2007
Op zoek naar geestelijke kennis
Januari 2007


Op zoek naar geestelijke kennis

Afbeelding

Ik wil jullie over een indrukwekkende ervaring vertellen die ik had voordat ik algemeen autoriteit was. Ik zat in een vliegtuig naast een atheïst die zo nadrukkelijk bleef volhouden dat God niet bestond, dat ik mijn getuigenis gaf. ‘U ziet het verkeerd’, zei ik. ‘Er is een God. Ik weet dat Hij leeft!’

Hij protesteerde: ‘Dat weet u niet. Niemand weet dat! Dat kunt u niet weten!’ Toen ik niet wilde opgeven, stelde de atheïst, die jurist was, wellicht de belangrijkste vraag wat betreft een getuigenis. ‘Goed dan,’ zei hij spottend en laatdunkend, ‘u zegt dat u het weet. Vertel me dan maar hoe u dat weet.’

Toen ik antwoord probeerde te geven, stond ik met mijn universitaire graden met een mond vol tanden.

Toen ik woorden als Geest en getuigenis gebruikte, antwoordde de atheïst: ‘Ik weet niet waar u het over hebt.’ De woorden gebed, onderscheidingsvermogen en geloof zeiden hem helemaal niets. Hij zei: ‘Ziet u wel, u weet het niet echt. Als u het echt wist, zou u me kunnen vertellen hoe u het wist.’

Ik had het gevoel dat het misschien niet verstandig was geweest om mijn getuigenis te geven, en ik wist me even geen raad. En toen gebeurde het! Ik moest ergens aan denken. En ik citeer een uitspraak van de profeet Joseph Smith: ‘Iemand kan profijt hebben van de eerste aanduiding van de geest van openbaring die hij gewaar wordt. Als u bijvoorbeeld zuivere intelligentie ontvangt, kunt u plotseling goede ideeën krijgen (…) en zo kunt u door de Geest van God te leren kennen en begrijpen, in het beginsel openbaring groeien, totdat u volmaakt in Christus Jezus wordt.’1

Ik kreeg toen zo’n idee en zei tegen de atheïst: ‘Mag ik u vragen of u weet hoe zout smaakt?’

‘Natuurlijk weet ik dat’, antwoordde hij.

Ik zei: ‘Als we ervan uitgaan dat ik nog nooit zout heb geproefd, kunt u mij dan uitleggen hoe het smaakt?’

Na even te hebben nagedacht, zei hij: ‘Nou, het is niet zoet en het is niet zuur.’

‘Nu vertelt u me wat het niet is, in plaats van wat het wel is.’

Na verscheidene pogingen lukte het hem uiteraard niet. Met alleen woorden kon hij niet uitleggen hoe zout smaakt. Ik gaf opnieuw mijn getuigenis en zei: ‘Ik weet dat er een God is. U hebt mijn getuigenis belachelijk gemaakt en gezegd dat als ik het echt wist, ik u zou kunnen uitleggen hoe ik dat wist. Beste vriend, in geestelijk opzicht heb ik zout geproefd. En ik kan evenmin aan u in woorden uitleggen hoe ik dat weet, als u aan mij kunt uitleggen hoe zout smaakt. Maar ik zeg opnieuw tegen u dat er een God is! Hij leeft! En omdat u dat niet weet, hoeft u mij niet te vertellen dat ik het ook niet weet. Want ik weet het wel!’

Toen we afscheid van elkaar hadden genomen, hoorde ik hem nog mompelen: ‘Ik heb als toeverlaat uw godsdienst niet nodig! Ik heb het niet nodig.’

Vanaf dat moment heb ik me er nooit meer voor geschaamd dat ik niet met woorden kan uitleggen wat ik op geestelijk gebied weet. De apostel Paulus heeft het als volgt gezegd:

‘Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken.

‘Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is’ (1 Korintiërs 2:13–14).

De stille, zachte stem

De stem van de Geest wordt in de Schriften niet als ‘luid’ of ‘scherp’ beschreven (3 Nephi 11:3). Het is ‘geen stem des donders (…) evenmin een stem van daverend rumoer, maar (…) een zachte stem van een volmaakte mildheid, als een fluistering’, die in het diepste der ziel’ doordrong (Helaman 5:30) en ‘hun hart [deed] branden’ (3 Nephi 11:3). Vergeet niet dat Elia merkte dat de stem van de Heer niet in de wind was, niet in de aardbeving of het vuur, maar in het ‘suizen van een zachte koelte’ (1 Koningen 19:12).

De Geest vraagt niet om onze aandacht door te schreeuwen of ons hard door elkaar te schudden. Maar Hij fluistert. Hij raakt ons zo zacht aan dat we Hem misschien niet eens voelen als we door andere zaken in beslag worden genomen.

