2005
Indien gij voorbereid zijt, zult gij niet vrezen
November 2005


Indien gij voorbereid zijt, zult gij niet vrezen

We dienen zo te leven dat we de Heer kunnen aanroepen voor bescherming en leiding. We kunnen niet verwachten dat we door Hem geholpen worden als we zijn geboden niet willen onderhouden.

Geliefde priesterschapsdragers, waar u in de wereld ook vergaderd bent, wat bent u tot een reusachtige groep uitgegroeid, mannen en jongens van elk ras en van elke affiniteit, u maakt allen deel uit van het gezin van God.

Wat is zijn gave aan ons van grote waarde. Hij heeft ons een deel van zijn goddelijke gezag geschonken, het eeuwige priesterschap, de macht waarmee Hij de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand brengt. En daaruit volgt dat waar veel aan ons gegeven is, veel van ons wordt verwacht. (Zie Lucas 12:48; LV 82:3.)

Ik weet dat we niet volmaakt zijn. We kennen de volmaakte weg, maar we handelen niet altijd naar die kennis. Maar ik denk dat de meesten wel hun best doen. We proberen het soort mannen te zijn die onze Vader voor ogen heeft. Dat is een heel hoog doel en ik complimenteer allen die proberen dat te bereiken. Moge de Heer u zegenen in uw streven om in alle opzichten een voorbeeldig leven te leiden.

Goed, zoals we allemaal weten heeft het zuiden van de Verenigde Staten onlangs veel te lijden gehad onder verschillende orkanen. Velen zijn alles kwijtgeraakt. De schade is gigantisch. Miljoenen mensen zijn het slachtoffer geworden. Velen leven in angst en maken zich grote zorgen. Er zijn mensen omgekomen.

Maar er zijn ook veel hulpacties op gang gekomen. Velen hebben hun hart laten spreken. Velen hebben hun woning opengesteld. Criticasters praten graag over het failliet van het christendom. Die moeten maar eens goed kijken naar wat de kerken in deze situatie hebben gedaan. Mensen uit vele verschillende geloofsrichtingen hebben wonderen verricht. En onze kerk hoefde daarbij zeker niet onder te doen. Veel van onze mannen hebben grote afstanden afgelegd om gereedschappen, tenten en hoop te brengen. Veel priesterschapsdragers hebben duizenden manuren aan de wederopbouw gewijd. Het ging om groepen van drie- of vierduizend man tegelijk. Sommigen zijn hier vanavond. We kunnen hen niet genoeg danken. We zijn u zeer dankbaar, we houden van u en hebben voor u gebeden.

Twee van onze gebiedszeventigers, broeder John Anderson, die in Florida woont, en broeder Stanley Ellis, woonachtig in Texas, hebben deze hulp grotendeels gecoördineerd. Maar zij zullen de eersten zijn om te zeggen dat de grote aantallen mannen en jongens die hulp hebben geboden alle eer toekomt. Velen droegen een shirt met daarop ‘Behulpzame handen’ gedrukt. Zij hebben een plekje in het hart van de slachtoffers veroverd. Hun hulp was niet alleen bestemd voor de leden van de kerk die in moeilijkheden waren, maar ook voor grote aantallen mensen van wie de religieuze achtergrond niet bekend was.

Zij hebben het patroon van de Nephieten gevolgd dat in het boek Alma staat opgetekend: ‘[Zij zonden] niemand weg die naakt was of die honger had, of die dorst had, of die ziek was, of die niet was verzorgd; en zij zetten hun hart niet op rijkdom; daarom waren zij vrijgevig jegens allen, zowel jong als oud, zowel geknechten als vrijen, zowel man als vrouw, zij het buiten of binnen de kerk, zonder enig aanzien des persoons jegens hen die hulpbehoevend waren’ (Alma 1:30).

De vrouwen en meisjes in veel delen van de kerk hebben met een herculische krachtsinspanning tienduizenden hygiënepakketten samengesteld. De kerk heeft voor apparatuur, voedsel, water en gerief gezorgd.

We hebben aanzienlijke bedragen overgemaakt naar het Rode Kruis en andere instanties. We hebben miljoenen geschonken uit de vastengaven en humanitaire fondsen. Ik wil daarvoor mijn oprechte dank uitspreken namens de mensen die u hulp hebt geboden en namens de kerk.

