Seminarie
3. De verzoening van Jezus Christus


3. De verzoening van Jezus Christus, Basisdocument kerkleerbeheersing (2018)

3. De verzoening van Jezus Christus

Afbeelding
de herrezen Heiland

3.1. Jezus Christus is in de voorsterfelijke raadsvergadering als onze Heiland en Verlosser geordend. Hij kwam naar de aarde en leed en stierf vrijwillig om de gehele mensheid te verlossen van de negatieve gevolgen van de val en om de straf voor onze zonden te voldoen. De overwinning van Jezus Christus over de geestelijke en lichamelijke dood door zijn lijden, dood en opstanding wordt de verzoening genoemd. Zijn offer is gebracht voor een ieder van ons en laat zien hoe oneindig kostbaar elk kind van onze hemelse Vader is (zie LV 18:10–11).

3.2. Het is alleen door Jezus Christus dat wij verlost kunnen worden omdat Hij de enige was die een oneindige en eeuwige verzoening voor de gehele mensheid tot stand kon brengen (zie Alma 34:9–10). Alleen Hij had de macht om over de lichamelijke dood te zegevieren. Van zijn moeder, Maria, een sterfelijke vrouw, erfde Hij het vermogen om te sterven. Van God, zijn onsterfelijke Vader, erfde Hij de macht om eeuwig te leven of zijn leven af te leggen en dit weer op te nemen. Alleen Hij kon ons verlossen van onze zonden. Omdat Hij een volmaakt, zondeloos leven heeft geleid, hadden de eisen van de gerechtigheid geen vat op Hem en kon Hij de schuld betalen voor diegenen die zich bekeren.

3.3. De verzoening van Jezus Christus bestond uit het lijden voor de zonden van het mensdom in de hof van Gethsémané, het vergieten van zijn bloed, zijn lijden en dood aan het kruis en zijn letterlijke opstanding uit het graf. Hij was de eerste die uit de dood opstond. Hij verrees uit het graf met een verheerlijkt, onsterfelijk lichaam van vlees en beenderen (zie Lukas 24:36–39). Dankzij zijn verzoening zal de gehele mensheid verrijzen met een volmaakt, onsterfelijk lichaam en terug worden gebracht in Gods tegenwoordigheid om geoordeeld te worden. Het zoenoffer van Jezus Christus opende voor ons de enige weg naar reiniging en vergeving van onze zonden zodat wij voor eeuwig in Gods tegenwoordigheid kunnen leven (zie Jesaja 1:18; LV 19:16–19).

3.4. Als onderdeel van zijn verzoening heeft Jezus Christus niet alleen voor onze zonden geboet, maar ook de pijnen, verleidingen, ziekten en zwakheden van alle mensen doorgemaakt (zie Jesaja 53:3–5; Alma 7:11–13). Hij begrijpt ons lijden, omdat Hij dat zelf heeft meegemaakt. Als wij in geloof tot Hem komen, zal de Heiland ons de kracht geven om onze lasten te dragen en taken te verrichten die we op eigen kracht niet zouden kunnen volbrengen (zie Mattheüs 11:28–30; Ether 12:27).

3.5. Toen Jezus de prijs voor onze zonden betaalde, nam Hij daarmee niet onze verantwoordelijkheid weg. Om zijn offer te aanvaarden, gereinigd te worden van onze zonden, en het eeuwige leven te beërven, moeten we geloof oefenen in Hem, ons bekeren en laten dopen, de Heilige Geest ontvangen, en getrouw tot het einde van ons leven volharden.

Gerelateerde verwijzingen: Johannes 3:5; 1  Korinthe 15:20–22; Mosiah 3:19; 3  Nephi 11:10–11; 3  Nephi 27:20; LV 76:22–24

Gerelateerde onderwerpen: De Godheid: Jezus Christus; Het heilsplan: de val; Verordeningen en verbonden

Geloof in Jezus Christus

3.6. Het eerste beginsel van het evangelie is geloof in de Heer Jezus Christus. Ons geloof brengt ons alleen verlossing als dit verankerd is in Jezus Christus (zie Helaman 5:12).

3.7. Geloof in Christus houdt in een vast geloof te hebben dat Hij de eniggeboren Zoon van God en de Heiland en Verlosser van de wereld is. We moeten inzien dat we alleen bij onze hemelse Vader kunnen terugkeren als we onze hoop vestigen op de oneindige verzoening van zijn Zoon en door Jezus Christus te vertrouwen en zijn leringen te volgen. Geloof is meer dan passief iets aannemen; het komt tot uitdrukking in onze leefwijze (zie Jakobus 2:17–18). Geloof kan toenemen door te bidden, de Schriften te bestuderen en Gods geboden te onderhouden.

Gerelateerde verwijzingen: Spreuken 3:5–6; Ether 12:6; LV 6:36

Gerelateerd onderwerp: Geestelijke kennis verkrijgen

Bekering

3.8. Geloof in Jezus Christus en onze liefde voor Hem en onze hemelse Vader brengen ons tot bekering. Bekering maakt deel uit van het plan van onze hemelse Vader voor al zijn kinderen die toerekenbaar voor hun keuzes zijn. Deze gave is mogelijk door de verzoening van Jezus Christus. Het is een verandering van ons denken en ons hart. Het houdt in dat we ons afkeren van zonden en onze gedachten, daden en verlangens op God richten en onze wil op de zijne afstemmen (zie Mosiah 3:19).

3.9. Bekering is inzien dat wij hebben gezondigd; berouw hebben, of een ‘droefheid voelen die overeenkomstig de wil van God is’ (2 Korinthe 7:10) voor zonden die we hebben begaan; onze zonden aan onze hemelse Vader en zo nodig aan anderen belijden; deze zonden niet meer herhalen; waar mogelijk de schade die onze zonden anderen hebben toegebracht herstellen; en ons hele leven ernaar streven Gods geboden te gehoorzamen (zie LV 58:42–43). De Heer belooft ons dat Hij bij de doop onze zonden vergeeft; elke keer dat we oprecht aan het avondmaal deelnemen met het verlangen om de Heiland te gedenken en zijn geboden te onderhouden, hernieuwen we dat verbond.

3.10. Door oprechte bekering en de genade die ons door de verzoening van Jezus Christus wordt aangereikt, kunnen we vergeving van God ontvangen en gemoedsrust hebben. We ervaren de invloed van de Geest dan overvloediger, en zijn beter voorbereid om eeuwig met onze hemelse Vader en zijn Zoon te leven.

Gerelateerde verwijzingen: Jesaja 1:18; Johannes 14:15; 3  Nephi 27:20; LV 19:16–19

Gerelateerd onderwerp: Verordeningen en verbonden