2005
De heiligheid van het lichaam
November 2005


De heiligheid van het lichaam

De Heer wil dat wij niet naar het beeld van de wereld, maar naar zijn beeld worden gevormd, door zijn beeld in ons gelaat te ontvangen.

Ik ben net terug van een familiebezoek waarbij ik onze jongste kleindochter, Elizabeth Claire Sandberg, ter wereld heb zien komen. Ze is volmaakt! Ik was met ontzag vervuld, zoals altijd als er een baby geboren wordt, door haar vingers, tenen, haar, een kloppend hart, en haar duidelijke familietrekjes — neus, kin, wangkuiltjes. Haar oudere broertjes en zusjes waren even enthousiast en gefascineerd door hun kleine, volmaakte zusje. De aanwezigheid van een celestiale geest in een zuiver lichaam leek wel een heilige sfeer in hun huis brengen.

In het voorsterfelijk leven leerden we dat het lichaam een onderdeel van Gods grote plan van geluk is. Dit staat er in de proclamatie over het gezin: ‘Geestzonen en -dochters [kenden] God […] en aanvaardden zijn plan waardoor zijn kinderen een stoffelijk lichaam konden krijgen en aardse ervaringen konden opdoen om vooruitgang te maken op weg naar volmaking en om uiteindelijk hun goddelijke bestemming als erfgenaam van het eeuwige leven te verwezenlijken.’ (‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, oktober 2004, p. 49.) In feite ‘juichten’ en ‘jubelden’ (Job 38:7) wij omdat we deel uitmaken van dat plan.

Waarom waren we zo blij? We begrepen de eeuwige waarheden die met ons lichaam te maken hebben. We wisten dat ons lichaam naar het beeld van God zou worden geschapen. We wisten dat onze geest in ons lichaam zou wonen. We begrepen ook dat ons lichaam onderhevig zou zijn aan pijn, ziekte, beperkingen en verleidingen. Maar we waren bereid, zelfs enthousiast, om deze uitdaging te aanvaarden omdat we wisten dat we alleen met een geest en een lichaam vooruitgang konden maken om zoals onze hemelse Vader te worden (zie LV 130:22) en een volheid van vreugde (LV 93:33) te ontvangen.

Met de volheid van het evangelie op aarde hebben we weer de kans om deze waarheden over het lichaam te kennen. Joseph Smith heeft gezegd: ‘We zijn naar deze aarde gekomen om een lichaam te ontvangen, dat wij in zuivere staat aan God in het celestiale koninkrijk moeten presenteren. Het grote beginsel van geluk ligt in het bezitten van een lichaam. De duivel heeft geen lichaam, en dat is zijn straf.’ (The Words of Joseph Smith, red. Andrew F. Ehat en Lyndon W. Cook [1980], p. 60).

Satan leerde dezelfde eeuwige waarheden over het lichaam, maar zijn straf is dat hij geen lichaam heeft. Daarom doet hij zijn uiterste best om ons ertoe aan te zetten die waardevolle gave te misbruiken. Hij heeft de wereld vervuld met leugens en misleiding aangaande het lichaam. Hij verleidt veel mensen om die grote gave door middel van onkuisheid, onfatsoenlijkheid, genotzucht en verslavingen te ontheiligen. Hij verleidt sommige mensen om hun lichaam te verafschuwen; anderen verleidt hij om hun lichaam te vereren. In ieder geval brengt hij de wereld ertoe om het lichaam uitsluitend als een voorwerp te zien. Tegenover zoveel satanische valse leer over het lichaam, wil ik mijn stem verheffen en de heiligheid ervan verdedigen. Ik getuig dat het lichaam een geschenk is dat met dankbaarheid en respect behandeld moet worden.

In de Schriften staat dat het lichaam een tempel is. Het was Jezus zelf die als eerste het lichaam vergeleek met een tempel. (Zie Johannes 2:21.) Later zou Paulus de inwoners van Korinte, een verdorven stad kolkend van alle soorten wellust en onfatsoenlijkheid, leren: ‘Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal Hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig’ (1 Korintiërs 3:16–17).

Wat zou er gebeuren als we ons lichaam waarlijk als een tempel behandelden? Dan zouden kuisheid, fatsoen en gehoorzaamheid aan het woord van wijsheid enorm toenemen, en zouden problemen als pornografie en misbruik afnemen. We zouden immers het lichaam als een heilige woonplaats van de Geest beschouwen, net zoals een tempel. Net zo goed als er geen onreine dingen in de tempel worden toegelaten, moeten wij goed opletten dat we geen enkele soort onreinheid in de tempel van ons lichaam toelaten.

