2013
Discipelschap te allen tijde, in alle dingen en op alle plaatsen
Februari 2013


Discipelschap te allen tijde, in alle dingen en op alle plaatsen

Melissa Merrill (Idaho, VS)

Toen Alma bij de wateren van Mormon uitlegde wat het doopverbond inhield, zei hij dat het onder meer betekent dat we ‘te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen’ als getuige van God optreden (Mosiah 18:9). Het is een norm die de discipelen van de Heiland heden ten dage nog steeds proberen na te leven, en het is een verbond dat de leden van de kerk elke week tijdens het avondmaal hernieuwen door te beloven om hun Heiland ‘altijd indachtig te zijn’ (LV 20:77).

Hoe ziet dergelijk discipelschap er precies uit? De kerkelijke tijdschriften hebben leden van de kerk over de hele wereld gevraagd om deel te nemen aan een ‘discipelexperiment.’ In feite hebben we deze leden gevraagd om zich op een bepaalde leerstelling van of verhaal over Jezus Christus te concentreren, die selectie of tekst een week lang consequent te bestuderen en te overdenken, en aan te geven hoe ze door hun toegewijde studie van het leven en de leringen van de Heiland Hem ‘te allen tijde’ proberen te volgen.

Discipelschap te allen tijde

Kara Laszczyk uit Utah (VS) zag discipelschap allang als een verlangen om Jezus Christus na te bootsen en aan Hem gelijk te worden. Ze was bereid om offers te brengen en zijn evangelie uit te dragen. Maar ze voelde zich belemmerd door haar introverte persoonlijkheid.

‘Ik heb de neiging om alleen aan mijn eigen omgeving te denken, omdat ik het ongemakkelijk vind om op de voorgrond te treden’, legt ze uit. ‘Ik maak me teveel zorgen over wat anderen van mij vinden, in plaats van wat ik en de Heiland van mij vinden.’

Maar zuster Laszczyk zegt dat ze door het experiment — dat bestond uit een week lang Lucas 7 bestuderen, over de bediening van de Heiland aan verschillende mensen — haar beweegredenen in een nieuw licht ging zien. Ze vroeg zich af: ‘Doe ik het omdat ik een oprecht verlangen heb om op de Heiland te lijken en voor anderen te zorgen, of ben ik gewoon een lijstje aan het afwerken, zodat ik me goed over mijn verrichte taken voel? Geef ik om het welzijn van anderen of om wat anderen van mijn handelingen vinden?

Ze zegt dat ze begon te beseffen dat een gedeelte van de Heiland volgen — in elke situatie doen wat Hij zou doen — inhield dat ze zou dienen als ze haar nodig hadden, niet alleen als het haar schikte.

‘Het discipelschap is niet passief’, zegt ze. ‘Het is niet altijd makkelijk. We komen dichter bij de Heiland door onze tijd, energie en middelen op te offeren en anderen oprecht te dienen.’ En, voegt ze toe, ze vindt troost in de wetenschap dat de Heer ons niet vraagt om harder te lopen dan onze kracht toelaat (zie Mosiah 4:27) noch om iets te doen dat we zonder Hem niet zouden kunnen doen.

Doordat ze die beginselen ontdekte kon zuster Laszczyk vasten voor familieleden, ook al heeft ze in het verleden altijd moeite met vasten gehad. Doordat ze dat wist was ze ook gemotiveerd om over het algemeen meer te veranderen.

‘Ik wil proactiever zijn en dienen in plaats van te wachten totdat er een intekenlijst doorgegeven wordt’, zegt ze. ‘Ik wil een betere huisbezoekster zijn. Ik wil op zoek gaan naar een manier waarop ik mijn gemeenschap buiten de kerk om kan dienen. Ik wil in de eerste plaats denken: Wat kan ik voor hen doen? of: Wat hebben ze nodig? niet: Heb ik wel tijd? of: Wat levert het mij op?

