Bibliotheek
Het komt wel goed
In memoriam: Gordon B. Hinckley


Het komt wel goed

We voelen allemaal dat er met het overlijden van president Hinckley een leegte in ons hart is ontstaan. Je keek altijd met blijde verwachting uit naar zijn krachtige getuigenis van de Heiland, omdat je wist dat hij van ons hield, omdat hij ons liet lachen en ons met hoop vervulde, welk moeilijk onderwerp hij ook te bespreken had.

In de afgelopen paar dagen, moest ik aan zijn stem denken. Ik heb die stem zo vaak gehoord als hem een moeilijk probleem voor de kerk werd voorgelegd. Hij luisterde dan aandachtig, stelde misschien een vraag of twee vragen om inzicht te krijgen in het probleem waarmee we te maken hadden en om ons duidelijk te maken dat hij het probleem begreep. Keer op keer zei hij dan zacht en met een innemende glimlach zoiets als: ‘O, het komt wel goed.’

Hij was een optimist. Dat kwam deels door zijn grote capaciteiten. Veel problemen kon hij zelf oplossen. Hij kende een manier om overal ter aarde tempels te bouwen. Hij gaf de getrouwe heiligen er de eer voor, die hun tiende in goede en slechte tijden hadden betaald. Maar hij was degene die, toen hij van Colonia Juarez in Mexico naar El Paso in Texas terugkeerde, het ontwerp tekende voor die kleine tempels, waarvan zoveel mensen de vruchten plukken.

Hij kende een manier om jongeren in veel landen uit armoede te bevrijden door met behulp van een kleine lening uit het, zoals hij het noemde, permanente studiefonds een opleiding te volgen, die ze dan later konden terugbetalen. Hij bedacht dit prachtige Conferentiecentrum, waar duizenden in verenigd geloof naartoe komen om het woord van God te horen.

Maar zijn nalatenschap gaat veel verder dan dit korte lijstje dat ik kan opnoemen. Zijn prestaties hebben echter wel allemaal één ding gemeen. Zij boden de mensen altijd de kans om zich te verbeteren. En altijd bekommerde hij zich om mensen die kansarm waren, de gewone man die moeite heeft met de alledaagse problemen en met de naleving van het evangelie van Jezus Christus. Meer dan eens tikte hij met zijn wijsvinger op mijn borst en zei dan: ‘Hal, heb je gedacht aan de mensen die het moeilijk hebben?’

Hij is nu in de geestenwereld onder de nobele profeten die op aarde zijn geweest. Hij beseft vast wel dat we verdriet hebben en dat we hem missen. Hij had laat in zijn leven ervaren hoe het was om een dierbare te verliezen. Als we hem over ons verdriet vertelden, luisterde hij aandachtig en dan zei hij met medeleven in zijn stem, maar ook op een manier die een glimlach op ons gezicht bracht: ‘O, het komt wel goed.’

Voor hem is het goed gekomen. Zijn optimisme was niet gebaseerd op zijn vertrouwen in zijn eigen capaciteiten, maar op zijn grote geloof dat Gods macht er ook nog was. Hij wist dat onze liefdevolle hemelse Vader maatregelen had genomen, zodat het gezin voor eeuwig verbonden is. Hij was zo graag naar de tempel in Rexburg in Idaho gegaan. Morgen zou de dag van de inwijding zijn geweest. Hij was opgetogen over alle tempelinwijdingen. Hij wist wat ze konden betekenen voor iemand die ernaar hunkerde om herenigd te worden met iemand van wie hij door de dood was gescheiden. Het is goed gekomen. Hij is weer bij Marjorie, het meisje van zijn dromen. Zij zullen eeuwig bij elkaar zijn, in heerlijkheid en in familieverband.

Zijn optimisme was gebaseerd op zijn onwrikbare geloof in Jezus Christus en de macht van zijn verzoening. Hij was er zeker van dat we allemaal op zullen staan, omdat de Heiland was opgestaan. Hij was er zeker van dat we allemaal in familieverband verzegeld kunnen worden, in de tegenwoordigheid van God de Vader en zijn geliefde Zoon, als we ervoor kiezen trouw te zijn aan de heilige verbonden van God.

Hij sprak over zo’n keuze in zijn eigen leven. Als ontmoedigde, jonge zendeling in Engeland kreeg hij een brief van zijn vader, die in essentie aan hem schreef: ‘Vergeet jezelf en ga aan het werk.’ In zijn kamer op 15 Waltham Road had hij eerder die dag deze woorden van de Heiland gelezen: ‘Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden’1. Ik heb hem horen zeggen dat hij naar boven ging, in gebed neerknielde en de Heer beloofde dat hij zijn best zou doen. President Hinckley heeft over die belofte gezegd: ‘Dat ben ik sindsdien blijven doen.’