We moeten ook de buitenkant van onze lichamelijke tempel schoon en mooi houden, om de heilige aard van de binnenkant te weerspiegelen, net zoals de kerk dat met de tempels doet. We moeten ons zo kleden en gedragen dat we die heilige geest die in ons woont, in ere houden.

Nog niet zo lang geleden bezocht ik een van de grote toeristische steden van de wereld. Ik voelde me enorm bedroefd omdat zoveel mensen ten prooi zijn gevallen aan de verleiding van Satan dat ons lichaam slechts een voorwerp is om openlijk mee te pronken. U kunt zich wel het verschil en mijn vreugde voorstellen toen ik in een klaslokaal kwam met bescheiden en gepast geklede jongevrouwen, van wie het gelaat goedheid uitstraalde. Ik dacht: hier zijn acht prachtige jongevrouwen die respect voor hun lichaam hebben en weten waarom ze er respect voor hebben. In Voor de kracht van de jeugd staat: ‘Je lichaam is Gods heilige schepping. Respecteer het als een gave van God, en ontheilig het op geen enkele wijze. Door je kleding en uiterlijk kun je de Heer laten zien dat je weet hoe bijzonder je lichaam is. (…) Uit je wijze van kleden blijkt wie je bent’ ([2001], pp. 14–15.)

Fatsoen is meer dan het mijden van onthullende kleding. Het beschrijft niet alleen de roklengte en halslijn, maar de instelling van ons hart. Het heeft te maken met matigheid. Het impliceert ‘gepaste fatsoensnormen (…) in denken, taalgebruik, kleding en gedrag.’ (Daniel H. Ludlow, red., Encyclopedia of Mormonism, 5 delen, [1992], deel 2, p. 932.)

Bij al onze lichamelijk verlangens dienen wij ons door matigheid en gepastheid te laten leiden. Een liefdevolle hemelse Vader heeft ons aardse schoonheid en vreugde gegeven om ‘zowel het oog te behagen als het hart te verblijden’ (LV 59:18), maar wel met de volgende waarschuwing: ‘om te worden gebruikt, met beleid, niet onmatig, noch onder dwang’ (LV 59:20). Mijn man heeft deze tekst gebruikt om onze kinderen in de wet van kuisheid te onderwijzen. Hij zei dat we het ‘gebruik van […] het lichaam niet mogen “afdwingen” [tegen] de doelen van God in. Er is niets mis met lichamelijk genot op de juiste tijd en plaats, maar zelfs dan moet het niet onze god worden.’ (John S. Tanner, ‘The Body is a Blessing’, Ensign, juli 1993, p. 10.)

Lichamelijk genot kan een obsessie worden, evenals de aandacht die we aan ons uiterlijk besteden. Soms besteden we zelfzuchtig veel aandacht aan fitness, diëten, make-up en de nieuwste mode. (Zie Alma 1:27.)

Ik maak mij zorgen over de toename in extreme makeovers. Geluk vloeit voort uit de acceptatie van het lichaam, die goddelijke gave, en de verbetering van onze natuurlijke eigenschappen, niet uit het hermaken van ons lichaam naar het beeld van de wereld. De Heer wil dat we onszelf herscheppen — doch niet naar het beeld van de wereld, maar naar zijn beeld, door zijn beeld in ons gelaat te ontvangen. (Zie Alma 5:14, 19.)

Ik weet nog goed hoe onzeker ik me voelde toen ik als tiener veel last had van jeugdpuistjes. Ik probeerde mijn huid goed te verzorgen. Mijn ouders zorgden ervoor dat ik medische hulp kreeg. Jarenlang at ik zelfs geen chocola of vette snacks waar tieners zo dol op lijken te zijn, maar ogenschijnlijk zonder resultaat. Ik vond het toen moeilijk om waardering te hebben voor het lichaam, dat me zoveel problemen opleverde. Maar mijn lieve moeder bracht me een hogere wet bij. Keer op keer zei ze tegen me: ‘Je moet je uiterste best doen om er aantrekkelijk uit te zien, maar zodra je de voordeur uitloopt, moet je niet meer aan jezelf denken maar je op anderen concentreren.’

