2013
We deden mee
Februari 2013


We deden mee

Nancy Grant (Georgia, VS)

We verhuisden van een grote stad met veel leden van de kerk naar een plattelandsdorpje met vijfduizend inwoners in het diepe zuiden van de Verenigde Staten. Daar woonden we ongeveer zeven jaar. Toen ik op de eerste dag de plaatselijke ijzerhandel uitliep, zei een jonge winkelbediende: ‘Nog een fijne dag, mevrouw Grant.’

‘Hoe weet je hoe ik heet?’ vroeg ik.

‘Jullie zijn nieuw in dit dorp’, antwoordde hij.

We hadden een huis gevonden waar een protestantse kerk tegenover stond, en nog eentje één straat verderop, maar we woonden drie kwartier van de dichtstbijzijnde mormoonse kerk af. We gingen elke zondag en daarnaast nog twee keer per week helemaal naar het kerkgebouw. In die zeven jaar zat mijn man in de bisschap en was ik achtereenvolgens jeugdwerkpresidente en jongevrouwenpresidente.

We wisten dat het sociale leven in kleine dorpjes in de plaatselijke kerken plaatsvond. We wisten dat we betrokken moesten raken om geaccepteerd te worden. Onze drie jonge kinderen werden al snel bevriend met andere kinderen in de wijk, maar we wilden ook dat ze zich bij onze buurt betrokken voelden. We moedigden hen aan om met plaatselijke kerkactiviteiten mee te doen, zoals de avondmaaltijd in een bepaalde kerk voor gezinnen op woensdag.

We schreven onze zoon en dochters bij plaatselijke jeugdprogramma’s in. Onze kinderen gingen zelfs naar de Bijbelvakantieschool in de beide kerken in de buurt. Onze dochters zaten in het jeugdkoor van de plaatselijke kerk. Eén dochter werd zelfs soliste in dat koor. Onze zoon ging naar de jongerengroep van de plaatselijke kerk.

Er kwam vaak een protestantse predikant langs die tegen de ‘mormonen’ predikte, maar onze buren wisten wel dat we niet leken op de mensen waar hij hen tegen gewaarschuwd had.

De kerken in de regio van een bepaalde protestantse gezindte financierde elke zomer een jongerenkamp op St. Simons Island (Georgia, VS). Na een van die kampen zei de predikant op het spreekgestoelte: ‘Onze fijne, kleine, mormoonse meid, Kelly Grant, is de enige jongere die deze zomer naar het kamp is geweest.’

Onze protestantse buren omarmden ons omdat wij hun ook omarmden. We hoefden nooit onze normen of beginselen op te geven.

Onze kinderen groeiden op en hun getuigenis van de herstelde kerk groeide ook. Door hetgeen ze van de Bijbelverhalen in de andere kerken leerden, legden ze beter de link tussen de Bijbel en het Boek van Mormon. Daarnaast zagen ze dat het priesterschap van essentieel belang is in onze kerk en merkten ze het verschil.

Toen mijn kinderen halverwege hun tienerjaren waren, verhuisden we naar Atlanta (Georgia, VS) vanwege de baan van mijn man. Ik huilde toen ik de nieuwe eigenaars de overdrachtsakte zag tekenen. Mijn notaris gaf mij een dikke knuffel en zei: ‘Niemand zal ooit kunnen zeggen dat de mormonen hier niet zijn geweest.’

Mijn kinderen hadden door hun ervaring in het kleine protestantse dorpje verdraagzaamheid, geduld en begrip ontwikkeld. Ze zagen de overeenkomsten met de andere geloofsrichtingen. Daarom konden ze dienen terwijl ze de kerk vertegenwoordigden. Ze kregen meer waardering voor de waarde van de Heilige Geest, het priesterschap en de grote liefde die de Heiland voor ons heeft.

We hebben in die zeven jaar niemand tot de kerk bekeerd, maar we hebben zaadjes gezaaid. Vandaag de dag voelen we ons nog gezegend door de mensen in dat kleine dorpje. Ik hoop dat zij gezegend zijn door onze aanwezigheid.