President Hinckley heeft waarschijnlijk meer zijn best gedaan dan wij ooit zullen kunnen. Maar het enige wat God van ons vraagt is dat we ons best doen. President Hinckley zou onze gevoelens van zwakte begrijpen. Hij keek eens naar de schilderijen van de profeten die voor hem dienden in deze bedeling. Hij zei fluisterend: ‘Als ik naar die schilderijen kijk en eraan denk hoe ver ik ben, voel ik mij heel onbekwaam.’ President Hinckley toonde zelden zijn emoties. Maar toen begon hij te huilen, ik denk niet uit angst, maar uit dankbaarheid. Hij wijdde alles wat hij bezat en alles wat hij was toe aan de dienst van de Heiland. Omdat Hij de Heiland vertrouwde, wist hij dat dat voldoende was. Het geloof in zijn hart, liet geen ruimte voor twijfel of angst.

Dat onuitputtelijke vertrouwen in de macht van God, gaf vorm aan wat hij kon zien in de vooruitgang van ’s Heren kerk. Niemand was zich meer bewust van de problemen dan hij. Maar toch zei hij steeds weer over de kerk dat we er nog nooit zo goed voor hadden gestaan, en dan somde hij de feiten als bewijs op. En daar liet hij in volle overtuiging op volgen: ‘En het beste moet nog komen.’

Zijn optimisme was gebaseerd op zijn keuze als jonge man om alles wat hij had toe te wijden aan de Heiland en zijn werk, uit geloof. Hij koos ervoor om het evangelie vat te laten krijgen op zijn hart, door zijn hele leven zijn best te doen. Dat bracht hem de zegen waarop hij ons ook zo graag beslag ziet leggen. Hij deed meer dan hopen dat het goed zou komen. Hij wist dat dat het resultaat zou zijn als hij in geloof voorwaarts ging. Ik zag wat God daardoor voor hem en zijn hart heeft kunnen doen toen zijn leven ten einde liep.

Een paar dagen geleden, toen president Monson en ik hem begroetten, glimlachte hij en schudde ons beiden de hand. Hij vroeg: ‘Hal, hoe gaat het met je?’ Ik gaf hem een eenvoudig antwoord: ‘Goed.’ Ik wou dat ik geantwoord had: ‘Beter dan ooit. En ik weet dat het beste nog moet komen, omdat ik nu mag leven en jouw stem kan horen en van jouw voorbeeld kan leren.’

Zijn voorbeeld bracht zelfs verandering in wat ik las. Ik wist dat hij graag Shakespeare las, overgehouden uit zijn tijd dat hij de lessen van Benjamin Roland Lewis volgde. Daarom kocht ik de verzamelde werken van Shakespeare. Ik zei tegen president Hinckley dat ik erin aan het lezen was. Hij zei: ‘Waar haal je de tijd vandaan?’ En daarna vroeg hij: ‘Waarin ben je aan het lezen?’ Ik zei: ‘Henry V.’ Hij zei daarop: ‘Dat is een goede plek om te beginnen’, met de nadruk op het woord ‘beginnen’, om duidelijk te maken dat er nog heel wat werk voor mij lag.

Door zijn moedige voorbeeld en doordat ik dat toneelstuk las, begreep ik de les die hij mij jaren daarvoor had willen leren over het dienen van de kinderen van onze hemelse Vader. Toen ik verantwoordelijk was voor het evangelieonderwijs aan onze jongeren in het seminarie, had hij tegen mij gezegd, terwijl hij met zijn wijsvinger op mijn borst tikte: ‘Hal, waarom doe je niet beter je best om het evangelie vat te laten krijgen op hun hart?’

Alleen als het evangelie vat op hun hart zou krijgen, zoals dat bij hem was gebeurd, zouden ze sterk en dapper genoeg zijn om het eeuwige leven te beërven. Hij hield van jonge mensen. Hij kende hun zwakheden en de heftige tegenstand die ze zouden krijgen. En hij moet bekend zijn geweest met de woorden die Shakespeare koning Henry in de mond legt, die op het punt stond om met zijn legertje een ongelijke strijd aan te gaan:

O, God der veldslagen! Wapen het hart van mijn soldaten;

houd hen uit de greep van de angst; laat hen

de dreiging trotseren, als de tegenstanders

het op hun hart hebben gemunt’2.

President Hinckley wist dat God ons zal wapenen en versterken als we er allemaal voor kiezen om het evangelie vat te laten krijgen op ons hart. En hij wist dat de keuze wordt bekrachtigd door alles wat we zijn en hebben toe te wijden om de Meester te volgen. Hij wist dat je die keuze het beste vroeg kunt maken, als je nog jong bent, omdat het weleens jaren kan duren voordat we ons kwalificeren voor de verandering van hart, die komt vanwege de verzoening van Jezus Christus.

Aan allen overal ter wereld uit ik mijn dankbaarheid voor deze profeet, deze leraar, deze vader, en deze vriend. Hij was een ware getuige van Jezus Christus en een profeet van God. Wij zijn beter geworden door zijn invloed en zijn voorbeeld. En het beste zal nog komen als het evangelie van Jezus Christus vat krijgt op ons hart. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Matteüs 10:39.

  2. Naar: The Complete Works of William Shakespeare (New York: Gramercy Books, 1999), King Henry the Fifth, vierde bedrijf, eerste toneel, regels 270–273.