2 Nephi 11–25

• De profetieën van Jesaja zijn beter te begrijpen als we weten wanneer ze zijn geschreven. Om aan een bespreking van Jesaja’s profetieën in 2 Nephi te beginnen, kunt u de klas vragen om hoofdstuk 11 te doorzoeken en verschillende van Nephi’s doelen op te sommen waarvoor hij Jesaja zo uitvoerig citeerde. Ze kunnen passages aanhalen, die ze bij hun individuele studie of studie in gezinsverband van 2 Nephi 12–24 hebben ontdekt, en waarvan ze vinden dat die deze doelen hebben bewerkstelligd. Hoe draagt een begrip van de doelen van Nephi ertoe bij dat uw klas meer aan de geschriften van Jesaja heeft? Spoor ze aan deze doelen in gedachten te houden bij de klassikale bespreking van de geschriften van Jesaja.

• Omdat Jesaja zoveel symbolische taal gebruikt, is het al te makkelijk om zijn krachtig getuigenis van Jezus Christus over het hoofd te zien. Hier is een activiteit waarmee iedereen in de les zich op dat getuigenis kan concentreren. U kunt Schriftverwijzingen uit 2 Nephi 12–24 waar iets over de Heiland in staat op bladen papier zetten (bijvoorbeeld, 2 Nephi 13:13; 14:4–6; 15:1–7; 16:1–7; 17:14; 18:14–15; 19:6–7; 21:1–5; 22:2). Elk lid van de klas kan een blad kiezen, de verzen bestuderen en dan op het blad schrijven wat hij of zij over Jezus Christus heeft geleerd. Dan kunnen de klasleden de papieren ruilen en aanvullen met gedachten of inzichten over diezelfde verzen. U kunt uw klas dan de kans gunnen om te bespreken wat ze van Jesaja en elkaar geleerd hebben waardoor hun dankbaarheid jegens Jezus Christus is vergroot.

• In de profetie in 2 Nephi 19:6 worden verschillende titels van Jezus Christus opgesomd. Vraag eventueel iemand het lijstje op het bord te schrijven en vraag dan de klas om te bespreken waarom elk van deze titels een passende omschrijving van de Heiland is. Hoe heeft Christus deze rollen voor ons vervuld? Om meer over deze titels te weten te komen, kan het nuttig zijn de verwijzingen van de voetnoten in 2 Nephi 19:6 op te zoeken.

• Bepaalde delen van de profetieën van Jesaja zijn in het bijzonder voor ons van belang omdat ze aspecten van Gods werk in de laatste dagen beschrijven. U kunt bijvoorbeeld 2 Nephi 21:10–12 bestuderen. Daarin wordt een banier beschreven die zal worden opgeheven om Gods volk te verzamelen. Hoe hebben we gezien dat de Heer zijn volk geestelijk heeft vergaderd? Misschien kunnen enkele klasleden vertellen waarom ze met Gods volk in de kerk willen vergaderen of zich ermee verenigen. Ze willen misschien graag hun eigen banieren maken waarop evangeliebeginselen staan of te zien zijn waarvan zij denken dat mensen ernaar ‘vragen’ en die helpen om Gods kinderen in onze tijd te ‘verzamelen’ en ‘vergaderen’ (verzen 10 en 12). Hoe kunnen we aan de vergadering bijdragen?

• Een andere manier om deze leerstelling te bespreken, is door de volgende thema’s op het bord te schrijven: Verstrooiing van Israël, Vergadering van Israël en Profetieën van Christus. U kunt hoofdstukken uit 2 Nephi 12–24 aan groepjes in de klas toewijzen en ze vragen om verzen op te zoeken die over deze dingen gaan, en deze verzen onder de juiste kop op het bord te schrijven. Welke boodschappen bevatten deze verzen? (Het kan nuttig zijn de klas te vertellen dat Leer en Verbonden 113:1–6 een hulpmiddel kan zijn om 2 Nephi 21:1–5, 10 beter te begrijpen.)

