Kerk maakt in algemene conferentie toename in aantal leden en zendelingen bekend

President Thomas S. Monson maakte aan het begin van de 183ste algemene oktoberconferentie op 5 oktober 2013 bekend dat de kerk nu meer dan vijftien miljoen leden telt. Hij maakte ook bekend dat het aantal zendelingen dat over de hele wereld werkzaam is, na het verlagen van de zendingsleeftijd in oktober 2012, fors gestegen is van 58.500 naar 80.333.

‘De kerk blijft gestaag groeien en verandert elk jaar het leven van steeds meer mensen’, aldus president Monson. ‘Zij verspreidt zich over de aarde doordat ons zendingsleger in contact komt met mensen die naar de waarheid op zoek zijn.’

Hij moedigde leden en zendelingen aan samen te werken om het evangelie te verkondigen. ‘De tijd is nu aangebroken voor de leden en zendelingen om de handen ineen te slaan en in de wijngaard van de Heer te werken en zielen tot Hem te brengen’, zei president Monson die nu vijftig jaar apostel is.

Tijdens de zaterdagmiddagbijeenkomst werden drie leden van het Eerste Quorum der Zeventig — ouderlingen John B. Dickson, Paul E. Koelliker en F. Michael Watson — eervol ontheven en het emeritaat verleend. Ouderling Kent D. Watson van het Tweede Quorum der Zeventig werd tevens eervol ontheven. Ook werden Julio A. Angulo (45) uit Bogotá (Colombia); Peter F. Evans (54) uit Salt Lake City (Utah, VS); en Gennady N. Podvodov (47) uit Donetsk (Oekraïne) als gebiedszeventiger gesteund. De ontheffing van César H. Hooker en Craig T. Wright als gebiedszeventiger werd bekendgemaakt.

Miljoenen over de hele wereld volgden het verloop van de conferentie via de tv, radio, satelliet en het internet. Voor het eerst was de priesterschapsbijeenkomst op zaterdagavond rechtstreeks beschikbaar via de tv en het internet. Op 5 en 6 oktober woonden ruim honderdduizend mensen de vijf bijeenkomsten van de algemene conferentie bij in het Conferentiecentrum in Salt Lake City (Utah, VS). De conferentie kon ook via verschillende media in 95 talen en 197 landen en territoriums gevolgd worden.

President Monson spoorde de leden van de kerk aan het einde van de conferentie aan om vriendelijker voor elkaar te zijn en ‘altijd het werk van de Heer te doen’.