Ik ontken nadrukkelijk, en ik wil op geen enkele wijze de indruk wekken, dat wat er is gebeurd een straf van de Heer is. Veel goede mensen, onder wie getrouwe heiligen der laatste dagen, bevinden zich onder de gedupeerden. Dat gezegd hebbend, aarzel ik niet om te zeggen dat rampen en catastrofes deze oude wereld niet vreemd zijn. Wie onder u bekend zijn met en geloven in de Schriften zijn zich bewust van de waarschuwingen die profeten hebben laten klinken aangaande rampen die al zijn geschied en die nog in het verschiet liggen.

Er was een grote overstroming toen de aarde werd bedekt door water, toen maar, zoals Petrus zegt, ‘acht zielen (…) gered werden’ (1 Petrus 3:20).

Als iemand twijfelt aan de verschrikkelijke rampen die het mensdom nog kunnen en zullen treffen, laat hem dan het 24ste hoofdstuk van Matteüs lezen. Daar zegt de Heer onder andere: ‘Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. (…)

‘Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn.

‘Doch dat alles is het begin der weeën. (…)

‘Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen. (…)

‘Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal.

‘En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort’ (Matteüs 24:6–8, 19, 21–22).

In het Boek van Mormon lezen we over onvoorstelbare vernietigingen op het westelijk halfrond ten tijde van Jezus’ dood in Jeruzalem. Ik citeer weer:

‘En het geschiedde in het vierendertigste jaar, in de eerste maand, op de vierde dag van de maand, dat er een grote storm opstak, een storm zoals er nog nooit een was gekend in het gehele land.

‘En er was ook een grote en verschrikkelijke orkaan; en er was een verschrikkelijk donderen, waardoor de gehele aarde werd geschud alsof zij op het punt stond uiteen te splijten.

‘En er waren buitengewoon felle bliksemschichten zoals er nog nooit waren gekend in het gehele land.

‘En de stad Zarahemla vatte vlam.

‘En de stad Moroni zonk weg in de diepten der zee en haar inwoners verdronken.

‘En er werd aarde op de stad Moronihah gestort, zodat er in de plaats van de stad een grote berg ontstond. (…)

‘Het gehele oppervlak van het land werd veranderd ten gevolge van de orkaan en de wervelwinden en de donderslagen en de bliksemschichten en het buitengewoon hevige beven van de gehele aarde;

‘En de wegen werden opgebroken en de vlakke paden werden verwoest en vele effen plaatsen werden ruw.

‘En vele grote en aanzienlijke steden zonken weg en vele verbrandden, en vele beefden totdat hun gebouwen instortten en hun inwoners werden gedood en de plaatsen verwoest achterbleven’ (3 Nephi 8:5–10, 12–14).

Wat moet dat een afgrijselijke ramp zijn geweest.

De pestepidemie, de zwarte dood, eiste in de 14de eeuw miljoenen levens. Andere volksziektes, zoals pokken, hebben door de eeuwen heen onnoemelijk veel lijden veroorzaakt en veel slachtoffers geëist.

In het jaar 70 n.C. is de grote stad Pompeji vernietigd toen de Vesuvius uitbarstte.

Chicago is verwoest door een verschrikkelijke brand. Vloedgolven hebben hele stukken van Hawaï onder water gezet. De aardbeving van 1906 in San Francisco eiste 3000 slachtoffers en verwoestte de stad. De orkaan die in 1900 het stadje Galveston in Texas trof eiste 8000 slachtoffers. En recentelijker hebben we, zoals u weet, de vreselijke tsunami in Zuidoost-Azië gehad, waar tienduizenden bij zijn omgekomen en waar nog steeds hulp nodig is.

Hoe ontzagwekkend zijn de woorden van een openbaring in de 88ste afdeling van de Leer en Verbonden aangaande de rampen die volgen op de getuigenissen van de ouderlingen. De Heer zegt daar:

‘Want na uw getuigenis komt het getuigenis van de aardbevingen, die gekreun in haar binnenste zullen veroorzaken, en de mensen zullen op de grond vallen en niet kunnen staan.

‘En eveneens komt het getuigenis van de stem der donderslagen, en de stem der bliksemschichten, en de stem der stormwinden, en de stem van de golven der zee, die zich buiten hun grenzen verheffen.

‘En alle dingen zullen in beroering zijn; en stellig zal het hart der mensen het begeven, want alle mensen zullen door vrees bevangen worden’ (LV 88:89–91).