Daar ging het om. Ze leerde me het christelijke beginsel onbaatzuchtigheid. Naastenliefde, de reine liefde van Christus, is ‘niet afgunstig en niet opgeblazen; zij zoekt zichzelf niet’ (Moroni 7:45). Als wij ons op anderen richten en onzelfzuchtig zijn, ontwikkelen we een innerlijke schoonheid die in ons uiterlijk doorstraalt. Op die manier veranderen we onszelf naar het beeld van de Heer in plaats naar dat van de wereld en krijgen we zijn beeld in ons gelaat. President Hinckley heeft ooit iets gezegd over de schoonheid die wij ontvangen als we ons lichaam, ons verstand en onze geest respecteren. Hij zei:

‘Van alle schepselen van de Almachtige is er geen mooier, geen inspirerender dan een prachtige dochter van God die deugdzaam leeft en begrijpt waarom ze dat moet doen, die haar lichaam als iets heiligs en goddelijks eert en respecteert, die haar verstand ontwikkelt en haar begrip voortdurend vergroot en die haar geest met eeuwige waarheid voedt.’ (‘Onze goddelijke aard begrijpen’, Liahona, februari 2002, p. 24; ‘Our Responsibility to Our Young Women’, Ensign, september 1988, p. 11.)

Ik bid dat alle mannen en vrouwen naar de schoonheid zullen streven die de profeet noemde — de schoonheid van het lichaam, het verstand en de geest!

Het herstelde evangelie leert ons dat het lichaam, het verstand en de geest nauw met elkaar verbonden zijn. In het woord van wijsheid bijvoorbeeld zijn het geestelijke en het lichamelijke element met elkaar verweven. Als wij de gezondheidswet van de Heer voor ons lichaam naleven, wordt onze geest met wijsheid en ons verstand met kennis gezegend. (Zie LV 89:19–21.) Het geestelijke element en het lichamelijke element zijn werkelijk met elkaar verbonden.

Ik kan me uit mijn jeugd nog herinneren dat de gevoelige geest van mijn moeder een keer door lichamelijke onmatigheid werd getroffen. Ze had volgens een nieuw recept zoete broodjes gebakken. Ze waren groot, vet en lekker — maar erg zwaar. Zelfs mijn broers konden er maar één van op. Toen we voor het avondgebed bij elkaar waren, vroeg mijn vader of mijn moeder het gebed wilde uitspreken. Ze keek de andere kant op en reageerde niet. Hij vroeg haar: ‘Is er iets aan de hand?’ Uiteindelijk zei ze: ‘Ik voel me vanavond niet zo geestelijk. Ik heb net drie van die broodjes gegeten.’ Ik neem aan dat velen van ons onze geest weleens door lichamelijk genot hebben ontstemd. Vooral stoffen die in het woord van wijsheid verboden worden, zijn schadelijk voor ons lichaam en kunnen onze geestelijke ontvankelijkheid verdoven. Niemand van ons kan dat verband tussen geest en lichaam negeren.

Ons heilige lichaam, waar we zo dankbaar voor zijn, is onderhevig aan natuurlijke beperkingen. Sommige mensen worden met een handicap geboren en anderen moeten hun hele leven de pijnen van een ziekte dragen. Naarmate we ouder worden, merken we allemaal dat ons lichaam begint af te takelen. Als dat gebeurt, verlangen we naar de dag dat ons lichaam weer genezen en gezond zal zijn. We kijken uit naar de opstanding die Jezus Christus mogelijk heeft gemaakt: ‘De ziel zal tot het lichaam worden hersteld, en het lichaam tot de ziel; (…) maar alle dingen zullen tot hun eigen en volmaakte gedaante worden hersteld’ (Alma 40:23). Ik weet dat wij door Christus de volheid van vreugde kunnen ervaren die alleen voorhanden is als geest en element onafscheidelijk verbonden zijn. (Zie LV 93:33.)

Ons lichaam is onze tempel. Omdat we een lichaam hebben, lijken we niet minder maar meer op onze hemelse Vader. Ik getuig dat wij zijn kinderen zijn, naar zijn beeld geschapen, met de mogelijkheid om te worden zoals Hij is. Laten wij daarom ons lichaam, die goddelijke gave, met zorg behandelen. Als we het waardig zijn, zullen we op een dag een volmaakt en verheerlijkt lichaam ontvangen, zo rein en zuiver als mijn nieuwe kleindochter, maar dan wel onafscheidelijk verbonden met onze geest. Dan zullen we juichen en jubelen (zie Job 38:7) dat we deze gave ontvangen, waar we zo lang naar hebben verlangd. (Zie LV 138:50.) Mogen wij de heiligheid van het lichaam respecteren, zodat de Heer het voor eeuwig zal heiligen en verhogen. In de naam van Jezus Christus. Amen.