‘Wij hebben onze Heiland nodig’, besluit ze, ‘maar onze Heiland heeft ons ook nodig. Hij wil dat wij elkaar helpen en opbouwen.’

Francisco Samuel Cabrera Perez uit Chihuahua (Mexico) zegt dat hij zichzelf niet als een slecht mens beschouwde. Hij heeft, sinds hij zich op zijn zestiende heeft laten dopen, geprobeerd de geboden te onderhouden en zijn taken in zijn gezin en voor zijn medemensen te verrichten. Maar bij het experiment heeft hij het leven van de Heiland bestudeerd en hij begrijpt nu dat we niet alleen discipelen in woord maar ook in daad moeten zijn.

Tijdens zijn studie van Johannes 6:27–63, de rede waarin de Heiland zichzelf het Brood des levens noemt, herkende broeder Cabrera in zichzelf en anderen de neiging om eerst zichzelf van alle gemakken te voorzien.

‘Ik verzin altijd wel één of meerdere “redenen” — smoesjes — om mijn taken uit te stellen’, legt hij uit. Hij zegt dat er gedachten in hem opkomen als: Over een tijdje, of: Mañana, of: Er is geen haast bij. ‘Ze cirkelen als gieren boven mij en mijn gezin om onze economische, maatschappelijke en, bovenal, eeuwige vooruitgang tegen te houden.’

Als we de Heiland pas volgen na eerst leuke dingen te doen, worden we ‘bijna discipelen’, maar geen ware discipelen, zegt hij. Broeder Cabrera las hoe toegewijd de Heiland zijn wil aan die van zijn Vader onderwierp. Hij werd zelf ijveriger en begreep beter hoe hij ‘de natuurlijke mens aflegt’ (Mosiah 3:19) door elke week van het avondmaal te nemen.

‘Ik onderwerp mij aan de invloed van de Heilige Geest en laat toe dat ik een heilige door de macht van de verzoening word’, legt broeder Cabrera uit. ‘Als ik wil dat dat gebeurt, moet ik christelijke eigenschappen ontwikkelen: als een kind worden, onderworpen, zachtmoedig, ootmoedig, geduldig, vol liefde, gewillig om me te onderwerpen aan de wil van de Heer’ (zie Mosiah 3:19).

Toen broeder Cabrera zijn uiterste best ging doen om de natuurlijke mens af te leggen, kreeg hij meer liefde voor zijn hemelse Vader en Jezus Christus, zijn gezin, zijn leidinggevenden en andere mensen in zijn omgeving. Hij presteerde beter op zijn werk. Maar het belangrijkste was dat hij in plaats van tegenzin plezier kreeg in het opbouwen van het koninkrijk Gods.

‘Hoewel ik het discipelschap eerst als een last zag, zie ik nu in dat zijn juk zacht en zijn last licht is’ (zie Matteüs 11:30), zegt broeder Cabrera. ‘Dat is het grote plan van geluk: Jezus Christus volgen en nu en voor eeuwig in zijn vreugde delen.’

Discipelschap in alle dingen

Chioma N. (15 jaar) uit Nigeria heeft Johannes 7 en 3 Nephi 14 bestudeerd en wilde daarom gehoorzamer zijn. Ze geeft toe dat het soms moeilijk is ‘om dingen te doen waar ik een hekel aan heb — vooral om de keuken op te ruimen als ik moe ben.’ Maar ze heeft ook het verlangen om ‘van de mensen om haar heen te houden.’ Ze heeft ontdekt dat je je liefde door gehoorzaamheid laat zien (zie Johannes 14:15).

Toen Chioma de leringen van de Heiland over gehoorzaamheid bestudeerde en las dat Hij zijn wil aan die van zijn hemelse Vader onderwierp, zag ze in dat Vader in de hemel en Jezus Christus ons geboden hebben gegeven om ons op het enge en smalle pad te houden, omdat Ze wel wisten dat we zouden zondigen en af zouden dwalen. Ze kwam er ook achter dat we zonder gehoorzaamheid niet naar Gods koninkrijk kunnen gaan.