Soms oefent de Geest net voldoende druk uit om onze aandacht te trekken. Maar meestal, als we niet openstaan voor die zachte influistering, zal de Geest zich terugtrekken en wachten tot we weer openstaan en luisteren, en op onze eigen manier zeggen, net als Samuël vanouds: ‘Spreek [Heer], want uw knecht hoort’ (1 Samuël 3:10).

We kunnen geestelijke zaken niet forceren

We moeten nog iets anders leren. Een getuigenis wordt ons niet opgedrongen; een getuigenis groeit. Net als ons lichaam groeit, wordt ons getuigenis steeds groter. We merken er weinig van omdat het een groeiproces is.

We kunnen geestelijke zaken niet forceren. Woorden als dwingen, afdwingen, verplichten, onder druk zetten, eisen, beschrijven niet onze bijzondere rechten met de Geest. ‘Je kunt de Geest geen antwoord afdwingen, net zo min als je een zaadje eerder kunt laten ontspruiten of een ei eerder kunt laten uitkomen. Je kunt wel een klimaat scheppen dat groei, verzorging en bescherming in de hand werkt, maar je kunt niets forceren of afdwingen: je zult moeten wachten.’

Wees niet ongeduldig als je geestelijk inzicht wilt ontwikkelen. Laat het groeien, help het groeien, maar forceer het niet, anders loop je de kans misleid te worden.

Al onze middelen gebruiken

Er wordt van ons verwacht dat wij het licht en de kennis gebruiken die we al bezitten. We hebben geen openbaring nodig om te weten wat onze plichten zijn, want die staan duidelijk in de Schriften beschreven. En we hebben geen openbaring nodig om onze geestelijke of aardse kennis te vervangen — alleen om die uit te breiden. We moeten ons leven op normale, alledaagse wijze indelen, en de routines, regels en voorschriften van het leven volgen.

Regels, voorschriften en geboden zijn een waardevolle bescherming. Als we geopenbaarde instructies nodig hebben om onze koers te wijzigen, zullen we die onderweg naar behoefte ontvangen. Het advies om ‘gedreven (…) werkzaam te zijn’ (LV 58:27) is wijze raad.

Ons getuigenis kan sterker zijn dan we zelf beseffen

We hoeven niet te weifelen of ons te schamen als we niet alles weten. Nephi heeft gezegd: ‘Ik weet dat Hij zijn kinderen liefheeft; toch ken ik niet de betekenis van alle dingen’ (1 Nephi 11:17).

Je getuigenis heeft wellicht meer kracht dan je je bewust bent. De Heer heeft tegen de Nephieten gezegd:

‘En wie tot Mij komt met een gebroken hart en een verslagen geest, die zal Ik dopen met vuur en met de Heilige Geest, zoals de Lamanieten wegens hun geloof in Mij ten tijde van hun bekering werden gedoopt met vuur en met de Heilige Geest; en zij wisten het niet’ (3 Nephi 9:20; cursivering toegevoegd).

Verscheidene jaren geleden sprak ik met een van onze zoons die aan de andere kant van de wereld op zending was. Hij was daar toen ongeveer een jaar. Zijn eerste vraag luidde: ‘Pa, wat kan ik doen om geestelijk te groeien? Ik heb daar zo hard mijn best voor gedaan, en ik heb geen vooruitgang gemaakt.’

Dat was zijn inzicht. Maar ik zag het anders. Ik kon nauwelijks geloven hoe volwassen hij in dat ene jaar was geworden, en hoeveel hij geestelijk was gegroeid. Hij ‘wist het niet’ want het was een groeiproces en geen opzienbarende geestelijke ervaring.

Een getuigenis ontwikkelen door het te geven

Het is niet ongebruikelijk dat een zendeling zegt: ‘Hoe kan ik mijn getuigenis geven als ik er geen heb? Hoe kan ik getuigen dat God leeft, dat Jezus de Christus is en dat het evangelie waar is? Het is toch oneerlijk om daarvan te getuigen als je geen getuigenis hebt?’

O, kon ik jullie maar dit ene beginsel bijbrengen: een getuigenis wordt ontwikkeld door het te geven! Op een bepaald punt in je zoektocht naar geestelijke kennis, is er die ‘geloofssprong’, zoals filosofen dat noemen. Dat is het moment dat je bent aangeland bij de rand van het licht en het duister bent ingestapt om te ontdekken dat de weg net een pas of twee voor je uit is verlicht. Zoals in de Schriften staat, is ‘de Geest van de mens’ inderdaad ‘een lamp des Heren’ (Spreuken 20:27).