• Lofzangen zoals ‘Hoog op der bergen kruin’ (Lofzangen, nr. 5) of ‘De Heer is mijn Licht’ (Lofzangen, nr. 57), die gedeeltelijk op de profetieën in 2 Nephi 12:2–5 en 2 Nephi 22 zijn gebaseerd, kunnen de boodschappen en de geest van Jesaja’s woorden bevestigen.

• In 2 Nephi 14:4–6 heeft Jesaja over de veiligheid en vrede geprofeteerd die de rechtvaardigen zullen hebben nadat de Heer hun zonden heeft ‘afgewassen’ en ‘verwijderd’. Hoewel deze verzen omstandigheden beschrijven die in het duizendjarig rijk zullen bestaan, kunnen ze klasleden helpen wanneer ze temidden van de goddeloosheid van de laatste dagen geestelijke veiligheid zoeken. Vraag ze na te denken wat het inhoudt om ‘een wolk en rook’ en een ‘vlammend vuur’ op hun ‘woning’ en ‘samenkomsten’ te hebben, en het te bespreken (vers 5; zie ook Exodus 13:21–22). Wat zijn enkele dingen die te vergelijken zijn met de hitte, storm en regen die in vers 6 staan vermeld? Hoe kunnen we een toevlucht vinden? (Zie ook LV 115:6.) Misschien kan de klas manieren voorstellen om ervoor te zorgen dat ons huis en onze kerkbijeenkomsten een plaats van geestelijke bescherming zijn.

• De klas kan waarschijnlijk Nephi’s verlangen begrijpen om ‘onze kinderen, en ook onze broeders, ertoe te bewegen in Christus te geloven’. Hoe arbeidde Nephi ‘ijverig’ om zijn doel te bereiken (2 Nephi 25:23)? Misschien kan de klas in 2 Nephi 25:19–29 naar leringen over de Heiland en zijn evangelie zoeken die Nephi zijn volk wilde leren. Daarna kunnen ze vertellen wat ze hebben gedaan om hun familie en vrienden in deze beginselen te onderwijzen. Bijvoorbeeld, hoe hebben ze in het beginsel onderwezen ‘dat wij, na alles wat wij kunnen doen, door de genade worden gered’? (De uitspraak van president Dieter F. Uchtdorf in ‘Bijkomende leermiddelen’ kan hierbij voor inzicht zorgen.) Hoe hebben ze anderen geholpen om zich in Christus te verheugen?

Als aanvulling op uw bespreking van 2 Nephi 19:6, kunt u samen naar ‘For unto us a child is born’ van het Tabernacle Choir at Temple Square kijken of luisteren (ChurchofJesusChrist.org).

President Dieter F. Uchtdorf heeft als commentaar op Nephi’s woorden in 2 Nephi 25:23 gezegd:

‘Ik vraag me af of we de zinsnede “na alles wat wij kunnen doen” soms verkeerd uitleggen. We moeten begrijpen dat “na” niet “vanwege” betekent.

‘We worden niet gered “vanwege” alles wat we kunnen doen. Heeft er iemand onder ons alles gedaan wat wij kunnen doen? Wacht God tot we alles geprobeerd hebben voordat Hij met zijn verlossende genade in ons leven ingrijpt? […]

‘Ik ben er zeker van dat Nephi wist dat de genade van de Heiland ons toestaat en in staat stelt om zonde te overwinnen [zie 2 Nephi 4:19–35; Alma 34:31]. Daarom werkte Nephi zo hard om zijn kinderen en broeders te bewegen “in Christus te geloven en met God te worden verzoend” [2 Nephi 25:23].

Tenslotte is dát wat wij wél kunnen doen! En dat is onze opgave in het sterfelijk leven!’ (‘De gave van genade’, Liahona, mei 2015, 110.)