‘Ik ging inzien dat niemand volmaakt is, maar dat we allemaal volmaakt kunnen worden als we gehoorzaam zijn’, zegt ze. ‘Ik ben ook gaan inzien dat we gehoorzaam moeten zijn zodat onze hemelse Vader ons kan zegenen.’

Op school kon ze haar gehoorzaamheid laten zien toen haar gevraagd werd om het klaslokaal te vegen, ook al was ze niet aan de beurt.

‘Ik luisterde naar de Heilige Geest en gehoorzaamde nederig, die zei dat ik gehoorzaam het klaslokaal moest vegen. De andere leerlingen waren verbaasd. Mijn leerkracht ook. Door dit voorval kennen mensen me nu als een gehoorzaam, nederig meisje. Ik voelde me de hele week gelukkig omdat ik gehoorzaam was geweest.’

Michelle Kielmann Hansen is in Groenland opgegroeid en woont nu in Denemarken. Op beide plekken hoort het bij de cultuur om ‘aardig en behulpzaam te zijn’, zegt ze. De plaatsen waar ze gewoond heeft, hebben het haar op veel manieren makkelijker gemaakt om een christelijk leven te leiden, zegt ze.

Evenwel is het volgens haar moeilijk om mensen aan hun verstand te brengen dat een discipel van Jezus Christus niet af en toe iets doet, maar dat het een levenswijze is. Ze zegt dat haar leeftijdgenoten, waaronder twee kamergenoten die geen lid van de kerk zijn, vaak niet begrijpen dat ‘al die uren in de kerk’, naar de tempel gaan, schriftstudie en maandelijks vasten ook bij die levensstijl horen. Ze vindt het nóg moeilijker om als discipel te leven als ze met slecht amusement, grove taal of andere negatieve invloeden wordt geconfronteerd. ‘Met die invloeden om me heen’, zegt ze, ‘is het soms moeilijk om te bedenken dat ik eigenlijk een discipel van Jezus Christus ben.’

Zuster Hansen geeft toe dat ze het moeilijk heeft als jongvolwassene in een wereld waarin de normen voortdurend verschuiven. In sommige gevallen is het duidelijk wat goed en fout is. Maar in andere gevallen is dat niet zo. Maar, zegt ze, hoewel de situaties waarmee ze geconfronteerd wordt soms ingewikkeld zijn, zijn de Schriften er duidelijk over.

‘Het is moeilijker om een discipel van Jezus Christus te zijn als je Hem niet kent’, zegt zuster Hansen. ‘Door de Schriften leren we Hem beter kennen. Telkens wanneer ik niet wist wat ik moest doen, dacht ik automatisch aan wat ik ’s ochtends en ’s avonds bestudeerd had’, zegt ze. ‘Door mijn studie van het leven en de leringen van [de Heiland] begrijp ik beter dat Hij veel voor ons gedaan heeft omdat Hij van ons houdt.

‘Toen ik meer over Hem te weten kwam, begreep ik dat een discipel van Jezus Christus weet wie Hij is. En daardoor kon ik naar zijn leer handelen. Discipelschap betekent dat je telkens weet [en kiest] wat Jezus Christus zou doen — daarom is het belangrijk om regelmatig zijn leringen te bestuderen.’

Discipelschap op alle plaatsen

Stacey White, moeder van vier kinderen in Indiana (VS), wilde de hele week, toen ze Matteüs 25:35–40 las, een buur, vriend(in) of zelfs een vreemdeling helpen. In die verzen zegt de Heiland dat we, als we ‘de minste van deze’ dienen, in feite Hem dienen (vers 40).

‘Omdat ik een drukke huismoeder met vier jonge kinderen ben, ben ik soms gefrustreerd dat ik anderen niet zo vaak van dienst kan zijn als ik zou willen’, legt zuster White uit. ‘Ik heb het zo druk met mijn eigen gezin dat ik weinig tijd over heb om er nog iets bij te doen.’