Enerzijds kun je een getuigenis ontvangen door wat je leest of wat je een ander hoort zeggen; dat is in het begin zeker noodzakelijk. Anderzijds kunt je ervaren dat de Geest in je boezem bevestigt dat hetgeen waarvan je hebt getuigd waar is. Zie je dat je een getuigenis krijgt naarmate je het geeft? Doordat je geeft wat je hebt, krijg je er meer voor terug!

Je stem laten horen is een beproeving van je geloof.

Getuig van de dingen waarvan je hoopt dat ze waar zijn. Dat is een geloofsdaad. Dat is een soort experiment, zoals het experiment dat de profeet Alma aan zijn volgelingen voorstelde. We beginnen met geloof — niet met een volmaakte kennis van dingen. Zijn toespraak in Alma 32 is een van de grootste boodschappen in de heilige Schriften, gericht tot de beginnelingen, de mensen die nederig op zoek zijn. Met daarin vervat een sleutel tot een getuigenis van de waarheid.

De Geest en het getuigenis van Christus zullen voornamelijk aan ons gegeven worden, en bij ons blijven, als we er met anderen over praten. In dat proces schuilt de essentie van het evangelie.

Is dat geen volmaakte uiting van christelijkheid? Het getuigenis kan niet gevonden, behouden en vergroot worden als we er niet met anderen over praten. Als we anderen er openlijk in laten delen, wordt het een deel van onszelf.

Wij kunnen het werk van de Heer verrichten

Er schuilt grote kracht in dit werk, geestelijke kracht. Het gewone lid van de kerk, zoals jij, kan, als hij of zij de gave van de Heilige Geest heeft ontvangen, het werk van de Heer verrichten.

Jaren geleden heeft een vriend mij over de volgende ervaring verteld. Hij was 17 jaar oud en liep met zijn collega naar een huisje in het zuiden van de Verenigde Staten. Het was zijn eerste dag in het zendingsveld, en het was de eerste deur waar hij zou aanbellen. Een vrouw met grijs haar deed open en vroeg was ze wilden. Zijn collega stootte hem aan als teken dat hij iets moest zeggen. Angstig en met een mond vol tanden, zei hij uiteindelijk: ‘Zoals de mens nu is, is God eens geweest; zoals God nu is, kan de mens eens worden.’

Vreemd genoeg was ze geïnteresseerd, en ze vroeg waar hij die informatie vandaan had. Hij antwoordde: ‘Dat staat in de Bijbel.’ Ze liep even het huis in en kwam met haar Bijbel terug. Ze zei dat ze predikant van een kerk was, gaf hem de Bijbel en zei: ‘Nou, laat maar eens zien.’

Hij pakte de Bijbel aan en begon er zenuwachtig in te bladeren. Uiteindelijk gaf hij het boek terug en zei: ‘Alstublieft, ik kan het niet vinden. Ik weet niet eens zeker of het er wel in staat, en als het erin staat, kan ik het toch niet vinden. Ik ben maar een arme boerenjongen uit Cache Valley in Utah. Ik heb niet veel scholing gehad. Maar ik kom uit een gezin waar het evangelie van Jezus Christus wordt nageleefd. En het betekent zoveel voor ons gezin dat ik een oproep heb aanvaard om op eigen kosten twee jaar op zending te gaan en andere mensen over het evangelie te vertellen.’

Zo’n vijftig jaar later kon hij zijn tranen niet bedwingen toen hij me vertelde dat ze de deur verder opendeed en zei: ‘Kom maar binnen, jongen. Ik wil graag horen wat je te vertellen hebt.’

Door de Geest leren

Ik kan nog zoveel meer zeggen. Ik kan over het gebed spreken, over vasten, priesterschap en autoriteit, over naleving van de gedragsnormen — allemaal belangrijk om openbaring te kunnen ontvangen. Als die beginselen begrepen worden, past alles als een puzzel volmaakt in elkaar. Maar sommige dingen moeten we persoonlijk leren, individueel, door de Geest.

Ik weet uit ervaring, te heilig om over te praten, dat God leeft, dat Jezus de Christus is, dat de gave van de Heilige Geest die we na de doop ontvangen, een gave van God is. Het Boek van Mormon is waar! Dit is de kerk van de Heer! Jezus is de Christus! We worden door een profeet van God geleid! Er vinden nog steeds wonderen plaats, en de engelen bedienen de mens! De gaven van de Geest zijn in de kerk te vinden. Waaronder de gave van de Heilige Geest!

Uit een toespraak tot nieuwe zendingspresidenten, 25 juni 1982.

Noot

  1. History of the Church, deel 3, p. 381.