Het is interessant dat de omschrijvingen van de tsunami en de recente orkanen doen denken aan wat er in deze openbaring staat: ‘De stem van de golven der zee, die zich buiten hun grenzen verheffen.’

De wreedheden die mensen elkaar in conflictsituaties aandoen, zowel in verleden als heden, brengen onbeschrijfelijk leed. In de West-Soedanese regio Darfur hebben tienduizenden de dood gevonden en zijn ruim een miljoen mensen dakloos geworden.

Wat we in het verleden hebben meegemaakt, was allemaal voorzegd, en het eind is nog niet in zicht. Net als er in het verleden rampen zijn geweest, kunnen we ze in de toekomst verwachten. Wat moeten we doen?

Iemand heeft gezegd dat het niet regende toen Noach de ark aan het bouwen was. Maar hij bouwde hem wel. En daarna begon het te regenen.

De Heer heeft gezegd: ‘Indien gij voorbereid zijt, zult gij niet vrezen’ (LV 38:30).

De belangrijkste voorbereiding wordt ook in de Leer en Verbonden gesproken, waarin staat: ‘Daarom, staat op heilige plaatsen en wordt niet aan het wankelen gebracht, totdat de dag des Heren komt’ (LV 87:8).

We zingen het lied:

Als deez’ aarde kreunt en siddert,

geef ons bange hart dan rust.

Als uw oordeel spreidt verwoesting,

berg ons dan op Zions kust.

(‘Leid ons, o Gij goede Meester’, lofzang 51.)

We dienen zo te leven dat we de Heer kunnen aanroepen voor bescherming en leiding. Dat is de eerste prioriteit. We kunnen niet verwachten dat we door Hem geholpen worden als we zijn geboden niet willen onderhouden. Wij in deze kerk hebben bewijzen genoeg van de straffen voor ongehoorzaamheid in de voorbeelden van de Jareditische en Nephitische volken. Elk verviel na voorspoed tot verwoesting, omdat ze slecht werden.

We weten uiteraard dat het regent over rechtvaardigen én onrechtvaardigen. (Zie Matteüs 5:45.) Maar hoewel zelfs de rechtvaardigen sterven, gaan ze niet verloren, maar worden gered door de verzoening van de Verlosser. Paulus heeft aan de Romeinen geschreven: ‘Want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here’ (Romeinen 14:8).

We kunnen waarschuwingen ter harte nemen. Het is bekend dat er vaak is gewaarschuwd voor de kwetsbaarheid van New Orleans. Volgens seismologen ligt de Salt Lake Valley in een aardbevingszone. Dat is de belangrijkste reden dat we de Tabernakel op Temple Square grondig laten renoveren. Dit historische en opmerkelijke gebouw wordt aangepast zodat het een aardbeving kan weerstaan.

We hebben graansilo’s en voorraadhuizen gebouwd en daar de eerste levensbehoeften in opgeslagen voor het geval er zich een ramp voordoet. Maar het beste voorraadhuis is de voorraadkamer thuis. In een openbaring heeft de Heer gezegd: ‘Organiseert u; bereidt alle noodzakelijke dingen voor’ (LV 109:8).

Ons volk heeft al driekwart eeuw de raad gekregen om dergelijke voorbereidingen te treffen om een ramp te kunnen overleven.

We kunnen wat water, basisvoedsel, medicijnen en warme kleding opzijleggen. We behoren een beetje geld achter de hand te hebben als er zich een noodgeval voordoet.

Wat ik heb gezegd moet geen stormloop op de supermarkt of iets van dien aard tot gevolg hebben. Ik zeg niets dat al niet heel lang verkondigd is.

Laten we nooit de droom van de farao uit het oog verliezen over de magere en de vette koeien, en de dunne en dikke aren; waarvan de betekenis naar interpretatie van Jozef jaren van overvloed en jaren van schaarste was. (Zie Genesis 41:1–36.)

Ik heb het geloof, broeders, dat de Heer ons zal zegenen, over ons zal waken en ons terzijde zal staan als we gehoorzaam zijn aan zijn licht, zijn evangelie en zijn geboden. Hij is onze Vader en onze God, en wij zijn zijn kinderen, en we moeten zijn liefde en zorg in elk opzicht waard zijn. Dat we dat zullen doen, is mijn nederig gebed in de naam van Jezus Christus. Amen.