Tweeduizend jonge STRIJDERS

1. Tweeduizend jonge soldaten, jeugd vol geloof en macht

Gaven gehoor aan de oproep: Wie toont zijn moed en kracht?

Zie, onze God is met ons; wij dienen als Hij ’t vraagt.

Zij zetten zelfs hun leven in, al was het wel gewaagd.

2. Dit dapp’re groepje broeders kreeg van hun moeders raad:

Geloof in God te allen tijd’, wees trouw in woord en daad,

Want God zou hen dan bijstaan, naar hun geloof steeds weer.

Hun moeders wisten ’t zonder twijfel, zij bouwden op de Heer.

3. Bij Helaman, hun leider, en die jongemannen,

Verenigd in een groot geloof, de vrees werd uitgebannen.

Zij waren niet op bloed uit, maar vrijheid des te meer,

Zij vochten voor hun leven, voor hun gezin en Heer.

4. Tweeduizend jonge soldaten, kloekmoedig staan zij pal,

Niet een ging er verloren, Gods macht bewaarde al.

Door geloof werden zij machtig; Gods kracht kwam daar nog bij.

Zij streden met hulp van boven, want God was aan hun zij.

Alma 53; 56–57