een diaken was. Bespreek hoe jij he buren of een lid van de wijk of gemeente kunt helpen.

President James E. Faust, tweede raadgever in het Eerste Presidium: ‘Op een keer is grootvader in de winter naar Idaho gereisd, naar een kennis die het erg moeilijk had. Het was koud en de vriend van opa had geen jas. Opa deed zijn jas uit en gaf die aan hem.

‘(…). Je zult meer over jezelf te weten komen als je op zoek gaat naar meer kennis over je voorouders.’

Lees de verhalen in de toespraak die begint op pagina 53. Vraag je ouders een opmerkelijk verhaal te vertellen over een van hun voorouders. Schrijf het verhaal op.

President Boyd K. Packer, waarnemend president van het Quorum der Twaalf Apostelen: ‘Denk eens aan het eerste visioen waarbij Joseph in het bos neerknielde. Onmiddellijk werd hij door dikke duisternis omhuld. Hij werd door de macht van de vijand aangegrepen, een werkelijk bestaand wezen uit de niet-zichtbare wereld. Wat hij deed kan ieder van jullie doen: hij riep God aan en de kwade macht ging bij hem weg.

‘Er schuilt grote kracht in het gebed. Als zoon of dochter van God kun je, net als Joseph, tot God in de naam van Jezus Christus om kracht bidden.’

Bespreek dit verhaal uit de toespraak die begint op pagina 24. Vertel wat Joseph Smith daarna in het heilige bos overkwam. Geschiedenis van Joseph Smith 1:15–20.

Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen: ‘Denk bijvoorbeeld aan het geloof van een jongen van een jaar of acht die een operatie moest ondergaan wegens een acute blindedarmontsteking. Toen hij op de operatietafel lag, keek hij op naar de chirurg en zei: “Dokter, wilt u voor me bidden voordat u met de operatie begint?”

‘De chirurg keek de jongen verbaasd aan en zei: “Ik kan niet voor je bidden.”’

In de toespraak die begint op pagina 44 kun je lezen wat de jongen toen deed. Denk dan eens terug aan de keren dat jouw gebeden zijn beantwoord. Als je wilt, kun je dat aan je ouders vertellen.

Ouderling Sheldon F. Child van de Zeventig: ‘Als God genoeg van ons houdt om ons profeten te sturen, moeten wij genoeg van Hem houden om hen te volgen. Door de profeten te volgen, vinden we beschutting tegen de stormen van het leven en worden we naar Christus geleid.’

Zie de toespaak die begint op pagina 8. Schrijf op hoe jij de raad gaat opvolgen die president Hinckley in deze conferentie heeft gegeven.

Sydney S. Reynolds, eerste raadgever in het algemeen jeugdwerkpresidium: ‘De Heiland heeft zijn leven voor ieder van ons gegeven. Hij kent onze vreugde en ons verdriet. Hij kent mijn naam en uw naam.’

Zie de toespraak die begint op pagina 76. Hoe weet je dat Jezus Christus jouw naam, jouw vreugde en jouw verdriet weet? Bespreek hoe je zijn liefde voor Hem kunt tonen.