Het viel zuster White op dat de week nog gestresster was dan normaal het geval was toen ze de opgegeven tekst bestudeerde en overdacht, kruisverwijzingen maakte en voor gelegenheden bad om te kunnen dienen, — daar had ze in elk geval niet op gerekend.

‘Ik moest helpen met schoolprojecten, meer rommel dan gewoonlijk opruimen, ruzies tussen mijn kinderen sussen en een berg was doen die telkens vanzelf groter leek te worden. Het leek alsof er geen eind kwam aan de lijst met bezigheden kwam. Ik wilde heel graag iemand anders dan mijn man en kinderen helpen, maar mijn gebed leek niet verhoord te worden.’

Maar toen kwam zuster White halverwege de week tot het volgende besef: gewoon omdat ze geen kans kreeg om buitenshuis te dienen, had de Heer haar gebed nog wel verhoord en had ze wel op zinvolle manieren gediend.

‘De Heer verhoorde wel mijn gebed door mij de kans te geven om mijn eigen gezin te dienen’, zei ze. ‘Soms heb ik het gevoel dat de hulp die ik mijn gezin bied, niet meetelt; dat het pas onder dienen valt als het buitenshuis is, aan iemand die geen onderdeel van het gezin uitmaakt. Maar door die nieuwe inzichten genoot ik meer van de bedden opmaken, de was doen, de kinderen overal naartoe rijden en van alle dagelijkse taken als moeder. Het leken geen alledaagse taken meer en ik besefte dat ik iets voor mijn gezin betekende.’

Dima Ivanov uit Vladivostok (Rusland) zat in een hectische tijd toen hij werd gevraagd om aan het ‘discipelexperiment’ mee te doen. Broeder Ivanov was onlangs met zijn baan gestopt om een eigen zaak te beginnen. Omdat zoveel werkgerelateerde taken hem bezig hielden, vroeg hij zich af of hij het moeilijk zou vinden om van het discipelschap een prioriteit te maken.

Toch wilde hij meedoen. Aangezien het discipelschap voor hem betekende dat hij ‘de leiding of raad van een meester gehoorzaamde en opvolgde’, verdiepte hij zich in de bergrede in Matteüs 5 en 3 Nephi 12.

Broeder Ivanov zei dat hij door zijn studie van de karaktereigenschappen in die rede zijn eigen zwakheden onder ogen zag. Maar omdat broeder Ivanov wist dat de Heiland heeft beloofd dat Hij zwakke dingen sterk zal laten worden van degenen die zich voor Hem verootmoedigen (zie Ether 12:27), wendde hij zich tot Hem en zocht hij naar mogelijkheden om te groeien.

‘Ik voelde mij dichter bij de Heiland’, geeft broeder Ivanov aan. ‘Ik ontdekte dat Hij de beste Meester is en ik kwam erachter hoe ik meer op Hem kon lijken. Door uit te zoeken wat het discipelschap inhoudt, ontdekte ik dat we, telkens wanneer we het leven van de Heiland bestuderen, een nieuwe manier vinden om meer op Hem te lijken. Als we zijn voorbeeld volgen, leren we nog meer. We moeten het geleerde in praktijk brengen.’

Hij zegt dat zijn begrip van het discipelschap in de loop van de week veranderde. ‘De Heiland volgen betekent niet alleen dat we evangeliebeginselen naleven of zijn geboden onderhouden’, legt hij uit. Waar we ook zijn of wat we ook doen, we kunnen een ‘oprecht verlangen hebben om zijn voorbeeld te volgen en ons voornemen om zoals Hij te worden.’

Foto-illustratie Cristina Smith © IRI; Laat de kinderen tot Mij komen (detail), Carl Heinrich Bloch, geplaatst met toestemming van het Nationaal Historisch Museum Frederiksborg in Hillerød (Denemarken). Kopiëren niet toegestaan.

Foto-illustratie Steve Bunderson © 2007

Foto-illustratie Howard Collett © IRI